ECLI:NL:RBGEL:2023:4014

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4990
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving door Stichting [A] en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [A] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. De zaak betreft een verzoek om handhaving dat door eiseres, Stichting [A], is ingediend op 6 maart 2020. Het verzoek richtte zich op het gebruik van een bijgebouw voor recreatieve bewoning en de overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Het college heeft het verzoek om handhaving op 21 april 2020 afgewezen en het bezwaarschrift van eiseres gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard in de beslissing op bezwaar van 13 augustus 2020.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 5 juni 2023 behandeld. Eiseres was van mening dat het college haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat er geen sprake was van feitelijke werkzaamheden die eiseres verrichtte ter behartiging van haar doelstellingen in de periode voorafgaand aan de indiening van het bezwaarschrift. De rechtbank concludeert dat het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van feitelijke werkzaamheden voor rechtspersonen om als belanghebbende te worden aangemerkt in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank stelt vast dat de activiteiten van eiseres onvoldoende zijn om aan te tonen dat zij een rechtstreeks belang heeft bij het besluit van het college.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/4990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023

in de zaak tussen

Stichting [A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: [C] en [D] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, het college

(gemachtigde: B.A. Straatman en L. van der Cozijnen).
Als derde-partijen nemen aan de procedure deel:
[F] en [G].
(gemachtigde: mr. [H] ).

