ECLI:NL:RBGEL:2023:4015

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5873
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving en ontvankelijkheid van bezwaar in omgevingsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [A] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [B]. De zaak betreft een verzoek om handhaving en de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een stal tot woonhuis op het perceel [aan het adres G] in [B]. Eiseres, vertegenwoordigd door gemachtigden [C] en [D], stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat eiseres geen belanghebbende zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 5 juni 2023 behandeld, waarbij ook de derde-partij [E] aanwezig was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feitelijke werkzaamheden van eiseres in de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift. Eiseres voerde aan dat haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden haar als belanghebbende kwalificeerden. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres onvoldoende feitelijke werkzaamheden had verricht om als belanghebbende te worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard, en dat het beroep ongegrond was. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de vereisten voor rechtspersonen om als belanghebbende te worden aangemerkt in bestuursrechtelijke procedures, en de noodzaak van feitelijke werkzaamheden die verband houden met de doelstellingen van de rechtspersoon.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/5873

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023

in de zaak tussen

Stichting [A] , uit [B] , eiseres

(gemachtigden: [C] en [D] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [B]

(gemachtigde: B.A. Straatman en L. van der Cozijnen).
Als derde-partij neemt aan de procedure deel:
[E]in haar hoedanigheid als directeur van Maatschappij tot Exploitatie [A] onder [B] BV (de BV) en als grondeigenaar van [aan het adres G] in [B] (gemachtigde: [J] ).

Inleiding

1. Het college heeft in het besluit van 22 maart 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een stal tot woonhuis op [aan het adres G] in [B] .
1.1.
In de beslissing op bezwaar van 17 november 2021 heeft het college het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Namens eiseres [D] . Namens de derde-partij [E] met gemachtigde. Namens het college zijn gemachtigden verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 27 januari 2021 is door [H] (vergunningaanvrager en erfpachter van [adres I] ) een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van een stal tot woonhuis op het perceel [aan het adres G] in [B] . Het college heeft deze omgevingsvergunning verleend (artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Uit de brief van 19 oktober 2021 blijkt dat Millaard heeft afgezien van zijn optie om het perceel in erfpacht te nemen en hier een recht van opstal op te vestigen ten behoeve van het realiseren van een woonhuis. Landgoed Tongeren is voornemens het perceel aan te bieden aan een andere erfpachter. Ook in dat geval zal de rundveestal worden omgebouwd tot woning daarom heeft de BV verzocht de tenaamstelling te veranderen en op haar naam te zetten.
3. In de beslissing op bezwaar heeft het college het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen belanghebbende is.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaarschrift aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Wat voert eiseres aan?
5. Eiseres voert aan dat het college haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres is het niet eens met het standpunt van het college dat zij geen belanghebbende zou zijn bij de vergunningverlening. Volgens eiseres dient zij gelet op haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden aangemerkt te worden als belanghebbende. Eiseres wijst erop dat een groot deel van de periode voorafgaand aan het bezwaarschrift de mogelijkheden tot feitelijke activiteiten beperkt waren vanwege de coronamaatregelen van de rijksoverheid en de veiligheidsregio's.
Is eiseres belanghebbende?
4. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom.
4.1.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: “degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.”
Op grond van het derde lid worden bij rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4.2.
In vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is overwogen dat de wetgever met artikel 1:2, derde lid, van de Awb veilig heeft willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen. Daarvoor is nodig dat een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen en waarvoor zij zich ook daadwerkelijk inzetten, rechtstreeks bij het besluit is betrokken. [1]
4.3.
Om te kunnen bepalen of het belang van de stichting rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot vergunningverlening is, naast haar statutaire doel, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling.
Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, [2] moet bij de feitelijke werkzaamheden worden gekeken naar de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift. Verder geldt dat het enkel in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Dat geldt ook voor werkzaamheden die daarmee verband houden, zoals het indienen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, het vergaren van informatie ten behoeve van bestuursrechtelijke procedures en het via de website informeren van derden over aanhangige of afgeronde procedures. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen wil aanwenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder zou openstaan (actio popularis). Dat is echter juist niet de bedoeling van de beroepsmogelijkheid voor belanghebbende rechtspersonen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2008. [3]
4.4.
In de statuten van eiseres staat dat zij als doel heeft: “het [A] door onder andere - doch niet uitsluitend - met alle daartoe strekkende wettelijke mogelijkheden: het tegengaan van nieuwe bebouwing binnen [A] en het stimuleren van het afbreken van door de tijd geplaatste (al dan niet illegale) opstallen; het duurzaam beschermen van de natuur- en cultuurhistorische waarden van [A] ; het behoud en het bevorderen van het waardevolle landschap; het tegengaan van ontwikkelingen die afbreuk doen aan de historische kwaliteit van het landgoed Tongeren.”
4.5.
De rechtbank oordeelt dat het opkomen van de stichting tegen de verleende omgevingsvergunning binnen de statutaire doelstelling van de stichting valt.
4.6.
Het bezwaarschrift is gedateerd op 21 april 2021. Dit betekent dat het voor zover hier van belang gaat om de vraag of de stichting in de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift, dus tot 21 april 2021, voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht. [4]
4.7.
Eiseres heeft een overzicht aangeleverd met activiteiten in de periode tussen 12 maart 2020 en 9 oktober 2021. De rechtbank heeft in de uitspraak van vandaag in de procedure 20/4990 de periode beoordeeld tot en met 28 mei 2020. Over die periode heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres onvoldoende feitelijke werkzaamheden uitvoert. Zoals hierboven vermeld dient voor dit bezwaarschrift gekeken te worden naar de feitelijke werkzaamheden die plaatsvonden vóór indiening van het bezwaarschrift.
Eiseres geeft over de periode voorafgaand aan het bezwaarschrift aan dat er op 23 augustus 2020 een wandeling heeft plaatsgevonden langs diverse voederlocaties op [A] . Op 14 december 2020 is een vogelhuisjesactie opgezet door een donateur. Op 21 februari 2021 heeft een fietstocht plaatsgevonden gericht op het inventariseren van natuurherstel van [A] . Verder is er op 15 maart 2021 een publicatie op de internetsite geplaatst over plastic afval in Natura 2000 gebied.
De rechtbank stelt vast dat van de voornoemde activiteiten geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat deze activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Voor zover eiseres heeft gewezen op haar donateurs, blijkt op geen enkele wijze dat eiseres donateurs heeft die regelmatig doneren, dan wel dat er andere sympathisanten zijn die eiseres steunen en bijvoorbeeld deelnemen aan activiteiten of zitting hebben in werkgroepen. Ook financiële stukken waaruit kan worden opgemaakt hoeveel donateurs de stichting heeft ontbreken.
De rechtbank wijst op een in het dossier aanwezige brief van 31 augustus 2021 van [A] met daarbij een overzicht van het aantal door eiseres gevoerde procedures.
Gelet op deze lijst, en ook indien wordt uitgegaan van de door eiseres aangegeven activiteiten, waarvan niet duidelijk is of deze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, volgt dat eiseres verhoudingsgewijs veel procedeert en de feitelijke werkzaamheden beperkt zijn.
4.8.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres onvoldoende feitelijke werkzaamheden uitvoert, oftewel werkzaamheden van enige omvang om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
Dat tijdens de periode die in deze procedure van belang is sprake is geweest van coronamaatregelen betekent weliswaar dat er minder gelegenheid is geweest om activiteiten te ontplooien maar dit betekent niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. De wel uitgevoerde activiteiten zijn onvoldoende om eiseres aan te merken als belanghebbende.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het college heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:35.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4292.