ECLI:NL:CRVB:2022:2849

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
19/3213 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 27 juni 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep, waarbij de Raad de proceskostenveroordeling heeft behandeld. Namens appellante heeft mr. E.C. de Bie het hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een deskundige benoemd, die op 20 april 2022 een rapport heeft uitgebracht. Op 4 juli 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft op 21 juli 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, zijn alleen de kosten in beroep en hoger beroep aan de orde. De Raad heeft de kosten voor rechtsbijstand begroot op € 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep. Daarnaast zijn er kosten voor deskundigenrapporten van in totaal € 2.402,-. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 4.761,02.

De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot dit bedrag. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 december 2022.

Uitspraak

19.3213 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
27 juni 2019, 18/1371 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 29 december 2022
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.C. de Bie hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft een deskundige benoemd. De deskundige heeft op 20 april 2022 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 4 juli 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 21 juli 2022 is namens appellante het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 juli 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase al heeft vergoed en daartegen geen gronden zijn aangevoerd, zijn slechts nog de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten in geding.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hoger beroepschrift).
Appellante heeft in beroep een deskundigenrapport van 11 oktober 2018 ingezonden van verzekeringsarts/medisch adviseur mr. G.J. Kruithof. Voor de werkzaamheden van het onderzoek door Kruithof heeft appellante verzocht om vergoeding van 10 uur op basis van een uurtarief van € 195,- en reistijd- en kilometervergoeding kosten in totaal € 2.395,80 (inclusief omzetbelasting). Deze kosten komen gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. De op de specificatie van de factuur genoemde reistijd- en kilometervergoeding komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet. De werkzaamheden van Kruithof van 10 uur komen voor vergoeding in aanmerking. Met het Uwv wordt geoordeeld dat, conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts), daarbij wordt uitgegaan van een maximaal uurtarief in 2018 van € 122,63. Dit betekent dat een bedrag € 1.226,30 voor vergoeding in aanmerking komt.
Appellante heeft in hoger beroep een deskundigenrapport van 19 december 2019 ingezonden van reumatoloog prof. dr. L.B.A. van de Putte. Voor de werkzaamheden van het onderzoek door Van de Putte heeft appellante verzocht om vergoeding van 6 uur op basis van een uurtarief van € 225,-, reistijd- en kilometervergoeding, administratiekosten en kosten van gebruik Dekkerswald van € 300,- in totaal € 2.644,01 (inclusief omzetbelasting). Deze kosten komen gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. De op de specificatie van de factuur genoemde administratiekosten, de reistijd- en kilometervergoeding en vergoeding voor gebruik Dekkerswald komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet. De werkzaamheden van Van de Putte van 6 uur komen voor vergoeding in aanmerking. Met het Uwv wordt geoordeeld dat de Raad, conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts), daarbij uitgaat van een maximaal uurtarief in 2019 van € 126,47. Dit betekent dat in totaal een bedrag van € 758,82 voor vergoeding in aanmerking komt.
Verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd moet het Uwv in totaal een bedrag van € 2.402,- vergoeden voor de door appellante ingeschakelde deskundigen.
Verder heeft appellante een brief van reumatoloog dr. B.J. Radovits van 8 juni 2018 ingezonden. Voor de verrichtingen van Radovits heeft appellante verzocht een bedrag van € 82,02 inclusief BTW te vergoeden. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking.
De totale proceskostenveroordeling bedraagt dan € 4.761,02.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.761,02.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2022.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) K.M. Geerman