Inleiding

1. Het college heeft in het besluit van 21 april 2020 het verzoek om handhaving van eiseres afgewezen.
1.1.
In de beslissing op bezwaar van 13 augustus 2020 heeft het college het bezwaarschrift van eiseres gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard met een aanvulling van de motivering.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres is [D] verschenen. Namens de derde-partijen is hun gemachtigde verschenen. Namens het college zijn gemachtigden verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 6 maart 2020 een verzoek om handhaving ingediend dat ziet op:
1. Het gebruik van een bijgebouw op [het adres I] in [plaats B] voor recreatieve bewoning.
2. Het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op [het adres I] in [plaats B] .
2.1.
Het college heeft in het besluit van 21 april 2020 het handhavingsverzoek afgewezen.
2.2.
In de beslissing op bezwaar van 13 augustus 2020 heeft het college het bezwaarschrift gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard voor het deel dat betrekking heeft op het bijgebouw. Dit heeft het college gedaan omdat eiseres ten aanzien van het gebruik van het bijgebouw in het besluit van 21 april 2020 ten onrechte als belanghebbende is aangemerkt bij het handhavingsverzoek. Omdat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt was volgens het college geen sprake van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent volgens het college dat de reactie op het handhavingsverzoek voor dat deel geen besluit is waartegen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Om die reden heeft het college het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft het college het bezwaarschrift ongegrond verklaard voor het deel dat betrekking heeft op de overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen met aanvulling van de motivering.
2.3.
In het verweerschrift heeft het college een nadere motivering gegeven bij de beslissing op bezwaar. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het tegengaan van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van bestaande legale (bij)gebouwen niet wordt genoemd als doelomschrijving van de Stichting. Daarom heeft eiseres geen rechtstreeks belang bij handhavend optreden tegen het gebruik van het bijgebouw.
2.4.
Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft het college zich op een ander standpunt gesteld, namelijk dat voor de beoordeling of eiseres belanghebbende is gekeken moet worden naar de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van de stichting. Het college heeft aangegeven dat er in de loop van de tijd steeds meer procedures bij zijn gekomen. Met betrekking tot de lijst met activiteiten van eiseres heeft het college twijfels of deze activiteiten allemaal daadwerkelijk plaatsvinden. Eiseres heeft deze activiteiten niet nader onderbouwd terwijl dit door de commissie bezwaarschriften is gevraagd. Volgens het college is de stichting er enkel op gericht om het persoonlijk belang van twee natuurlijke personen te vergroten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Omvang van het geding
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep alleen ziet op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift ten aanzien van het gebruik van het bijgebouw.
Wat voert eiseres aan?
5. Eiseres voert aan dat het college haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres is het niet eens met het standpunt van het college dat het tegengaan van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van bestaande legale (bij)gebouwen niet valt onder de doelomschrijving van de Stichting.
Eiseres wijst erop dat een groot deel van de periode voorafgaand aan het bezwaarschrift de mogelijkheden tot feitelijke activiteiten beperkt waren vanwege de coronamaatregelen van de rijksoverheid en de veiligheidsregio's.
Is eiseres belanghebbende?
6. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat geen sprake is van feitelijke werkzaamheden die eiseres verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling in de periode voorafgaand aan de indiening van het bezwaarschrift. De rechtbank legt hierna uit waarom.
6.1.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: “degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.”
Op grond van het derde lid worden bij rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
6.2.
In vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is overwogen dat de wetgever met artikel 1:2, derde lid, van de Awb veilig heeft willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen. Daarvoor is nodig dat een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen en waarvoor zij zich ook daadwerkelijk inzetten, rechtstreeks bij het besluit is betrokken. [1]
6.3.
Om te kunnen bepalen of het belang van de stichting rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot vergunningverlening is, naast haar statutaire doel, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling.
Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, [2] moet bij de feitelijke werkzaamheden worden gekeken naar de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift. Verder geldt dat het enkel in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Dat geldt ook voor werkzaamheden die daarmee verband houden, zoals het indienen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, het vergaren van informatie ten behoeve van bestuursrechtelijke procedures en het via de website informeren van derden over aanhangige of afgeronde procedures. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen wil aanwenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder zou openstaan (actio popularis). Dat is echter juist niet de bedoeling van de beroepsmogelijkheid voor belanghebbende rechtspersonen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2008. [3]
6.4.
In de statuten van eiseres staat dat zij als doel heeft: “het [A] door onder andere - doch niet uitsluitend - met alle daartoe strekkende wettelijke mogelijkheden: het tegengaan van nieuwe bebouwing binnen het [A] en het stimuleren van het afbreken van door de tijd geplaatste (al dan niet illegale) opstallen; het duurzaam beschermen van de natuur- en cultuurhistorische waarden van het landgoed Tongeren; het behoud en het bevorderen van het waardevolle landschap; het tegengaan van ontwikkelingen die afbreuk doen aan de historische kwaliteit van het [A] .”
6.5.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om handhaving dat is gericht op het gebruik van een bijgebouw op landgoed Tongeren binnen de statutaire doelstelling van de stichting valt.
6.6.
Het bezwaarschrift is ingediend op 28 mei 2020. Dit betekent dat het voor zover hier van belang gaat om de vraag of de stichting in de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift, dus tot 28 mei 2020, voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht. [4]
6.7.
De commissie bezwaarschriften heeft na afloop van de hoorzitting van 2 juli 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld aanvullende informatie in te dienen over de feitelijke werkzaamheden die eiseres verricht over de periode maart 2019 - maart 2020. Eiseres heeft op 10 juli 2020 nadere stukken ingediend. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat eiseres in de periode voorafgaand aan het ingediende bezwaarschrift uitnodigingen heeft gedaan voor overleggen over toekomstplannen voor het landgoed. Eiseres heeft gereageerd op een visiedocument dat ziet op het landgoed, heeft haar website (enigszins) bijgehouden en heeft twee nieuwsbrieven opgesteld. Verder heeft eiseres zich ingezet om een schuur op het landgoed aan te laten wijzen als gemeentelijk monument. Op de website van eiseres zijn een aantal activiteiten vermeld, zoals een opruimactie in december 2019 en een proefwandeling van een wandelroute op het landgoed in november 2019.
De rechtbank stelt vast dat van de voornoemde activiteiten geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat deze activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Voor zover eiseres heeft gewezen op haar donateurs, blijkt op geen enkele wijze dat eiseres donateurs heeft die regelmatig doneren, dan wel dat er andere sympathisanten zijn die eiseres steunen en bijvoorbeeld deelnemen aan activiteiten of zitting hebben in werkgroepen. Ook financiële stukken waaruit kan worden opgemaakt hoeveel donateurs de stichting heeft ontbreken.
De rechtbank wijst op een in het dossier aanwezige brief van 31 augustus 2021 van [A] met daarbij een overzicht van het aantal door eiseres gevoerde procedures.
Gelet op deze lijst, en ook indien wordt uitgegaan van de door eiseres aangegeven activiteiten, waarvan niet duidelijk is of deze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, volgt dat eiseres verhoudingsgewijs veel procedeert en de feitelijke werkzaamheden beperkt zijn.
6.8.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres onvoldoende feitelijke werkzaamheden uitvoert, oftewel werkzaamheden van enige omvang om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
Dat tijdens de periode die in deze procedure van belang is sprake is geweest van coronamaatregelen betekent weliswaar dat er minder gelegenheid is geweest om activiteiten te ontplooien maar dit betekent niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. De wel uitgevoerde activiteiten zijn onvoldoende om eiseres aan te merken als belanghebbende.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het college heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van het gebruik. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:35.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4292.