Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[naam gedaagde 3],
1.[naam gedaagde 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 februari 2021,
- de brief van 19 mei 2021 van [gezamenlijke gedaagden] met producties 8 en 9,
- de brief van 27 mei 2021 van [gezamenlijke eisers] met producties 11, 12 en 13,
- de brief van 3 juni 2021 van [gezamenlijke gedaagden] ,
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 8 juni 2021.
Dit plan is uiteindelijk na verzet van [gezamenlijke eisers] niet uitgevoerd.
- een emailbericht van 30 november 2018 van [gezamenlijke gedaagden] aan de politie waarin [gezamenlijke gedaagden] de politie vraagt om de informatie te verstrekken die hen bekend is over [gezamenlijke eisers] .
- een emailbericht van 13 december 2018 van de politie aan de Gemeente met als bijlage een ‘Informatierapport Bibob’.
Met een e-mailbericht van 24 maart 2019 aan [gezamenlijke eisers] bericht [gezamenlijke gedaagden] dat hij informatie heeft gekregen van de Gemeente, maar dat hij daarover geen inhoudelijke mededelingen kan doen nu op hem een geheimhoudingsplicht rust. Ook staat in dit bericht dat de opdracht is ingetrokken en dat [gezamenlijke gedaagden] daarom de aan hem verstrekte informatie heeft vernietigd.
Met een brief van 22 november 2019 heeft de officier van Justitie aan de toenmalige advocaten van [gezamenlijke eisers] meegedeeld dat dit geen strafbaar feit oplevert.
3.Het geschil
- en dus voordat die wet van toepassing was - informatie over [gezamenlijke eisers] gedeeld met [gezamenlijke gedaagden] . Dit is onrechtmatig en zeer schadelijk voor [gezamenlijke eisers] . [gezamenlijke eisers] stelt een rechtmatig belang te hebben bij afgifte en inzage in voormelde bescheiden om te kunnen vaststellen in welke mate de Gemeente en [gezamenlijke gedaagden] onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld en om vast te stellen aan welke derden [gezamenlijke gedaagden] de informatie ter beschikking heeft gesteld, zodat deze derden benaderd kunnen worden en verdere verspreiding van de informatie door vernietiging kan worden voorkomen. De bescheiden zijn volgens [gezamenlijke eisers] voldoende bepaald omdat ze concreet en zo exact als mogelijk zijn omschreven en in de tijd beperkt. Er kan volgens [gezamenlijke eisers] geen twijfel over bestaan welke bescheiden onder de reikwijdte van de vordering vallen. Voormelde bescheiden zien verder op een rechtsbetrekking waarbij [gezamenlijke eisers] partij is, te weten het onrechtmatig handelen van de Gemeente en/of [gezamenlijke gedaagden] doordat [gezamenlijke gedaagden] zich heeft gemengd in het Bibob-onderzoek, gegevens uit gesloten bronnen heeft opgevraagd en ontvangen en vervolgens verder heeft verspreid, onder meer naar een werknemer. Er zijn volgens [gezamenlijke eisers] geen gewichtige redenen die zich tegen afgifte verzetten. [gezamenlijke gedaagden] heeft geen belang bij de stukken nu de heer [gezamenlijke gedaagden] zelf heeft verklaard dat hij de informatie over [gezamenlijke eisers] al zou hebben vernietigd. [gezamenlijke eisers] stelt als werkwijze voor dat de deurwaarder vaststelt in hoeverre de beslagen bescheiden kwalificeren als voormelde bescheiden waarna de definitieve dataset aan [gezamenlijke eisers] beschikbaar wordt gesteld. Aangezien hierbij de medewerking van [gezamenlijke gedaagden] vereist kan zijn, verzoekt [gezamenlijke eisers] een dwangsom op te leggen.
4.De beoordeling
(i) dat [gezamenlijke eisers] c.s. een rechtmatig belang heeft bij de bescheiden,
(ii) dat het gaat om bepaalde bescheiden, en
(iii) deze bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij [gezamenlijke eisers] partij is.
Deze maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van de eiser om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van gedaagde om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. De maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen (zie HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)