In deze zaak heeft verzoekster, na een onrechtmatige herziening en terugvordering van studiefinanciering door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, schadevergoeding gevraagd. De rechtbank Gelderland heeft op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster had eerder, op 21 augustus 2020, een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door de minister op 1 september 2020 was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onrechtmatigheid van het besluit van 10 december 2015 vaststaat, zoals bevestigd door de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2018. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster geestelijk leed heeft ondervonden door de onrechtmatige besluitvorming en heeft de schadevergoeding voor geestelijk letsel vastgesteld op € 4.000,-. Daarnaast zijn de eigen bijdragen voor medische behandelingen en inkomensschade in 2016 beoordeeld. De rechtbank heeft de eigen bijdrage voor medische behandelingen vastgesteld op € 655,85 en de inkomensschade op € 1.143,30. Het totale bedrag dat de minister aan verzoekster moet vergoeden, bedraagt € 5.799,15. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding voor aantasting van eer en goede naam, huishoudelijke hulp en buitengerechtelijke kosten afgewezen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.958,74.