ECLI:NL:RBGEL:2023:4031

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
420180
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van belemmeringen voor de uitoefening van erfdienstbaarheid en afwatering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagden] over de uitoefening van erfdienstbaarheden. [Eiseres] is eigenaar van een perceel en heeft een erfdienstbaarheid van weg en afwatering op het perceel van [gedaagden]. De zaak draait om de plaatsing van een poort door [gedaagden], die de toegang tot de weg belemmert, en om de afwatering van hemelwater van [perceel 1] naar [perceel 2]. [Eiseres] vordert dat de poort wordt verwijderd en dat [gedaagden] maatregelen neemt om de afwatering te waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de erfdienstbaarheid van weg vereist dat de weg te allen tijde vrij moet blijven voor doorgang en dat de poort in strijd is met deze bepaling. De rechter beveelt [gedaagden] om de poort te verwijderen en om maatregelen te nemen voor de afwatering, waaronder het aanbrengen van een dakgoot en het schoonhouden daarvan. Tevens wordt [gedaagden] veroordeeld tot betaling van proceskosten aan [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/420180 / KG ZA 23-183 115 / 1496
Vonnis in kort geding van 14 juli 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. dr. J.J.H. Post te Barneveld,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. P.M.F. Mulder te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juni 2023 met producties,
- de akte in het geding brengen extra producties tevens wijziging/aanvulling van eis van [eiseres] , met bijgevoegd producties 17 tot en met 22,
- de brief van 30 juni 2023 van [eiseres] , met bijgevoegd producties 23 en 24,
- de brief van 5 juli 2023 van [eiseres] , met bijgevoegd producties 25 en 26,
- de conclusie van antwoord van [gedaagden] , met bijgevoegd 31 producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 juli 2023, waaruit volgt dat partijen voor een deel van het geschil een schikking hebben bereikt,
- de spreekaantekeningen van [eiseres] .
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van het perceel aan de [adres+plaats 1] , kadastraal bekend gemeente Garderen, sectie F, [perceel 1] (hierna: [perceel 1] ). Zij is eigenaar geweest van het naastgelegen perceel aan de [adres+plaats 2] , kadastraal bekend gemeente Garderen, sectie F, [perceel 2] (hierna: [perceel 2] ). De ligging van deze kadastrale percelen ten opzichte van elkaar en de openbare weg de [straat] is zichtbaar op onderstaande kadastrale kaart:
AFBEELDIN G I
2.2.
Op 31 januari 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagden] [perceel 2] verkocht. Partijen zijn daarbij onder andere overeengekomen dat er bij levering ten behoeve van [perceel 1] en ten laste van [perceel 2] de volgende erfdienstbaarheden gevestigd zullen worden:
(…)
 In de akte van levering zal een erfdienstbaarheid van waterlossing gevestigd worden ten laste van het verkochte en ten behoeve van de aan verkoper verblijvende delen van vermelde kadastrale percelen.
(…)
 In de akte van levering zal een erfdienstbaarheid van weg gevestigd worden, inhoudende de bevoegdheid om te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [straat] ) op de thans bestaande wijze, ten laste van het verkochte en ten behoeve van de aan verkoper verblijvende delen van vermelde kadastrale percelen. Dit deel van de weg zal te allen tijde vrij moeten blijven voor doorgang en niet gebruikt mogen worden voor bebouwing, stalling of als parkeerplaatsen. Deze weg zal door kopers verhard worden en blijven met betonplaten o.g.
(…)
2.3.
Bij de koopovereenkomst is de volgende tekening gevoegd:
AFBEELDING II
Op deze tekening is bovenin als zwarte balk zichtbaar de [straat] . De erfgrens van [perceel 2] is weergegeven als stippellijn. [perceel 1] ligt aan de onderzijde met daarop onder meer de trainingsmolen. In het geel is weergegeven waar de in de koopovereenkomst genoemde erfdienstbaarheid van weg zal lopen. De erfdienstbaarheid van weg heeft een breedte van 4,5 meter en loopt vanaf de [straat] tot aan de het hek dat op de tekening is aangeduid als “toegangs- + looppoort, welke op de erfgrens tussen de percelen van partijen staat.
