ECLI:NL:RBGEL:2022:6505

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
05/880869-18 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van Roemeense vrouw in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft een Roemeense vrouw, aangeduid als [slachtoffer 1], van Roemenië naar Nederland vervoerd met het oogmerk haar in de prostitutie te laten werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op een of meer tijdstippen tussen 10 maart 2018 en 14 maart 2018, samen met de medeverdachte, [slachtoffer 1] heeft aangeworven en meegenomen, waarbij de omstandigheden zodanig waren dat uitbuiting kon worden verondersteld. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer 1] en haar vriendin, [naam vriendin slachtoffer], als bewijs gebruikt, ondanks dat er twijfels waren over de betrouwbaarheid van sommige verklaringen. De verdachte heeft verklaard dat hij onder druk stond van de medeverdachte en dat hij niet volledig op de hoogte was van de situatie van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wist dat [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie verkeerde en dat hij medeplichtig was aan de mensenhandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 164 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische klachten en de lange periode van onzekerheid over de strafrechtelijke vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880869-18
Datum uitspraak : 21 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. R.W.J.H.A. Neijndorff, advocaat in 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 maart 2018 t/m 14 maart 2018 te Nijmegen en/of elders in Nederland en/of te Roemenië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] (zaaksdos. 1)
(sub 3)
(telkens) heeft aangeworven, mede genomen en/of ontvoerd met het oogmerk die ander in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] in Roemenië benaderd en onder valse voorwendselen meegenomen in een auto van Roemenië naar Nederland (Nijmegen), waarbij zij onderweg is gedrogeerd en onder invloed van alcohol is gebracht en/of
- geweld gepleegd ten aanzien van [naam vriendin slachtoffer] een vriendin van die [slachtoffer 1] ) in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] onderweg verkracht en/of
- de identiteitskaart van die [slachtoffer 1] afgenomen en/of
- de portieren van de auto vergrendeld waardoor die [slachtoffer 1] niet kon ontsnappen en/of
- die [slachtoffer 1] meegedeeld dat zij een schuld had bij verdachte en/of diens mededader(s) voor de reis, die zij door middel van prostitutiewerk zou moeten terugbetalen en/of dat zij (daarna) aan verdachte en/of diens mededader(s) 50% van de prostitutieopbrengst zou moeten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] naar de prostitutielocatie (in Nijmegen) gebracht waar haar werd meegedeeld dat als zij niet in de prostitutie zou gaan werken zij zou worden verkocht en/of vastgebonden en/of
-die [slachtoffer 1] meegedeeld dat zij de volgende dag zou beginnen met werken als prostituee vanuit deze locatie en/of
- een seksadvertentie voor die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] geïnstrueerd ten aanzien van de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer 1] meegedeeld welke prijzen zij moest vragen aan de klant voor de diverse seksuele handelingen die zij zou moeten verrichten
- terwijl die [slachtoffer 1] (zijnde een vrouw van Roemeense afkomst) niet of nauwelijks de Nederlandse taal machtig was en/of onbekend in Nederland was en/of vanuit haar thuissituatie verkeerde in een financieel erbarmelijke situatie,
- ( aldus) die [slachtoffer 1] in een (verder) van zijn/hen, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie heeft gehouden;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, [slachtoffer 1] van Roemenië naar Nederland heeft vervoerd met het oogmerk hier in de prostitutie te werken onder omstandigheden die uitbuiting veronderstellen. Dit levert ‘medebrengen’ op, als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder sub 3, Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarbij heeft verdachte een significante rol gehad en zodanig nauw en bewust samengewerkt met medeverdachte [naam medeverdachte 1] , dat sprake is van medeplegen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan mensenhandel. Ten aanzien van de overige ten gelaste gelegde gedragingen, met inbegrip van de opgenomen geweldshandelingen, is vrijspraak gevorderd. Volgens de officier van justitie kan niet worden vastgesteld dat verdachte hieraan een materiële of intellectuele bijdrage heeft geleverd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mensenhandel. Daartoe is primair aangevoerd dat de verklaringen die [slachtoffer 1] , de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] , en [naam vriendin slachtoffer] bij de Roemeense politie hebben afgelegd, zijn gestuurd en onvolledig en onjuist zijn geverbaliseerd. De overige door [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] afgelegde verklaringen bevatten zoveel innerlijke en onderlinge tegenstrijdigheden dat deze niet betrouwbaar zijn en daarom evenmin voor het bewijs mogen worden gebruikt. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat steunbewijs voor de ten laste gelegde feitelijkheden ontbreekt. Voorts is betwist dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Verdachte wist niet dat [slachtoffer 1] naar Nederland werd gehaald om in de prostitutie te werken. Daarnaast moest verdachte van [naam medeverdachte 1] met hem naar Roemenië rijden; hij kreeg niet de keuze om thuis te blijven. Verdachte was bang van [naam medeverdachte 1] en werd door hem bedreigd, zoals blijkt uit tapgesprekken.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] niet betrouwbaar zijn. Daarnaast bevatten de verklaringen door [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] , afgelegd in Roemenië, ongeregeldheden en onjuistheden.
