ECLI:NL:RBGEL:2023:2511

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
05-287019-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen uit Doetinchem, die werden beschuldigd van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 mei 2020 op het Schouwburgplein in Doetinchem, waar de verdachten in vereniging geweld hebben gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, geweld hebben gebruikt met een koevoet en andere voorwerpen, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt en geconcludeerd dat de verdachten een significante bijdrage hebben geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft de hoofdverdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor zowel materiële als immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van het geweldsincident. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachten hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.287019.20
Datum uitspraak : 1 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Doetinchem, op of aan de openbare
weg, te weten op/aan het Schouwburgplein, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , door (met
veel kracht) (meermalen) te
- slaan/stompen en/of schoppen trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of
het lichaam van voorgenoemde [benadeelde partij 2] , al dan niet met een
koevoet/stang/staaf althans een hard en/of zwaar voorwerp, en/of
- slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd
en/of het lichaam en/of het (met kracht) duwen van die [benadeelde partij 1]
terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld lichamelijk letsel voor die
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , te weten blauwe plekken en schaafwonden, en
zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel te weten diverse
breuklijnen in het kaakbeen, een breuk in het jukbeen en/of beschadigingen
aan de aangezichtszenuwen voor die [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor meer dan de enkele aanwezigheid van [verdachte] op de plaats delict, waardoor [verdachte] moet worden vrijgesproken. [benadeelde partij 2] heeft [verdachte] alleen herkend op basis van informatie van een persoon die [naam vriend ] zou heten. [benadeelde partij 2] heeft daarnaast bij de rechter-commissaris ook niet beschreven welke handelingen [verdachte] heeft verricht. [benadeelde partij 1] heeft geen enkele geweldshandeling van [verdachte] beschreven. De verklaring van [getuige] over de bijdrage van [verdachte] is niet bruikbaar, omdat [benadeelde partij 1] zelf heeft verklaard dat [verdachte] niet betrokken was bij het geweld richting hem.
Beoordeling door de rechtbank
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag wat er nu op 22 mei 2020 is gebeurd. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij het beantwoorden van die vraag de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] buiten beschouwing te laten. Dat er verschillen te vinden zijn tussen de verklaringen is op zichzelf genomen geen reden om de verklaringen ter zijde te schuiven, ook niet omdat openlijk geweldzaken zich in de regel kenmerken door hectische situaties en (mede daardoor) min of meer uiteenlopende verklaringen.
De verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] bevestigen elkaar en komen daarnaast in grote lijnen overeen met de verklaring van getuige [getuige] . Daaruit is in ieder geval duidelijk geworden dat een groep jongens in een aanvalsgolf op [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] af kwamen, dat er is geslagen, geschopt en geduwd en dat er ook is geslagen met een koevoet of ijzeren voorwerp. Bovendien past het door [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] opgelopen letsel (onder meer diverse breuklijnen in het gezicht in het geval van [benadeelde partij 2] en schaafwonden en blauwe plekken bij [benadeelde partij 1] ) bij de door hen omschreven geweldshandelingen. De rechtbank ziet geen reden om de verklaringen van beide aangevers buiten beschouwing te laten.
[benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2020 rond 21.30 uur op het Schouwburgplein in Doetinchem was met [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] had daarvoor eten besteld bij Metin’s Place en vertelde aan [benadeelde partij 2] dat hij daar ruzie had gehad met [medeverdachte 1] . Kort daarna kwam er een groep van zes personen op hen aflopen, onder wie [medeverdachte 1] . [benadeelde partij 2] herkende een jongen uit die groep als [medeverdachte 2] . De groep omsingelde [benadeelde partij 1] en begon hem te slaan en te schoppen. [benadeelde partij 2] voelde een duw van [medeverdachte 2] , waarna [benadeelde partij 2] zag dat [medeverdachte 2] een koevoet in de mouw van zijn jas had. De twee jongens die [benadeelde partij 1] mishandelden, kwamen daarna op [benadeelde partij 2] aflopen. Toen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] voor hem stonden, zag [benadeelde partij 2] dat [medeverdachte 2] de koevoet uit de mouw van zijn jas haalde en ermee zwaaide. [benadeelde partij 2] voelde dat [medeverdachte 2] met de koevoet tegen zijn gezicht sloeg, waarna [benadeelde partij 2] op de grond viel. Terwijl [benadeelde partij 2] op de grond lag, werd hij door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] geslagen en geschopt. [benadeelde partij 2] kwam na het incident via een vriend van hem, [naam vriend ] , achter de namen van [medeverdachte 3] en [verdachte] . [2]
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2020 bij Metin’s Place in Doetinchem was, waar hij [medeverdachte 1] heeft geslagen. Daarna is hij wat gaan eten met [benadeelde partij 2] op het Schouwburgplein. [benadeelde partij 1] werd gebeld door [medeverdachte 1] , waarop [benadeelde partij 1] vertelde dat hij op het plein zat. Kort daarna kwamen er zes jongens als een groep op [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] afgelopen, onder wie [medeverdachte 1] . [benadeelde partij 1] herkende twee andere jongens uit de groep als [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [benadeelde partij 1] werd omsingeld door de groep en zei tegen [medeverdachte 1] dat hij het wilde uitpraten. Daarop zei [medeverdachte 1] dat hij [benadeelde partij 1] wilde slaan, omdat het probleem anders niet opgelost zou zijn. Vlak daarna voelde [benadeelde partij 1] dat [medeverdachte 1] hem een vuistslag in het gezicht gaf, waarna [benadeelde partij 1] op de grond viel. [benadeelde partij 1] probeerde in een foetushouding zijn hoofd te beschermen, maar voelde ook daarna overal klappen en schoppen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [benadeelde partij 1] zag dat [medeverdachte 2] een ijzeren staaf vast had en dat hij [benadeelde partij 2] sloeg en schopte met de ijzeren staaf. Ook [medeverdachte 1] schopte [benadeelde partij 2] terwijl [benadeelde partij 2] op de grond lag. [3]
[getuige] heeft verklaard dat hij na het incident bij Metin’s Place met [benadeelde partij 1] naar [benadeelde partij 2] op het Schouwburgplein is gegaan. Toen ze daar waren aangekomen, werd [benadeelde partij 1] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] bedreigde [benadeelde partij 1] aan de telefoon en wilde 10 tegen 10 vechten. [medeverdachte 1] kwam naar het plein met vijf andere personen, waarvan [getuige] er naast [medeverdachte 1] drie kende: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . De zes jongens omsingelden [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [getuige] . [benadeelde partij 1] werd geslagen door [medeverdachte 1] en [verdachte] ; [benadeelde partij 2] werd geslagen door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Daarbij werd [benadeelde partij 2] geraakt met een koevoet en viel hij op de grond. [getuige] heeft later de koevoet van [medeverdachte 3] afgepakt. [4]
Openlijke geweldpleging
Openlijke geweldpleging is een misdrijf tegen de openbare orde, waarbij in vereniging geweld wordt gepleegd tegen (in dit geval) personen. Voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt” (zie onder meer: HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209).
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] openlijk geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] . [verdachte] heeft daarbij bewust de confrontatie opgezocht door naar het Schouwburgplein te gaan met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . De groep omsingelde [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] . Er is door de leden van de groep in een voortdurende opeenvolging geweld gebruikt. [verdachte] heeft daarbij tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] geweld gebruikt door hen te slaan en schoppen. Toen [benadeelde partij 1] door het geweld op de grond viel, werd hij verder geslagen en geschopt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ook tegen [benadeelde partij 2] is er door de groep fors geweld gebruikt door het slaan met een koevoet door [medeverdachte 2] . Toen [benadeelde partij 2] hierdoor op de grond was gevallen, werd hij nog geschopt door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . De significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld van [verdachte] kan uit het voorgaande worden afgeleid.