Rechts onderin op [perceel 2] is op de tekening afgebeeld een opstal dat gebruikt wordt als stal (hierna: de stal). Aan een deel van het dak van de stal is een dakgoot bevestigd, welke dakgoot is aangewezen op de tekening. Aan het deel van het dak daar rechts van, waar met een pijl de afstand van 3,65 meter naar de erfgrens is ingetekend, is geen dakgoot bevestigd.
2.4.
Op 1 april 2020 heeft [eiseres] [perceel 2] aan [gedaagden] geleverd. In de akte van levering zijn de volgende erfdienstbaarheden opgenomen:
(…)
Vestiging erfdienstbaarheid
Artikel 9.
Verkoper en koper zijn overeen gekomen om bij deze de navolgende erfdienstbaarheden te verlenen en te vestigen, te weten:
a. Ten behoeve van het perceel kadastraal bekend alsvoren [perceel 1]
, heersend erf(eigendom van verkoper) en ten laste van het bij deze akte verkochte perceel kadastraal bekend alsvoren [perceel 2] , dienend erf, de erfdienstbaarheid inhoudende (…) en een recht van waterlossing.
b. (…)
c. Ten behoeve van het perceel kadastraal bekend alsvoren [perceel 1]
, heersend erf(eigendom van verkoper) en ten laste van het bij deze akte verkochte perceel kadastraal bekend alsvoren [perceel 2]
, dienend erf,de erfdienstbaarheid van weg, inhoudende de bevoegdheid om te komen van- en te gaan naar de openbare weg ( [straat] ) op de thans bestaande wijze. Dit deel van de weg zal te allen tijde vrij moeten blijven voor doorgang en niet gebruikt mogen worden voor bebouwing, stalling of als parkeerplaatsen. Deze weg zal door kopers worden en blijven [verhard, toevoeging voorzieningenrechter] met betonplaten.
(…)
De erfdienstbaarheid onder a. zal hierna worden genoemd de erfdienstbaarheid van afwatering en de erfdienstbaarheid onder c. de erfdienstbaarheid van weg.
2.5.
De weg waarop de erfdienstbaarheid van weg betrekking heeft is in opdracht van [eiseres] bestraat met betonplaten. De weg is zichtbaar op onderstaande foto:
AFBEELDING III
De betonplaten zijn gelegd over een breedte van 8 meter.
2.6.
Vanaf 8 april 2020 exploiteert [gedaagden] op [perceel 1] een manege genaamd “ [naam manege] ”.
2.7.
[gedaagden] heeft werkzaamheden uitgevoerd en laten uitvoeren op [perceel 2] die van invloed zijn op de afvoer van hemelwater. Zo is er onder andere een sloot gedempt en zijn er straatkolken en een duiker aangelegd. Ook heeft [gedaagden] bestrating op zijn terrein laten vervangen en daarbij langs een deel van de erfgrens tussen percelen [perceel 1] en [perceel 2] en een betonnen rand laten plaatsen bedoeld als waterkering.
2.8.
