Beoordeling door de rechtbank
15. De rechtbank beoordeelt de vraag of eiseres ook recht heeft op milieu-investeringsaftrek voor zover de investering ziet op de appartementen. Meer specifiek verschillen partijen van mening over het antwoord op de volgende vragen:
- Kunnen de appartementen worden aangemerkt als woonhuizen in de zin van paragraaf 1, onderdeel 4, van de Algemene bepalingen van de Milieulijst 2018?
- Is de uitsluiting van de appartementen van de milieu-investeringsaftrek in strijd met doel en strekking van artikel 3.42a van de Wet IB 2001?
16. De rechtbank beoordeelt deze geschilpunten aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
17. De rechtbank komt tot het oordeel dat de appartementen kunnen worden aangemerkt als woonhuizen in de zin van paragraaf 1, onderdeel 4, van de Algemene bepalingen van de Milieulijst 2018. Daarnaast komt de rechtbank tot het oordeel dat de uitsluiting van de appartementen van de milieu-investeringsaftrek niet in strijd is met doel en strekking van artikel 3.42a van de Wet IB 2001. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kunnen de appartementen worden aangemerkt als woonhuizen in de zin van paragraaf 1, onderdeel 4, van de Algemene bepalingen van de Milieulijst 2018?
18. De milieu-investeringsaftrek, ook wel de MIA genoemd, beoogt door middel van een aftrek van de winst investeringen in bedrijfsmiddelen te bevorderen die van belang zijn voor de bescherming van het milieu.De milieu-investeringsaftrek wordt verleend voor investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan die zijn opgenomen in de Milieulijst, in dit geval de Milieulijst 2018.
19. Paragraaf 1, onderdeel 4, van de Milieulijst 2018 bepaalt dat investeringen in woonhuizen, met inbegrip van de gedeelten van andere zaken die dienen voor bewoning, niet in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek. Dit is een categorale uitsluiting van woonhuizen: is het een woonhuis, dan geldt een uitsluiting.
20. De Hoge Raad definieert ‘woonhuizen’ in het kader van de wettelijke investeringsaftrekken als opstallen welke naar aard en inrichting woningen zijn en bestemd zijn als zodanig te worden gebruikt.Een opstal is bestemd om als woning te worden gebruikt indien en voor zover ten tijde van de investering de opstal als woning in gebruik is, dan wel de investerende ondernemer het voornemen heeft aanstonds of na korte tijd de opstal als woning in gebruik te nemen of aan een ander als woning in gebruik te geven.
21. Eiseres stelt dat de RVO de appartementen (eiseres gebruikt de term “hotelkamers”) ten onrechte als woningen heeft aangemerkt. Verweerder heeft het RVO-advies dan ook ten onrechte gevolgd. De reden daarvoor is (in het bijzonder) dat de appartementen niet bestemd zijn als woningen te worden gebruikt. In plaats daarvan is sprake van hotelexploitatie. De huurder stelt de appartementen voor een korte periode van maximaal 6 maanden, in de praktijk gemiddeld 2,9 dagen, beschikbaar aan de personen. Daar komt bij dat de appartementen voor meerdere doeleinden (het gemeentelijke bestemmingsplan, het advies over de brandveiligheid, de exploitatievergunning) niet als woningen zijn aangemerkt, maar als onderdeel van een hotel of logies. Verder hebben de appartementen geen eigen adresaanduiding en zijn de voorgenomen brievenbussen per appartement niet daadwerkelijk gerealiseerd. Indicatief is ook dat de gangen zijn bekleed met een speciale ondergrond tegen lawaaioverlast van rolkoffers en dat de appartementen alleen als onderdeel van een hotelarrangement aan de personen ter beschikking worden gesteld, aldus eiseres.
22. Verweerder stelt dat de appartementen kunnen worden gekwalificeerd als woonhuizen in de zin van de Milieulijst 2018. Uit de feiten blijkt zonder twijfel dat de appartementen voor bewoning zijn ingericht. Daarnaast hebben de appartementen van meet af aan een woonbestemming. Dat volgt in het bijzonder uit de huurovereenkomst. Verweerder betwist dat de appartementen voor gemiddeld 2,9 dagen aan de personen in gebruik worden gegeven. Dat de appartementen voor andere doeleinden dan de milieu-investeringsaftrek niet als woningen worden aangemerkt, doet niet af aan de woonbestemming van de appartementen in het kader van de milieu-investeringsaftrek. Bovendien betwist verweerder dat de appartementen alleen als onderdeel van een hotelarrangement aan de personen ter beschikking worden gesteld.
