Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2022
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [A] , te [plaats B] .
Procesverloop
.
Overwegingen
.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WW-uitkering aan een voormalig gemeenteambtenaar, die per 1 november 2020 ontslag had gekregen. De werkgever, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst, betwistte de toekenning van de uitkering door het UWV, stellende dat de werknemer verwijtbaar werkloos was geworden omdat het ontslag op eigen verzoek was verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer sinds 1974 in dienst was en dat er in 2018 een vaststellingsovereenkomst was ondertekend, waarin afspraken waren gemaakt over de beëindiging van de arbeidsverhouding. De rechtbank oordeelde dat de vraag of de vaststellingsovereenkomst was nagekomen buiten de reikwijdte van het geding viel. De rechtbank concludeerde dat de werknemer niet verwijtbaar werkloos was geworden, omdat de beëindiging van het dienstverband niet op eigen verzoek was geschied, maar dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechtbank verklaarde het beroep van de werkgever ongegrond en bevestigde de toekenning van de WW-uitkering aan de werknemer.