Uitspraak
19.3213 ZW
27 juni 2019, 18/1371 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 27 juni 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep, waarbij de Raad de proceskostenveroordeling heeft behandeld. Namens appellante heeft mr. E.C. de Bie het hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een deskundige benoemd, die op 20 april 2022 een rapport heeft uitgebracht. Op 4 juli 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft op 21 juli 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, zijn alleen de kosten in beroep en hoger beroep aan de orde. De Raad heeft de kosten voor rechtsbijstand begroot op € 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep. Daarnaast zijn er kosten voor deskundigenrapporten van in totaal € 2.402,-. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 4.761,02.
De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot dit bedrag. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 december 2022.