De rechtbank zal terughoudend zijn met het gebruik van verklaringen die door [slachtoffer 1] en/of andere Oost-Europese vrouwen in het onderzoek zijn afgelegd en deze alleen gebruiken voor zover de verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de verklaringen door [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] afgelegd in Roemenië overweegt de rechtbank dat, wat er ook zij van de wijze waarop de verhoren aldaar hebben plaatsgevonden en zijn geverbaliseerd, zij die verklaringen niet voor het bewijs zal gebruiken. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaringen die [slachtoffer 1] kort na het feit ten overstaan van de Nederlandse politie heeft afgelegd en de verklaringen die [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] ten overstaan van de rechter-commissaris – in het bijzijn van de raadslieden van de verdachte en de medeverdachten – hebben afgelegd. Daarbij stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] tijdens de Nederlandse verhoren op een aantal punten wisselend en tegenstrijdig hebben verklaard. De rechtbank zal voor zover zich dat voordoet terughoudend zijn met het gebruik van deze verklaringen voor het bewijs. De rechtbank ziet echter, anders dan betoogd door de raadsman, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van hun verklaringen voor zover die steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal deze verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] in zoverre dan ook voor het bewijs gebruiken.
Bewijsmiddelen
Op 14 maart 2018 heeft een bestuurlijke controle plaatsgevonden op het adres [adres] . De aanleiding van de bestuurlijke controle was het aantreffen van een seksadvertentie op de website www.Seksjobs.nl. In de advertentie stond de werknaam van de prostituee ‘ [naam medeverdachte 2] ’ vermeld. Tijdens de controle legitimeerde ‘ [naam medeverdachte 2] ’ zich met een Nederlands rijbewijs waarop de naam [naam medeverdachte 2] stond. [naam medeverdachte 2] verklaarde dat zij als prostituee werkte en haar diensten vanuit deze woning aanbood. In de woning werd een tweede vrouw aangetroffen, die zich legitimeerde met een geldig Roemeense identiteitskaart als [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] . Verder waren in de woning aanwezig [verdachte] , verdachte, en medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna ook: [naam medeverdachte 1] ). Ten tijde van de bestuurlijke controle lag de identiteitskaart van [slachtoffer 1] in de auto van verdachte. [2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met haar Roemeense vriendin [naam vriendin slachtoffer] – de rechtbank begrijpt [naam vriendin slachtoffer] – had besproken dat zij op zoek was naar werk in het buitenland. [naam vriendin slachtoffer] kende [naam medeverdachte 1] – de rechtbank begrijpt medeverdachte [naam medeverdachte 1] - en nam met hem contact op. Vervolgens werden [slachtoffer 1] en [naam vriendin slachtoffer] in de avond van 11 maart 2018 in hun woonplaats in Roemenië met de auto opgehaald door [naam medeverdachte 1] en een vriend van hem met de bijnaam [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte). In het begin leek [naam medeverdachte 1] aardig. Onderweg in de auto kregen [naam vriendin slachtoffer] en [naam medeverdachte 1] ruzie. [naam vriendin slachtoffer] schreeuwde dat [naam medeverdachte 1] hen wilde verkopen en rende de auto uit. [verdachte] heeft [naam vriendin slachtoffer] hierop bij haar armen gepakt en haar geforceerd terug in de auto gezet. [naam medeverdachte 1] zette zijn hand op de mond van [naam vriendin slachtoffer] , waardoor [naam vriendin slachtoffer] rustig werd. Korte tijd later stopten zij bij een pension in Roemenië en