ECLI:NL:HR:2017:2489

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
15/02034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in uitgaansgelegenheid met onduidelijk letsel bij slachtoffer

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De feiten dateren van 10 mei 2013, toen de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [betrokkene 1], in Lelystad. Het geweld bestond uit duwen, trekken, schoppen en slaan, wat leidde tot lichamelijk letsel bij het slachtoffer, waaronder bloeduitstortingen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2004:AR3230) en stelt dat de zwaardere strafbedreiging van artikel 141, tweede lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het letsel heeft toegebracht. De bewijsvoering in deze zaak laat niet zien dat het door de verdachte gepleegde geweld het letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Hierdoor is de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

26 september 2017
Strafkamer
nr. S 15/02034
IV/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 22 april 2015, nummer 21/006041-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben B.P. de Boer en R. van Leusden, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde, voor zover inhoudende dat de verdachte letsel heeft toegebracht aan [betrokkene 1] , niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 mei 2013 te Lelystad met anderen op of aan de openbare weg, [a-straat] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 1] , welk geweld bestond uit het duwen en trekken en schoppen en slaan en een knietje geven tegen het lichaam van [betrokkene 1] , waarbij hij, verdachte, (met kracht) heeft geschopt en geslagen tegen het lichaam van [betrokkene 1] , en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (bloeduitstortingen) voor [betrokkene 1] ten gevolge heeft gehad."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een schriftelijk stuk houdende een proces-verbaal van aangifte, op ambtsbelofte opgemaakt op 10 mei 2013 door [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Flevoland, opgenomen in de pagina's 1 en 2 van een dossier van de politie Flevoland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [betrokkene 1] :
Op 10 mei 2013 kwam ik na het stappen met een taxi thuis aan [a-straat] in Lelystad. Ik zag dat er een grote groep van tien tot vijftien personen voor de deur stond. Er kwam een aantal personen, minstens vijf personen, op mij aflopen die mij gedurende minstens vijf minuten over mijn hele lichaam begonnen te schoppen en slaan. Ik voel een zwelling in mijn gezicht en heftige pijn in mijn onderrug.
2. Een schriftelijk stuk houdende een geneeskundige verklaring/letselbeschrijving, opgemaakt op 15 mei 2013 door S. van den Berg, arts, werkzaam bij de GGD Flevoland, opgenomen in de pagina's 286 t/m 289 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van de arts:
Achternaam: [betrokkene 1]
Datum onderzoek: 15-05-2013
Uitwendig waargenomen letsel:
Betrokkene toont mij een foto waarop een fractuur van een linker dwarsuitsteeksel van een rugwervel te zien is. Betrokkene geeft aan dat het zijn derde rugwervel betreft.
Bloeduitstorting, boven het rechter ooglid, onder het rechter oog, hoog aan de rug in het midden, de bekkenrand rechts en op de rug links.
3. Een schriftelijk stuk houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt op 11 mei 2013 door [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Flevoland, en [verbalisant 3] , hoofdagent van de politie Flevoland, opgenomen in de pagina's 286 t/m 289 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [betrokkene 2] :
Ik heb gezien dat het slachtoffer (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) op de grond is gevallen.
Er stonden op dat moment drie personen om de gevallen man heen.
als vragen van de verbalisanten:
Wie waren de jongens die bij de man stonden die op de grond lag en wat heb jij deze jongens zien doen?
als verklaring van [betrokkene 2] :
[verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ), [medeverdachte] (het hof begrijpt [medeverdachte] ) en [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [betrokkene 3] ).
Ik zag dat [betrokkene 3] de man vast hield en dat [verdachte] en [medeverdachte] de man hebben geslagen aan de zijkanten van de ribbenkast van die man.
[betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ) heeft de man geduwd en naar de grond gebracht.
Ik zag dat [betrokkene 4] vanuit de loop met kracht met zijn rechter been uithaalde naar het slachtoffer.
als vraag van de verbalisanten:
Wie heeft iedereen op lopen kloten?
als verklaring van [betrokkene 2] :
[betrokkene 4] . Hij zocht ruzie met mensen.
4. Een schriftelijk stuk houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt op 12 mei 2013 door [verbalisant 2] voornoemd en [verbalisant 3] voornoemd, opgenomen in de pagina's 334 t/m 338 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [medeverdachte] :
Bij die schermutseling (het hof begrijpt: de schermutseling als bedoeld in de aangifte van [betrokkene 1] ) heb ik met kracht een knietje gegeven.
[betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ) had ruzie met hem (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ). Hij (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ) stond te duwen en te trekken.
als vraag van de verbalisanten:
Heb je vrienden zien slaan?
als verklaring van [medeverdachte] :
[betrokkene 4] , en toen kwam het groepje dat er om heen stond.
als vraag van de verbalisanten:
Wie is de aanjager hiervan?
als verklaring van [medeverdachte] :
[betrokkene 4] .
5. Een schriftelijk stuk houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed opgemaakt op 13 mei 2013 door [verbalisant 4] , hoofdagent van de politie Flevoland, opgenomen in de pagina's 339 en 340 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [medeverdachte] :
[betrokkene 4] sloeg het slachtoffer (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) en toen sprong de rest er ook op. Ik heb het slachtoffer een knietje gegeven.
[betrokkene 3] stond ook in de groep die bezig was met het slachtoffer.
als vraag van de verbalisant:
En met bezig zijn bedoel je dat er geslagen en geschopt wordt.
als verklaring van [medeverdachte] :
Ja.
6. Een schriftelijk stuk houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed opgemaakt op 11 mei 2013 door [verbalisant 4] voornoemd, opgenomen in de pagina's 356 t/m 359 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [betrokkene 5] :
In de nacht van 9 op 10 mei (het hof begrijpt: van 9 op 10 mei 2013) zijn [medeverdachte] (het hof begrijpt [medeverdachte] ) en ik naar I'M geweest. Ik hoorde dat er een vriend was geslagen.
Toen gingen we verhaal halen en kregen we het met een paar jongens aan de stok.
als vraag van de verbalisant:
Wie is "we"?
als verklaring van [betrokkene 5] :
[medeverdachte] , [betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ) en [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ).
als vraag van de verbalisant:
Hoe komen jullie op [a-straat] ?
als verklaring van [betrokkene 5] :
De jongen (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) zat in een taxi. Buiten stond een groepje onder wie [betrokkene 4] en hij (zei) dat we achter die taxi aan moesten rijden.
De man die later geslagen is, stapte uit. [betrokkene 4] ging met hem in discussie. Er kwamen er een paar bij en toen werd er gevochten. [betrokkene 4] heeft zeker een tik uitgedeeld.
6. Een schriftelijk stuk houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed opgemaakt op 12 mei 2013 door [verbalisant 3] voornoemd, opgenomen in de pagina's 381 t/m 385 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [verdachte] :
[betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ) en die man (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) waren aan het duwen en trekken.
Ik zag [medeverdachte] (het hof begrijpt [medeverdachte] ) meedoen in die vechtpartij (het hof begrijpt: de vechtpartij als bedoeld in de aangifte van [betrokkene 1] ). Ik zag dat [medeverdachte] de man had geslagen en geschopt.
[betrokkene 4] maakte schoppende en slaande bewegingen (het hof begrijpt: richting [betrokkene 1] ). Ik zag dat hij indraaide en de man schopte.
Ik heb hem (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) nog een schop gegeven."
2.3.1.
Art. 141, eerste en tweede lid, Sr luidt:
"1. Zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en
zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
2. De schuldige wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie, indien hij opzettelijk goederen vernielt of indien het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien dat geweld de dood ten gevolge heeft."
2.3.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3230, overwogen dat:
"de in art. 141, tweede lid onder 1°, Sr opgenomen zwaardere strafbedreiging alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht, zodat de verdachte niet op grond van deze bepaling strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel. Dit volgt uit de wetsgeschiedenis van dit artikellid. De Wet van 25 april 2000, Stb. 2000, 173, waarbij onder meer art. 141 Sr is gewijzigd, heeft daarin geen verandering gebracht, in aanmerking genomen dat de Minister bij de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel - voor zover hier van belang - het volgende heeft geantwoord op hem gestelde vragen:
"Deze leden vragen voorts of de algemene deelnemingsvormen van toepassing zijn op het tweede lid. In dat verband kan voorop worden gesteld, dat het niet goed met de tekst van het tweede lid te rijmen zou zijn, wanneer de strafverzwarende omstandigheden die in dat artikellid expliciet tot bepaalde plegers beperkt worden, bijvoorbeeld via de algemene deelnemingsregeling toch voor rekening van anderen zouden kunnen komen."
(Kamerstukken II, 1998-1999 26 519, nr. 6, blz. 23)."
2.4.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat het het door de verdachte op [betrokkene 1] uitgeoefende geweld is geweest waardoor bij [betrokkene 1] het bewezenverklaarde letsel is ontstaan, is de bewezenverklaring in zoverre onvoldoende met redenen omkleed.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.S.G.N.A.I. van de Griend in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2017.