ECLI:NL:RBGEL:2023:4006

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
AWB – 22 _ 3805
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving door Stichting [A] tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [A] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. De stichting had een verzoek om handhaving ingediend, maar het college verklaarde het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van de stichting tegen deze beslissing behandeld. De stichting stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat zij zich inzet voor het behoud van het landgoed Tongeren en de natuurwaarden daarvan. De rechtbank oordeelde echter dat de stichting onvoldoende feitelijke werkzaamheden had verricht om als belanghebbende te worden aangemerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de criteria van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De rechtbank concludeerde dat de stichting niet voldeed aan de vereisten om als belanghebbende te worden aangemerkt, en verklaarde het beroep ongegrond. De beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren bleef daarmee in stand. De stichting kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023

in de zaak tussen

Stichting [A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigden: [C] en [D] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, het college

(gemachtigde: B.A. Straatman en L. van der Cozijnen).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Boerderij [E], uit [plaats B] , en
[F] en [G]in hun hoedanigheid als directeur / eigenaar van het perceel (gemachtigde: [H] ).

Inleiding

1. Bij besluit van 24 november 2021 heeft het college het verzoek om handhaving van eiseres tegen diverse overtredingen buiten behandeling gelaten.
1.1.
In de beslissing op bezwaar van 20 juni 2022 heeft het college het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Namens eiseres [D] . Namens de derde-partijen [F] met gemachtigde. Namens het college de gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft in de brief van 2 september 2021 verzocht om handhavend op te treden met betrekking tot perceel [adres I] in [plaats B] :
Het verzoek bestaat in hoofdlijnen uit twee delen:
1. Handhaving in verband met afwijkingen van het vingerende bestemmingsplan.
2. Handhaving van de afgesproken uitgangspunten bij de melding
Activiteitenbesluit nr.: DOS-2014-011023. (Punten 3 en 4.)
Het gaat eiseres om de volgende punten:
1. Er wordt een overnachtingsmogelijkheid geboden.
2. Er is sprake van detailhandel.
3. Er is sprake van opslag van grootschalige van hooibalen voor de handel.
4. Het bedrijf komt het natuurbeheer niet na.
5. Het bedrijf is niet meer energieneutraal, daarom is er geen sprake meer van de opgegeven mitigerende maatregelen ingevolge de Natuurbeschermingswet.
3. Bij besluit van 24 november 2021 heeft het college het verzoek om handhaving van eiseres tegen diverse overtredingen buiten behandeling gelaten omdat het college van mening is dat eiseres geen belanghebbende is. Het tegen dit besluit ingediende bezwaarschrift is in de beslissing op bezwaar van 20 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaarschrift aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Wat voert eiseres aan?
5. Eiseres voert aan dat het college haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres is het niet eens met het standpunt van het college dat zij geen belanghebbende zou zijn bij het verzoek om handhaving. Volgens eiseres dient zij gelet op haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden aangemerkt te worden als belanghebbende.
Eiseres wijst erop dat een groot deel van de periode voorafgaand aan het bezwaarschrift de mogelijkheden tot feitelijke activiteiten beperkt waren vanwege de coronamaatregelen van de rijksoverheid en de veiligheidsregio's.
Is eiseres belanghebbende?
6. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom.
6.1.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)wordt onder belanghebbende verstaan: “degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.”
Op grond van het derde lid worden bij rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
6.2.
In vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is overwogen dat de wetgever met artikel 1:2, derde lid, van de Awb veilig heeft willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen. Daarvoor is nodig dat een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen en waarvoor zij zich ook daadwerkelijk inzetten, rechtstreeks bij het besluit is betrokken. [1]
6.3.
Om te kunnen bepalen of het belang van de stichting rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot vergunningverlening is, naast haar statutaire doel, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling.
Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, [2] moet bij de feitelijke werkzaamheden worden gekeken naar de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift. Verder geldt dat het enkel in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Dat geldt ook voor werkzaamheden die daarmee verband houden, zoals het indienen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, het vergaren van informatie ten behoeve van bestuursrechtelijke procedures en het via de website informeren van derden over aanhangige of afgeronde procedures. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen wil aanwenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder zou openstaan (actio popularis). Dat is echter juist niet de bedoeling van de beroepsmogelijkheid voor belanghebbende rechtspersonen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2008. [3]
6.4.
In de statuten van eiseres staat dat zij als doel heeft: “het behoud van het landgoed Tongeren door onder andere - doch niet uitsluitend - met alle daartoe strekkende wettelijke mogelijkheden: het tegengaan van nieuwe bebouwing binnen het landgoed Tongeren en het stimuleren van het afbreken van door de tijd geplaatste (al dan niet illegale) opstallen; het duurzaam beschermen van de natuur- en cultuurhistorische waarden van het landgoed Tongeren; het behoud en het bevorderen van het waardevolle landschap; het tegengaan van ontwikkelingen die afbreuk doen aan de historische kwaliteit van het landgoed Tongeren.”
6.5.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om handhaving binnen de statutaire doelstelling van de stichting valt.
6.6.
Het bezwaarschrift is gedateerd op 31 december 2021, bij het college binnengekomen op 4 januari 2022. Dit betekent dat het voor zover hier van belang gaat om de vraag of de stichting in de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift, dus tot 31 december 2021, voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht. [4]
6.7.
Eiseres heeft een overzicht aangeleverd met activiteiten in de periode tussen 23 augustus 2020 en 20 oktober 2022. De rechtbank heeft in de uitspraak van vandaag in de procedure 21/5873 de periode beoordeeld tot en met 21 april 2021. Over die periode heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres onvoldoende feitelijke werkzaamheden uitvoert.
Zoals hierboven vermeld dient voor dit bezwaarschrift gekeken te worden naar de feitelijke werkzaamheden die plaatsvonden vóór indiening van het bezwaarschrift.
Eiseres geeft over de periode voorafgaand aan het bezwaarschrift aan dat er op 23 april 2021 een lezing heeft plaatsgevonden over Le Chevalier, een vleermuizeninventarisatie op 23 juni en 22 juli 2021, een informatiebijeenkomst op 3 augustus 2021 over de milieueffecten van een boerenbedrijf op de kwetsbare natuur, een inventarisatie van paddenstoelen op 9 oktober 2021 en een wandeling over het landgoed op 18 december 2021.
De rechtbank stelt vast dat van de voornoemde activiteiten geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat deze activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Voor zover eiseres heeft gewezen op haar donateurs, blijkt op geen enkele wijze dat eiseres donateurs heeft die regelmatig doneren, dan wel dat er andere sympathisanten zijn die eiseres steunen en bijvoorbeeld deelnemen aan activiteiten of zitting hebben in werkgroepen. Ook financiële stukken waaruit kan worden opgemaakt hoeveel donateurs de stichting heeft ontbreken.
De rechtbank wijst op de in het dossier aanwezige brief van 31 augustus 2021 van Landgoed Tongeren met daarbij een overzicht van het aantal door eiseres gevoerde procedures.
Gelet op deze lijst, en ook indien wordt uitgegaan van de door eiseres aangegeven activiteiten, waarvan niet duidelijk is of deze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, volgt dat eiseres verhoudingsgewijs veel procedeert en de feitelijke werkzaamheden beperkt zijn.
6.8.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres onvoldoende feitelijke werkzaamheden uitvoert, oftewel werkzaamheden van enige omvang om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
Dat tijdens de periode die in deze procedure van belang is sprake is geweest van coronamaatregelen betekent weliswaar dat er minder gelegenheid is geweest om activiteiten te ontplooien maar dit betekent niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. De wel uitgevoerde activiteiten zijn onvoldoende om eiseres aan te merken als belanghebbende
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het college heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:35.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4292.