vluchtte [naam vriendin slachtoffer] opnieuw de auto uit. [verdachte] ging achter [naam vriendin slachtoffer] aan. [naam vriendin slachtoffer] vroeg het personeel om de politie te bellen. [naam medeverdachte 1] zei tegen [slachtoffer 1] dat zij niet naar [naam vriendin slachtoffer] moest luisteren, dat het goed zou komen, dat zij geld zou verdienen om met haar dochtertje te kunnen verhuizen. Hierna is [slachtoffer 1] met [naam medeverdachte 1] en [verdachte] verder gereden. Onderweg in de auto deelde [naam medeverdachte 1] haar mee dat zij in Nederland drie maanden in de prostitutie ging werken, de helft van de opbrengst aan hem zou moeten afstaan en € 1.000 voor de reis van haar en haar vriendin ( [naam vriendin slachtoffer] ) naar Nederland aan hem moest betalen. [slachtoffer 1] hoorde [naam medeverdachte 1] tegen [verdachte] zeggen dat als zij niet zou doen wat hij wilde, hij haar zou verkopen; zij dachten dat zij toen sliep. Aangekomen bij een tweede pension in Roemenië, kreeg [slachtoffer 1] van [naam medeverdachte 1] te horen dat zij samen met hem op één kamer zou slapen. In de kamer heeft zij onder dwang van [naam medeverdachte 1] seks met hem gehad. De volgende dag zijn zij verder gereden en op 13 maart 2018 is zij met [naam medeverdachte 1] en [verdachte] aangekomen op het adres in Nederland, waar later de politie is gekomen. Onderweg naar Nederland heeft [naam medeverdachte 1] haar identiteitskaart afgenomen. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn bijnaam [verdachte] is. Hij is in opdracht van [naam medeverdachte 1] met zijn eigen auto met [naam medeverdachte 1] van Nijmegen naar Roemenië gereden om voor [naam medeverdachte 1] een vrouw op te halen, naar later uit zijn verklaringen volgt de blonde vrouw. Voorafgaand aan hun vertrek naar Roemenië had [naam medeverdachte 1] hem verteld dat hij in Roemenië een vervanger ging ophalen voor zijn partner [naam medeverdachte 2] , die in de prostitutie werkte. In Iasi, Roemenië, ontmoetten verdachte en [naam medeverdachte 1] een brunette die verdachte op de aan hem getoonde foto herkent als [slachtoffer 1] , en een blonde vrouw, de rechtbank begrijpt [naam vriendin slachtoffer] . Kort voorafgaand aan de ontmoeting, hadden de blonde vrouw en [naam medeverdachte 1] telefonisch contact met elkaar. [naam medeverdachte 1] vertelde verdachte dat hij eerder een relatie met haar had gehad. In de eerste instantie wilden beide vrouwen naar Nederland komen. Aan het begin van de reis was de sfeer in de auto goed. Na enige tijd schreeuwde de blonde vrouw in de auto dat zij werd ontvoerd en zij vroeg verdachte om hulp. De blonde vrouw sprong uit de auto. [naam medeverdachte 1] is achter de vrouw aan gegaan. Even later zaten [naam medeverdachte 1] en de blonde vrouw weer in de auto. Toen de blonde vrouw bij een pension opnieuw de auto uitging en daar achterbleef, zei de brunette dat zij niet terug wilde naar de armoede in Roemenië en naar Nederland wilde om te werken. Aangekomen bij een tweede pension, heeft [naam medeverdachte 1] de brunette bij de onderarm vastgepakt en naar een kamer geleid. Verdachte had het idee dat de brunette niet met [naam medeverdachte 1] mee wilde. Verdachte werd door [naam medeverdachte 1] naar een andere kamer gestuurd; [naam medeverdachte 1] probeerde van hem af te komen. De volgende dag hing er een rare sfeer in de auto. De brunette zei geen woord meer. Het gedrag van [naam medeverdachte 1] was net zo raar. Verdachte vermoedde dat er iets was gebeurd tussen [naam medeverdachte 1] en de brunette, dat er iets niet klopte. [4] Na de overnachting in het pension lag de identiteitskaart van [slachtoffer 1] in het dashboard voor in de auto. [5] [slachtoffer 1] zat achterin. [6]