In maart 2023 heeft [gedaagden] een elektronisch uitschuifbare poort laten plaatsen, waarmee de weg waarop de erfdienstbaarheid rust, kan worden afgesloten (hierna: de poort). Op de onderstaande foto is de poort in gesloten stand zichtbaar:
AFBEELDING IV

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis en het intrekken van een deel van de vorderingen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de één voldoet de ander is bevrijd,
I. ten aanzien van de poort
primair:beveelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de poort, volledig te ontruimen, te verwijderen en verwijderd te houden, zodanig dat er geen fysieke belemmering meer is voor [eiseres] , en eenieder die zij toegang tot haar eigendom wenst te verlenen voor doorgang, te allen tijde op grond van de erfdienstbaarheid van weg, op straffe van een dwangsom;
subsidiair:beveelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de poort, ter plaatse te ontruimen en te verplaatsen van noord-zuid richting over de betonplaten, naar west-oost richting langs de meest zuidelijke rand van de bestaande betonplaten, waarbij de doorgangsweg met de betonplaten te allen tijde vrij wordt gehouden, zodanig dat er geen fysieke belemmering meer is voor [eiseres] , en eenieder die zij toegang tot haar eigendom wenst te verlenen, voor doorgang te allen tijde op grond van de erfdienstbaarheid van weg, op straffe van een dwangsom;
meer subsidiair:beveelt om de poort, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
- tussen 7:00 uur en 22:00 uur dagelijks open te laten staan,
- te voorzien van een noodstop en inklembeveiliging,
- [eiseres] een fysieke sleutel te geven, en
- de door haar gewenste aantal handzenders, met een maximum aantal van tien te verstrekken en/of tien doorlopend zelfstandig te wijzigen inbelnummers,
teneinde door [eiseres] , en eenieder die zij toegang tot haar eigendom wenst te verlenen, daarmee de poort gedurende de periode van 22:00 uur tot 7:00 uur te kunnen laten openen en sluiten voor doorgang te allen tijde op grond van voornoemde erfdienstbaarheid van weg, op straffe van een dwangsom;
nog meer subsidiair:beveelt om aan [eiseres] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis om het hek dat geplaatst is over de betonplaten:
- te voorzien van een noodstop en inklembeveiliging,
- [eiseres] een fysieke sleutel te geven, en
- de door [eiseres] gewenste aantal handzenders, met een maximum aantal van twintig te verstrekken en/of twintig zelfstandig doorlopend te wijzigen inbelnummers,
teneinde door [eiseres] , en eenieder die zij toegang tot haar eigendom wenst te verlenen, daarmee de poort te kunnen laten openen en sluiten voor doorgang te allen tijde op grond van de erfdienstbaarheid van weg, op straffe van een dwangsom;
uiterst subsidiair:beveelt om die voorziening(en) te treffen, die de voorzieningenrechter geboden acht om [eiseres] , en eenieder die zij toegang tot haar eigendom wenst te verlenen, de mogelijkheid te bieden voor doorgang te allen tijde op grond van de erfdienstbaarheid van weg, op straffe van een dwangsom;
II. ten aanzien van overige belemmeringen voor het gebruik van de weg
beveelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis [eiseres] , en eenieder die zij toegang tot haar eigendom wenst te verlenen, onbeperkt, onvoorwaardelijk en zonder belemmeringen gebruik te laten maken van de erfdienstbaarheid van weg, alsmede om de weg bestaande uit de daar aanwezige betonplaten zoals zichtbaar op de foto in randnummer 2.5. volledig te ontruimen en ontruimd te houden, vrij van alle belemmeringen in de meest ruime zin van het woord, op straffe van een dwangsom;
III. ten aanzien van de afwatering
beveelt om binnen één maand na betekening van dit vonnis een afwateringsmethode (goot dan wel drainage) op [perceel 2] te creëren, waardoor het water van het erf van [eiseres] niet (meer) blijft staan of terugloopt vanuit [perceel 2] naar [perceel 1] en alle zodanige maatregelen te nemen dat de ongestoorde afwatering van het hemelwater van [perceel 1] naar [perceel 2] voortaan onverkort gewaarborgd is en blijft, op straffe van een dwangsom;
IV. ten aanzien van de dakgoten
beveelt om binnen één maand na betekening van dit vonnis de ontbrekende dakgoot vakkundig aan te (doen) brengen en de overige dakgoten rondom twee keer per jaar in maart en in oktober schoon te (doen) maken en te houden alsmede de afvoerleidingen daarvan te (doen) ontstoppen en ontstopt te houden, op straffe van een dwangsom;
V. de kosten
veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de proces- en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente indien betaling niet plaatsvindt binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering onder I stelt [eiseres] dat zij en derden die [perceel 1] bezoeken hinder ondervinden van de poort. [eiseres] hoeft volgens haar deze afsluiting niet te dulden, omdat de erfdienstbaarheid van weg bepaalt dat de weg te allen tijde vrij moet blijven en niet bebouwd mag worden. De poort moet daarom worden verwijderd of, subsidiair, worden verplaatst zodat deze geen belemmering meer vormt. Met het meer, nog meer en uiterst subsidiair gevorderde wil [eiseres] bereiken dat de bezoekers van [perceel 1] onbelemmerd van de weg gebruik kunnen maken doordat zij de poort zelfstandig, dus zonder hulp van [eiseres] , kunnen openen. Aan haar vordering onder II legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagden] in de eerste zes maanden van 2023 meermaals in strijd met de erfdienstbaarheid van weg heeft gehandeld door de weg te blokkeren. Zo werden er op de weg voertuigen geparkeerd of paardentrailers gestald, werden er door een hoefsmid paarden beslagen op de weg en staan er soms lange rijen op de [straat] als de poort niet of niet snel genoeg open gaat. De weg is dus niet te allen tijde vrij geweest, zoals de erfdienstbaarheid van weg vereist. De vorderingen onder III en IV zijn volgens [eiseres] toewijsbaar, omdat [gedaagden] een met de erfdienstbaarheid van afwatering en artikel 5:39 BW strijdige toestand ongedaan moet maken. Met de door [gedaagden] op [perceel 2] uitgevoerde werkzaamheden heeft [gedaagden] volgens [eiseres] de natuurlijke loop van het water van dat perceel veranderd. Het gevolg is dat hemelwater niet meer kan worden afgevoerd vanaf [perceel 1] via een sloot op [perceel 2] naar de sloot langs de [straat] , waardoor bij hevige regenval [perceel 1] deels onder water komt te staan. Daarnaast ontbreekt er een deel van de dakgoot aan het dak van de stal en overstroomt de wel aanwezige dakgoot doordat deze niet schoon wordt gehouden, waardoor het dak van dit gebouw afwatert op [perceel 1] , aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagden] betoogt dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat [eiseres] zelf de wateroverlast veroorzaakt, welke overlast er al was toen de koopovereenkomst werd gesloten, en omdat het recht van erfdienstbaarheid van weg niet wordt belemmerd. Daarom kan [eiseres] een uitspraak in een bodemprocedure afwachten volgens [gedaagden] betoogt vervolgens dat de vordering onder I dient te worden afgewezen. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het [gedaagden] namelijk toegestaan om zijn perceel af te sluiten, ook nu op zijn perceel een recht van erfdienstbaarheid rust, omdat hij [eiseres] een sleutel, meer specifiek een mobiel nummer waarop zij kan inbellen om het hek te openen, heeft verstrekt. De erfdienstbaarheid van weg verbiedt het plaatsen van de poort niet, omdat dit geen “bebouwing” is, nu met bebouwing wordt bedoeld opstallen als een schuur of kippenhok. Bij het afsluiten van zijn perceel heeft [gedaagden] volgens hem belang, omdat dan voorkomen kan worden dat paarden en kinderen de openbare weg op lopen en dat paardentrailers, zadels en andere zaken worden gestolen. Deze belangen kunnen niet meer gediend worden bij verplaatsing van de poort, zoals subsidiair gevorderd, of bij het gedurende de dag open laten staan van de poort, zoals meer subsidiair gevorderd. Voorts betwist [gedaagden] dat hij of bezoekers van [perceel 2] de weg blokkeren of hebben geblokkeerd, zodat de vordering onder II volgens hem eveneens moet worden afgewezen. Voertuigen en trailers staan weliswaar op de betonplaten, maar niet op de weg die maar 4,5 meter breed is. De weg is slechts twee keer geblokkeerd geweest door bezoekers van het perceel van [gedaagden] Tot slot dienen volgens [gedaagden] ook de vorderingen onder III en IV te worden afgewezen. Toen de koopovereenkomst werd gesloten lagen er al waterplassen op [perceel 1] volgens [gedaagden] De wateroverlast wordt veroorzaakt doordat [eiseres] geen onderhoud verricht aan de op haar perceel liggende sloot, die inmiddels is dicht geslibt, aldus [gedaagden] heeft volgens hem werkzaamheden verricht en laten verrichten met de intentie de afwatering van zijn perceel te optimaliseren. De ontbrekende dakgoot was ook al niet aanwezig toen [gedaagden] [perceel 2] van [eiseres] heeft gekocht en de destijds wel aanwezige dakgoten verkeerden toen in dezelfde staat als nu. De dakgoot is schoon. De dakgoot stroomt over, omdat de kolken op [perceel 1] verstopt zijn met als gevolg dat er plassen op de kolken blijven staan, aldus [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de door haar ingestelde vorderingen. Aan de vorderingen is namelijk ten grondslag gelegd dat [gedaagden] voortdurend inbreuk maakt op [eiseres] toekomende rechten van erfdienstbaarheid en haar eigendomsrecht en dat zij daarvan onrechtmatige hinder ondervindt. [1]
[gedaagden] moeten de poort verwijderen
4.2.