(Zwaar lichamelijk) letsel
De strafverzwarende omstandigheden van artikel 141, tweede lid, Sr zijn alleen van toepassing op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde (zwaar) lichamelijk letsel heeft toegebracht (zie onder meer HR 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2489). Uit het dossier blijkt niet dat het door verdachte zelf gepleegde geweld heeft geleid tot (zwaar) lichamelijk letsel bij [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] . De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 mei 2020 te Doetinchem, op of aan de openbare
weg, te weten op
/aanhet Schouwburgplein, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] , door (met
veel kracht) (meermalen) te
- slaan/stompen en
/ofschoppen trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en
/of
het lichaam van voorgenoemde [benadeelde partij 2] ,
al dan nietmet een
koevoet
/stang/staaf althans een hard en/of zwaar voorwerp, en
/of
- slaan/stompen en
/ofschoppen/trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd
en
/ofhet lichaam en
/ofhet (met kracht) duwen van die [benadeelde partij 1]
terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld lichamelijk letsel voor die
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , te weten blauwe plekken en schaafwonden, en
zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel te weten diverse
breuklijnen in het kaakbeen, een breuk in het jukbeen en/of beschadigingen
aan de aangezichtszenuwen voor die [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een veroordeling rekening te houden met artikel 63 Sr en de overschrijding van de redelijke termijn. Een taakstraf van maximaal 100 uren is een passende straf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
[verdachte] heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijke geweldpleging, waarbij is geslagen met een ijzeren voorwerp en is geschopt en geduwd. Dit geweld ging door toen de slachtoffers op de grond lagen. [benadeelde partij 2] slachtoffer is geworden van de geweldsuitbarsting van de groep, terwijl hij niets met het incident eerder op de avond bij Metin’s Place te maken had. [verdachte] is op de betreffende avond het geweld niet uit de weg gegaan door naar het Schouwburgplein te komen. Na afloop van het geweld zijn de slachtoffers in hulpeloze toestand achtergelaten.
Het gaat om een ernstig en gewelddadig feit, waarmee [verdachte] een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] . Dit soort geweld heeft een enorme invloed op de samenleving, waardoor gevoelens van onveiligheid en intolerantie steeds grotere vormen aannemen. De rechtbank rekent [verdachte] zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het voor beide slachtoffers veel erger had kunnen aflopen.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] is acht geslagen op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 8 maart 2023, waaruit blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank neemt in aanmerking dat artikel 63 Sr van toepassing is, nu verdachte na de pleegdatum van het onderhavige feit is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. Ook houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het incident.
De redelijke termijn is aangevangen op 19 oktober 2020, op welke datum [verdachte] in verzekering is gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 1 mei 2023 en is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met een half jaar. Gezien het feit dat deze termijnoverschrijding verklaarbaar is doordat er getuigen zijn gehoord, kan worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
[verdachte] heeft door het slaan, schoppen en duwen tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] een forse bijdrage geleverd aan het tegen hen toegepaste geweld. Daarbij heeft [verdachte] geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij heeft telkens ontkend dat er door hem geweld is gebruikt. Wel wordt vastgesteld dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een grotere rol in het openlijk geweld hebben gespeeld dan [verdachte] .
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 150 uren met aftrek van de tijd in verzekering aan [verdachte] dient te worden opgelegd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert vergoeding van € 13.411,84 aan materiële schade en € 3.250,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het totaalbedrag van de materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Samsung S9: € 125,00
  • Eigen risico: € 385,00
  • Kosten mr. Zeegers: € 198,63
  • Verlies van arbeidsvermogen: € 12.703,21
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert vergoeding van € 645,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
- Samsung S8: € 570,00
  • Jas: € 50,00
  • Broek: € 25,00
Standpunten
[benadeelde partij 2]
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering deels toe te wijzen met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade die ziet op de Samsung S9 en de kosten van mr. Zeegers is onvoldoende onderbouwd. De schade in de vorm van het verlies van arbeidsvermogen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. In deze posten moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De kosten voor het eigen risico kunnen wel worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade komt volledig voor toewijzing in aanmerking.