Ook heeft verdachte verklaard dat hij [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] al geruime tijd kende voordat hij met [naam medeverdachte 1] naar Roemenië reed. [naam medeverdachte 1] had hem een tijd daarvoor verteld dat een vrouw als slaaf voor hem in de prostitutie had gewerkt in Lelystad en dat hij en [naam medeverdachte 2] in het verleden aangehouden zijn geweest voor mensenhandel en prostitutie. [naam medeverdachte 1] schepte op dat hij pooier was en (veel) geld had. Verdachte had eerder van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] gehoord dat zij veel accounts op Kinky hadden. Over [naam medeverdachte 1] heeft verdachte verder verklaard dat hij veel slechte dingen heeft gedaan, dat hij anderen bedreigt en mishandelt, ook hem. [naam medeverdachte 2] heet eigenlijk [naam medeverdachte 2] . [7]
[naam vriendin slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij samen met [slachtoffer 1] bij [naam medeverdachte 1] en [verdachte] – de rechtbank begrijpt [naam medeverdachte 1] en verdachte - in de auto zat. In de auto hoorde [naam vriendin slachtoffer] dat werd besproken hoe zij over de grens naar Nederland gebracht moesten worden.
Toen de auto niet zo snel reed, is zij uit de auto gesprongen. [naam medeverdachte 1] heeft haar toen terug de auto in gesleurd. Bij een restaurant, ook pension genoemd in het dossier, is zij gevlucht. [8]
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij in het najaar van 2017 in Nederland in de prostitutie heeft gewerkt. [naam medeverdachte 2] en haar partner [naam medeverdachte 1] – de rechtbank begrijpt [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] – organiseerden de seksuele dienstverlening voor haar en de andere vrouwen, waarbij de verdeling 50 procent voor hen was en 50 procent voor haar. [naam medeverdachte 1] had een vriend genaamd [verdachte] . [slachtoffer 2] had in die tijd telefonisch contact met [verdachte] . [9] Op 14 maart 2018 trof de politie op de telefoon van verdachte een afbeelding aan van een vrouw die zij ambtshalve herkende als voornoemde [slachtoffer 2] . [10]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte en [naam medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] – afkomstig uit Roemenië – in de ten laste gelegde periode van Roemenië naar een prostitutielocatie in Nijmegen hebben vervoerd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich hiermee in een nauwe en bewuste samenwerking schuldig heeft gemaakt aan werven, medenemen en/of ontvoeren, in de zin van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3, Sr, zoals ten laste is gelegd. Voor bewezenverklaring daarvan is vereist dat het oogmerk van verdachte erop was gericht om [slachtoffer 1] in een ander land, Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Medenemen
Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu tot behoud van zijn of haar geestelijke en lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid voorop. Artikel 273f Sr strekt tot uitvoering van een aantal mondiale en regionale verdragen en andere rechtsinstrumenten ter bestrijding van mensenhandel. De strekking van het artikel en de daarin gebruikte begrippen moeten dan ook worden uitgelegd in het licht van deze internationale rechtsinstrumenten. Artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder sub 3, Sr is nagenoeg gelijk aan artikel 250a, eerste lid, onder sub 2 Sr (oud). De totstandkomingsgeschiedenis van artikel 250a Sr (oud) en de rechtspraak met betrekking tot die bepaling zijn daarom nog altijd van belang voor de interpretatie van de huidige delictsomschrijving (vgl. HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7097, rov. 2.4.1).