Om te kunnen bepalen wat de erfdienstbaarheid van weg inhoudt, dient de notariële akte van vestiging van 1 april 2020 te worden uitgelegd. Bij de uitleg van de akte van vestiging van een erfdienstbaarheid komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. In dit verband komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het geval - met uitzondering van de niet-kenbare bedoeling van degenen die de bepaling van de akte hebben geredigeerd - waarbij de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden tevens van belang is. [2]
4.3.
De erfdienstbaarheid van weg geeft [eiseres] het recht om te komen van en te gaan naar de openbare weg, de [straat] . De akte bepaalt dat de weg te allen tijde vrij moet blijven voor doorgang en niet gebruikt mag worden voor bebouwing, stalling of parkeerplaatsen. De weg is ook drie jaar lang vrij gebleven, totdat in maart 2023 de poort is geplaatst. Dat is in strijd met de erfdienstbaarheid van weg, omdat deze vereist dat de weg te allen tijde vrij is voor doorgang. Dit is met de aanwezigheid van de poort niet langer het geval, nu de poort immers in de regel gesloten zal zijn. Uit de woorden “te allen tijde” volgt dat ook niet kan worden volstaan met het alleen overdag open houden van de poort en het ’s-nachts sluiten daarvan. Alleen de totale afwezigheid van de poort volstaat. Daarbij komt dat de poort, in tegenstelling tot wat [gedaagden] betoogt, een vorm van “bebouwing” is, waarvan de erfdienstbaarheid van weg bepaalt dat deze niet op de weg mag worden geplaatst. De uitleg die [gedaagden] geeft aan het woord “bebouwing”, zijnde dat het zou gaan om opstallen zoals een schuur of kippenhok, ligt niet voor de hand nu de erfdienstbaarheid van weg vermeldt dat er betonplaten op de weg gelegd worden, waardoor het niet mogelijk is dat daarop een schuur of hok gebouwd zou worden. Bovendien volgt uit de woorden dat de weg ten allen tijde vrij moet blijven voor doorgang reeds dat er geen opstallen op de weg gebouwd mogen worden, nu de weg bij de aanwezigheid van een opstal immers niet langer vrij is voor doorgang. Het is daarom aannemelijk dat met dit woord is bedoeld dat geen enkele vorm van bebouwing is toegestaan, dus ook niet de door [gedaagden] geplaatste poort.
4.4.
Dat de erfdienstbaarheid van weg bepaalt dat de weg te allen tijde vrij moet blijven voor doorgang en dat er geen bebouwing is toegestaan, is een belangrijk verschil met de situatie waarover de Hoge Raad heeft geoordeeld in het arrest waar [gedaagden] een beroep op doet. [3] In dat arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de eigenaar van een dienend erf zijn perceel mag afsluiten zolang hij ervoor zorgdraagt dat de eigenaar van het heersende erf onbelemmerde toegang behoudt tot het dienend erf, bijvoorbeeld door hem een sleutel van het hek te geven waarmee het dienend erf wordt afgesloten. In die zaak bepaalde de erfdienstbaarheid echter niet dat de weg te allen tijde vrij moet blijven voor doorgang, noch dat er niet gebouwd mag worden op de weg, zoals in de onderhavige zaak het geval is. Daarom is het recht van [gedaagden] om zijn perceel af te mogen sluiten veel meer beperkt dan in de situatie waarover de Hoge Raad heeft geoordeeld, zodat het beroep van [gedaagden] op dit arrest faalt.
4.5.