23. De rechtbank is van oordeel dat de appartementen naar hun aard en inrichting woningen zijn en dat zij bestemd zijn als zodanig te worden gebruikt. De rechtbank geeft daarvoor de volgende redenen. Uit de huurovereenkomst, de bouwovereenkomst en de internetadvertenties blijkt dat elk appartement beschikt over een eigen woon- annex slaapkamer, keuken, badkamer en toilet, waarin voorzieningen en gemakken ruimschoots aanwezig zijn. De aanwezige voorzieningen en gemakken, waaronder uitgebreide faciliteiten in de keuken en de woon/slaapkamer, stellen de personen in staat in de appartementen te verblijven, maaltijden te bereiden en deze dus, al dan niet tijdelijk, als woningen te gebruiken. Van hotelexploitatie kan sprake zijn als komt vast te staan dat de appartementen uitsluitend als onderdeel van een hotelarrangement aan gasten ter beschikking worden gesteld.Een hotelarrangement houdt in dat het gebruik van het betreffende verblijf (slechts) een onderdeel is van een breder pakket aan diensten en faciliteiten, zoals bijvoorbeeld ontbijt en/of diner. Eiseres heeft tegenover verweerders betwisting niet nader onderbouwd, en dus ook niet aannemelijk gemaakt, dat de onderhavige appartementen uitsluitend als onderdeel van een hotelarrangement worden aangeboden. Uit de advertenties op internet volgt dat het enkel boeken van een appartement, zonder ontbijt of andere faciliteiten, tot de mogelijkheden behoort. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt immers dat de gemiddelde duur van het verblijf in de appartementen en de bestemming van de appartementen voor andere doeleinden dan voor de milieu-investeringsaftrek geen omstandigheden zijn die kunnen afdoen aan de woonbestemming van de appartementen in het kader van de milieu-investeringsaftrek.Integendeel, de inschrijving van meerdere personen in de Brp op het adres van het complex is juist een indicatie dat de appartementen als woonhuizen moeten worden aangemerkt, omdat de inschrijving in de Brp eerder past bij een woning dan bij een hotelkamer.
Is de uitsluiting van de appartementen van de milieu-investeringsaftrek in strijd met doel en strekking van artikel 3.42a van de Wet IB 2001?
24. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de uitsluiting van de appartementen van de milieu-investeringsaftrek in strijd is met doel en strekking van artikel 3.42a van de Wet IB 2001. De uitsluiting van woonhuizen is blijkens de parlementaire stukken ingevoerd omdat zich ten aanzien van woonhuizen het gevaar van discriminatie tussen ondernemers en particulieren voortdoet.Het werd ongewenst geacht om via de investeringsaftrek een extra subsidie te geven voor woonhuizen die tot het bedrijfsvermogen van ondernemers voor de inkomstenbelasting behoorden, omdat dit het algemene subsidiebeleid ten aanzien van woonhuizen zou doorkruizen. Eiseres is echter belastingplichtig voor de Vpb, het complex is haar eigendom en zij verhuurt de appartementen aan een derde die deze bedrijfsmatig ter beschikking stelt. De discriminatie die de wetgever met de uitsluiting van woonhuizen heeft willen voorkomen, is dan ook niet aan de orde, aldus eiseres.
25. Verweerder stelt dat de uitsluiting van de appartementen van de MIA niet in strijd is met doel en strekking van de investeringsaftrek. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de uitsluiting van woonhuizen is ingevoerd om discriminatie tussen winstgenieters en particulieren te vermijden.Particulieren hebben namelijk nooit recht op investeringsaftrek. Bovendien blijkt uit de wetsgeschiedenis ook dat het ongewenst wordt geacht om een extra subsidie te geven voor woningen die tot het bedrijfsvermogen behoren, omdat dit het algemene subsidiebeleid doorkruist. Hieruit volgt volgens verweerder dat de wetgever nadrukkelijk een beleidsafweging heeft gemaakt om woningen categoraal uit te sluiten van de investeringsaftrek.
26. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de categorische uitsluiting van woonhuizen in de Milieulijst 2018 gelet op de algemene, niet nader geclausuleerde formulering, geen ruimte om de investeringen op basis van doel en strekking van die bepaling toch voor investeringsaftrek in aanmerking te laten komen.Als sprake is van een woning, dan is de MIA niet van toepassing.De stelling van eiseres, dat de discriminatie die de wetgever vreesde hier niet aan de orde kan zijn, treft geen doel. Eiseres is via de schakelbepalingen in artikel 8 van de Wet Vpb 1969 in velerlei opzicht gelijk te stellen met een ondernemer voor de inkomstenbelasting en bovendien kan ook overigens het opnemen van woningen op de balans van entiteiten het algemene subsidiebeleid ten aanzien van woonhuizen doorkruisen. De beroepsgrond slaagt niet.