De rechtbank overweegt dat ‘medenemen’ in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3, Sr, moet worden uitgelegd als ‘het met zich voeren van iemand’. Dit bestanddeel moet ruim moet worden uitgelegd (ECLI:NL:HR:2005:AU3425). Het is niet noodzakelijk dat het initiatief tot de reis van de verdachte uit is gegaan. Evenmin is van belang of de te prostitueren persoon heeft ingestemd met het grensoverschrijdende vervoer, noch dat sprake is geweest van enig dwangmiddel (ECLI:NL:HR:2000:ZD1788, ECLI:NL:HR:2016:556, Kamerstukken II 2003/04, 29 291, nr. 3, p. 9). Wel vereist ‘medenemen’ enige actieve gedraging van de verdachte. Dit betekent dat de verdachte praktische handelingen moet hebben uitgevoerd om de te prostitueren persoon feitelijk in het andere land te krijgen. Daarbij moet de verdachte het oogmerk hebben de te prostitueren persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele diensten met of voor een derde tegen betaling. Het vereiste oogmerk zegt iets over de intentie van de verdachte. Niet is vereist dat de te prostitueren persoon daadwerkelijk enige seksuele handeling heeft verricht (ECLI:NL:HR:2006:AX9215). Gelet op de wetsgeschiedenis, internationale verplichtingen en jurisprudentie moet ‘ertoe brengen’ uitgelegd worden als het feitelijk bieden van gelegenheid om zich te prostitueren in een ander land, ongeacht of de te prostitueren persoon vrijwillig betrokken is geraakt bij de prostitutie (ECLI:NL:PHR:2013:598).
Oogmerk van uitbuiting
Verder volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder sub 3, Sr beschreven gedragingen alleen strafbaar zijn, als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Met andere woorden, ‘uitbuiting’ moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel. Dit houdt in dat de dader kennis moet hebben van het feit dat het slachtoffer in een uitbuitingssituatie terecht kan komen, gelet op de omstandigheden van het geval (ECLI:NL:HR:2016:556, ECLI:NL:HR:2016:857). Uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr omvat ook de uitbuiting van een ander in de prostitutie. Bij uitbuiting gaat het om een excessieve situatie waarbij de menselijke waardigheid, persoonlijke vrijheid en/of lichamelijke integriteit in het geding kan zijn en waaraan het slachtoffer zich niet kan onttrekken. Het oogmerk van een dader om een slachtoffer in een uitbuitingssituatie te brengen, houdt in dat het slachtoffer in een situatie wordt gebracht waarin er voor hem of haar redelijkerwijs geen andere keuze mogelijk is dan zich te laten exploiteren.
De rechtbank overweegt als volgt. Voorop gesteld wordt dat uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij met zijn auto samen met [naam medeverdachte 1] naar Roemenië is gereden om een vrouw voor [naam medeverdachte 1] op te halen. Verder leidt de rechtbank uit de verklaringen van verdachte af dat hij op dat moment wist dat er in Nederland Oost-Europese vrouwen voor [naam medeverdachte 1] in de prostitutie werkten/gewerkt hadden en dat [naam medeverdachte 1] daar inkomsten uit genereerde. Dit vindt ondersteuning in de verklaringen van [slachtoffer 2] , die eerder voor [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] had gewerkt en met wie hij, verdachte, telefonisch contact onderhield. Ook had [naam medeverdachte 1] , in gesprekken met verdachte zichzelf in verband gebracht met mensenhandel en seksuele uitbuiting.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de door verdachte in zijn verklaring genoemde blonde vrouw [naam vriendin slachtoffer] betreft en de door hem genoemde brunette [slachtoffer 1] .