De raadsman heeft primair gesteld dat [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de schadevordering vanwege de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair meent hij dat de schadeposten voor de telefoon, mr. Zeegers, de medische kosten en het verlies van arbeidsvermogen onvoldoende zijn onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
[benadeelde partij 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij 1] in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze niet is onderbouwd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade kan deels worden toegewezen, omdat er een forse inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 1] . Voor de hoogte van de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft gevraagd de vordering benadeelde partij deels toe te wijzen met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair gesteld dat [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de schadevordering vanwege de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair moet het materiële deel niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege het ontbreken van onderbouwing.
Overweging van de rechtbank
[benadeelde partij 2]
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade komen de kosten voor het eigen risico (€ 385,00) en de beschadigde Samsung S9 (€ 125,00) de rechtbank redelijk voor en zij zijn een rechtstreeks gevolg van het openlijk geweld. Wat deze posten betreft, zal de vordering worden toegewezen. De kosten van rechtsbijstand van mr. Zeegers zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sr. In dit deel van de vordering zal [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.7.2). Ten aanzien van het verlies van arbeidsvermogen is niet duidelijk geworden of [benadeelde partij 2] een jaar niet heeft gewerkt en wat hier precies de oorzaak van was noch welke inkomsten hij hierdoor is misgelopen. In dit deel van de vordering zal [benadeelde partij 2] eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat [benadeelde partij 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, staat op grond van het voorgaande vast. In dit geval acht de rechtbank een schadevergoeding van € 3.250,- billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend.
Wettelijke rente
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schade van in totaal € 510,00 en de immateriële schade van € 3.250,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 mei 2020.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan [benadeelde partij 2] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank overweegt verder dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 3] ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , en/of [medeverdachte 3] de schade hebben vergoed.
[benadeelde partij 1]
[benadeelde partij 1]
Ten aanzien van de materiële schade, voor zover die ziet op de Samsung S8 (€ 570,00), is gebleken dat [benadeelde partij 1] naar aanleiding van het geweldsincident een nieuwe telefoon heeft gekocht. Niet is gebleken dat de oude telefoon geheel verloren is gegaan en daarnaast is niet duidelijk geworden hoe oud deze telefoon was. Nu wel vaststaat dat de voor- en achterzijde van de oude telefoon van [benadeelde partij 1] zijn beschadigd, zal de rechtbank de schade schatten op € 125,00. Voor het resterende deel van deze vordering zal [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk worden verklaard. Van de jas (€ 50,00) en broek (€ 25,00) is niet komen vast te staan of en, zo ja, in hoeverre deze door het geweld zijn beschadigd of onbruikbaar zijn geworden. Deze schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd en [benadeelde partij 1] zal hierin dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval heeft [benadeelde partij 1] onder meer letsel in de vorm van blauwe plekken en schaafwonden opgelopen. De stelling dat [benadeelde partij 1] een gebroken rib heeft opgelopen als gevolg van het incident, is onvoldoende onderbouwd. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank een schadevergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Voor het overige zal [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Wettelijke rente
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schade van in totaal € 125,00 en de immateriële schade van € 1.000,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 mei 2020.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [medeverdachte 3] wordt verplicht het aan [benadeelde partij 2] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank overweegt verder dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 3] ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , en/of [medeverdachte 3] de schade hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot legt op een
taakstrafvan
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , van een bedrag van
€ 3.760,00;
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , een bedrag te betalen van
€ 510,00aan materiële schade en
€ 3.250,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 47 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , en/of [medeverdachte 3] (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , van een bedrag van
€ 1.125,00;
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , een bedrag te betalen van
€ 125,00aan materiële schade en
€ 1.000,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 21 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , en/of [medeverdachte 3] (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.D. van Egdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, nummer 202011011200, gesloten op 2 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 59-63.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 87-91.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 99-101.