De tekst van de erfdienstbaarheid van weg bepaalt niets over de breedte van de weg, noch is gesteld dat er een plaatselijke gewoonte is die hiervoor bepalend kan zijn. Om te kunnen bepalen hoe breed de erfdienstbaarheid van weg is dient daarom op grond van het bepaalde in artikel 5:73 lid 1 BW aansluiting te worden gezocht bij de wijze waarop de erfdienstbaarheid van weg gedurende geruime tijd te goeder trouw zonder tegenspraak is uitgeoefend. De erfdienstbaarheid van weg is naar de stellingen van partijen sinds zij is gevestigd gedurende drie jaar lang te goeder trouw, want volgens de bedoelingen van partijen bij de koopovereenkomst, uitgeoefend over een met betonplaten verhard pad van 4,5 meter breed dat in het verlengde ligt van de doorgang in het hek van [eiseres] , welk hek op de in rechtsoverweging 2.3. opgenomen tekening is aangeduid als “toegangs- + looppoort”. Dat betekent dat de erfdienstbaarheid van weg over een breedte van 4,5 meter mag worden uitgeoefend. Daarom zal [gedaagden] worden bevolen om de poort te verwijderen en verwijderd te houden zoals onder I primair is gevorderd voor zover deze staat op de 4,5 meter brede erfdienstbaarheid van weg in het verlengde van het hek van [eiseres] , en dus niet voor de volle breedte van 8 meter waarover de betonplaten zijn gelegd. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00.
4.6.
Nu de primaire vordering onder I die strekt tot verwijdering van de poort zal worden toegewezen, wordt aan beoordeling van de subsidiaire vorderingen onder I niet toegekomen.
4.7.
Ook de vordering onder II zal worden toegewezen. [gedaagden] heeft erkend dat bezoekers van zijn [perceel 2] in ieder geval twee maal de uitoefening van de erfdienstbaarheid van weg hebben belemmerd door de weg te blokkeren. Dit is in strijd met de erfdienstbaarheid van weg, omdat die bepaalt dat de weg te allen tijde vrij moet blijven voor doorgang. Het bevel zal om dezelfde redenen als voor de vordering onder I zijn gegeven, worden beperkt tot de 4,5 meter brede weg in het verlengde van het hek van [eiseres] . Aan het bevel om [eiseres] zonder belemmeringen van de erfdienstbaarheid van weg gebruik te laten maken zal een dwangsom worden verbonden van € 200,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
4.8.
Tot slot zullen ook de vorderingen onder III en IV worden toegewezen. Vaststaat, nu [gedaagden] dat niet betwist, dat hemelwater niet, althans niet goed, wordt afgevoerd van [perceel 1] naar [perceel 2] . Aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat dit is veroorzaakt door de in opdracht van [gedaagden] uitgevoerde werkzaamheden voor de afvoer van hemelwater op [perceel 2] . [gedaagden] betwist dit weliswaar, nu hij meent dat de wateroverlast wordt veroorzaakt doordat [eiseres] de op haar perceel liggende sloot en kolken niet goed onderhoudt, maar heeft de stelling van [eiseres] dat de sloot nog eind maart 2023 is uitgediept niet meer weersproken. Daarom is aannemelijk dat aan de betwisting van [gedaagden] als onvoldoende gemotiveerd voorbij zal worden gegaan. Op grond van de erfdienstbaarheid van afwatering is [gedaagden] gehouden om water van [perceel 2] te ontvangen, zodat hij ertoe veroordeeld moet worden om maatregelen te nemen om de afvoer van water van [perceel 1] over zijn perceel te waarborgen. Verder erkent [gedaagden] dat hemelwater vanaf het dak van de stal wordt afgewaterd op [perceel 1] . Dit is echter niet toegestaan. [eiseres] is op grond van het bepaalde in artikel 5:38 BW namelijk slechts gehouden om water dat van hoger gelegen erven van nature afloopt te ontvangen. Hemelwater dat van een dak van een gebouw op andermans perceel afloopt, loopt daar echter niet van nature af, zoals wel het geval is bij een beekje of hemelwater dat van hoog naar laag stroomt. Dat de bestaande dakgoot al defect was en voor het overige ontbrak toen [perceel 2] door [eiseres] aan [gedaagden] werd verkocht, doet aan dit oordeel niet af, omdat [eiseres] niet daardoor verplicht wordt om het water dat van het dak van de stal afloopt te ontvangen. [gedaagden] zal daarom worden veroordeeld om het afwateren van het dak van de stal op [perceel 1] te voorkomen. Daarbij zal ook worden bepaald dat [gedaagden] de aanwezige dakgoot aan de stal schoon moet maken en schoon moeten houden en de afvoerleidingen moet ontstoppen en ontstopt moet houden. Dat de dakgoot niet schoon is, is door [gedaagden] weliswaar betwist maar hij heeft niet betwist dat de dakgoot bij regenval overstroomt. Daarom is aannemelijk dat de dakgoot niet schoon en/of ontstopt is, omdat anders de regen via de dakgoot afgevoerd zou kunnen worden. [gedaagden] zal echter niet worden veroordeeld om de dakgoot twee maal per jaar in maart of oktober schoon te maken, omdat dit niets toevoegt aan de veroordeling de dakgoten en afvoerleidingen schoon respectievelijk ontstopt te houden. Aan deze veroordelingen zal een dwangsom worden verbonden van € 200,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
4.9.
Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals door [eiseres] gevorderd, ook omdat [gedaagden] zich daar niet tegen verzet. De belangen van [eiseres] om op korte termijn de erfdienstbaarheid van weg weer te kunnen uitoefenen en geen hinder te ondervinden van water op haar perceel weegt zwaarder dan de belangen van [gedaagden] om zijn perceel te kunnen blijven afsluiten, anderszins de uitoefening van de erfdienstbaarheid van weg te beperken of het nog niet hoeven treffen van maatregelen om de waterhuishouding op [perceel 1] aan te passen, totdat dit vonnis nadat daartegen hoger beroep is ingesteld kracht van gewijsde heeft.
4.10.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proces- en nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
131,27
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
+
Totaal
1.524,27

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één aan het bevel voldoet de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de poort, weergegeven op de foto in randnummer 2.8., te verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze zich bevindt op de 4,5 meter brede erfdienstbaarheid van weg die vanaf de [straat] in het verlengde van het hek van [eiseres] op [perceel 1] loopt, welk hek op de in rechtsoverweging 2.3. opgenomen tekening is aangeduid als “toegangs- + looppoort”,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaald de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van
€ 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagden] niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.3.
beveelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één aan het bevel voldoet de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis [eiseres] onbeperkt, onvoorwaardelijk en zonder belemmeringen gebruik te laten maken van de erfdienstbaarheid van weg die vanaf de [straat] in het verlengde van het hek van [eiseres] op [perceel 1] loopt, welk hek op de in rechtsoverweging 2.3. opgenomen tekening is aangeduid als “toegangs- + looppoort”, alsmede om deze weg volledig te ontruimen en ontruimd te houden,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaald de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van
€ 200,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagden] niet aan de in 5.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.5.
beveelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één aan het bevel voldoet de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om binnen één maand na betekening van dit vonnis een methode van afwatering (goot dan wel drainage) op [perceel 2] te creëren, waardoor het water van [perceel 2] niet op [perceel 1] blijft staan of terugloopt vanuit [perceel 2] naar [perceel 1] en alle zodanige maatregelen te nemen om de ongestoorde afwatering van het hemelwater van [perceel 1] naar [perceel 2] te waarborgen en gewaarborgd te houden,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaald de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van
€ 200,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagden] niet aan de in 5.5. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.7.
beveelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één aan het bevel voldoet de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om binnen één maand na betekening van dit vonnis, de ontbrekende dakgoot aan het dak van de stal aan te brengen of doen aanbrengen en de bestaande dakgoten aan het dak van de stal schoon te maken of schoon te laten maken en schoon te houden en om de afvoerleidingen van deze dakgoot te ontstoppen of te laten ontstoppen en ontstopt te houden,
5.8.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaald de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van
€ 200,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagden] niet aan de in 5.7. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.9.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaald de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.524,27, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.10.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaald de ander in zoverre jegens [eiseres] is bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.

Voetnoten

1.HR 23 april 1982, ECLI:NL:PHR:1982:AG4372. Zie ook Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 mei 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9810.
2.HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904.
3.HR 23-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6598 (Erven Klijs/Ons Belang)).