Verder stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de sfeer onderweg aanvankelijk goed was, maar omsloeg toen [naam vriendin slachtoffer] begon te schreeuwen en zij de auto uit vluchtte uit vrees te worden ontvoerd en in Nederland door [naam medeverdachte 1] te worden verkocht. [naam vriendin slachtoffer] is met geweld terug in de auto gezet. De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk is geworden of dit geweld is toegepast door verdachte dan wel door [naam medeverdachte 1] , nu [naam vriendin slachtoffer] en [slachtoffer 1] daarover verschillend hebben verklaard. Wel leidt de rechtbank uit hun verklaringen af dát geweld is gebruikt. [naam vriendin slachtoffer] is er vervolgens bij een volgende stop alsnog vandoor gegaan. Gezien het voorgaande en gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat [naam medeverdachte 1] onderweg in de auto - in aanwezigheid van verdachte - heeft besproken dat [slachtoffer 1] voor hem in de prostitutie zou gaan werken in Nederland en 50 procent van de opbrengst aan hem zou moeten afstaan, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat in de auto is gesproken over het in de prostitutie laten werken van één of beide vrouwen. Dat verdachte in de auto niets van dit gesprek zou hebben meegekregen omdat hij toen ‘in zijn eigen wereld’ was, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, mede gelet op de duur en het verloop van de reis.
Voorts is misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] zich bevond. Uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij vermoedde dat er tijdens de overnachting in het pension iets tegen de wil van [slachtoffer 1] was gebeurd tussen haar en [naam medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] is, nadat [naam vriendin slachtoffer] er vandoor was gegaan en na de gebeurtenis in het pension, met verdachte en [naam medeverdachte 1] verder gereisd. Uit het feit dat zij had aangegeven dat zij niet terug wilde naar de armoede in Roemenië, volgt dat het voor verdachte duidelijk moest zijn dat zij zich in een kwetsbare positie bevond. Ook moest voor verdachte duidelijk zijn dat [slachtoffer 1] in Nederland voor middelen van bestaan afhankelijk zou zijn van werkzaamheden in de prostitutie, georganiseerd door [naam medeverdachte 1] . Dit geldt temeer nu [slachtoffer 1] niet of nauwelijks de Nederlandse taal machtig was, zij niet bekend was met Nederland en verdachte wist dat [naam medeverdachte 1] zich bezig hield met het tewerkstellen van buitenlandse meisjes/vrouwen in de prostitutie. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] in Nederland niet zelf kon beschikken over haar identiteitskaart.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] naar Nederland werd gevoerd met het oogmerk om hier voor [naam medeverdachte 1] in de prostitutie te werken.
Gelet op hetgeen bij verdachte bekend was over [naam medeverdachte 1] en hetgeen onderweg is gebeurd en besproken, concludeert de rechtbank dat verdachte ook wist dat [naam medeverdachte 1] in Nederland misbruik zou gaan maken van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Verdachte had dus kennis dat [slachtoffer 1] in een uitbuitingssituatie terecht zou komen waaraan zij zich niet zou kunnen onttrekken. Door onder deze omstandigheden met [naam medeverdachte 1] in zijn auto naar Roemenië te gaan en [slachtoffer 1] naar Nederland te vervoeren, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen. De rol van verdachte bij het vervoer was wezenlijk en significant. Het verweer dat verdachte geen andere keuze had dan met [naam medeverdachte 1] van Nederland naar Roemenië te gaan en terug te rijden, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd en wordt daarom verworpen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de tapgesprekken waarnaar de raadsman in dit verband heeft verwezen, maanden later hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan ‘medenemen’ van [slachtoffer 1] in de zin van artikel 273f, eerste lid, aanhef, en onder 3, Sr. Dit levert mensenhandel op.
De rechtbank acht niet bewezen dat [slachtoffer 1] is ontvoerd, noch dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het aanwerven van [slachtoffer 1] . Verdachte wordt van deze onderdelen dan ook vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 10 maart 2018 t/m 14 maart 2018 te Nijmegen en
/ofelders in Nederland en
/of teRoemenië,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] (zaaksdos. 1)
(sub 3)
(telkens)heeft
aangeworven,mede genomen
en/of ontvoerdmet het oogmerk die ander in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn medeverdachte
- die [slachtoffer 1]
in Roemenië benaderd en onder valse voorwendselenmeegenomen in een auto van Roemenië naar Nederland (Nijmegen),
waarbij zij onderweg is gedrogeerd en onder invloed van alcohol is gebrachten
/of
- geweld gepleegd ten aanzien van [naam vriendin slachtoffer] (een vriendin van die [slachtoffer 1] ) in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
/of
-
die [slachtoffer 1] onderweg verkracht en/of
- de identiteitskaart van die [slachtoffer 1] afgenomen
en/of
- de portieren van de auto vergrendeld waardoor die [slachtoffer 1] niet kon ontsnappen en/of
- die [slachtoffer 1] meegedeeld dat zij een schuld had bij verdachte en/of diens mededader(s) voor de reis, die zij door middel van prostitutiewerk zou moeten terugbetalen en/of dat zij (daarna) aan verdachte en/of diens mededader(s) 50% van de prostitutieopbrengst zou moeten afstaanen
/of
- die [slachtoffer 1] naar de prostitutielocatie (in Nijmegen) gebracht waar
haar werd meegedeeld dat alszij
niet inde prostitutie zou gaan werken
zij zou worden verkocht en/of vastgebonden en/of

-die [slachtoffer 1] meegedeeld dat zij de volgende dag zou beginnen met werken als prostituee vanuit deze locatie en/of

- een seksadvertentie voor die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] geïnstrueerd ten aanzien van de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer 1] meegedeeld welke prijzen zij moest vragen aan de klant voor de diverse seksuele handelingen die zij zou moeten verrichten
- terwijl die [slachtoffer 1] (zijnde een vrouw van Roemeense afkomst) niet of nauwelijks de Nederlandse taal machtig was en
/ofonbekend in Nederland was en
/ofvanuit haar thuissituatie verkeerde in een financieel erbarmelijke situatie,
- ( aldus) die [slachtoffer 1] in een (verder) van
zijn/hen, verdachte en/ofverdachtes mededader
(s), afhankelijke positie heeft gehouden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3˚ omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd in verband met de bepleite vrijspraak. Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is naar voren gebracht dat hij psychische klachten heeft vanwege de bedreigingen door de medeverdachte. Daarnaast heeft verdachte door toedoen van het openbaar ministerie lange tijd in onzekerheid verkeerd of hij voor zijn handelen daadwerkelijk strafrechtelijk zou worden vervolgd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft samen met de medeverdachte een jonge Roemeense vrouw van Roemenië naar Nederland gehaald met zijn auto, met het doel hier voor de medeverdachte in de prostitutie te werken. Verdachte heeft het vervoer van de vrouw gefaciliteerd wetende dat de medeverdachte haar in de prostitutie zou uitbuiten. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Verdachte wist dat deze vrouw zich in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond en dat de medeverdachte hiervan misbruik zou gaan maken. De vrouw was destijds [leeftijd] , sprak de Nederlandse taal niet, bevond zich in een vreemd land en verkeerde in Roemenië in armoedige omstandigheden. Seksuele uitbuiting is een ernstige schending van de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Doordat de politie de jonge vrouw kort na haar aankomst in Nederland tijdens een controle aantrof, is het niet tot daadwerkelijke prostitutie en seksuele uitbuiting gekomen. Dit maakt het handelen van verdachte niet minder verwijtbaar.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte lijkt zijn leven weer op de rit te hebben. Hij heeft zijn studie opgepakt en heeft een baan. Voorts weegt de rechtbank mee dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte een zekere mate van druk heeft ervaren van medeverdachte, door wie hij zich kennelijk bedreigd voelde. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte op 15 oktober 2018 is veroordeeld voor winkeldiefstal. Artikel 63 Sr is daarom van toepassing. Verder neemt de rechtbank in strafverminderende zin mee dat verdachte langere tijd in onzekerheid heeft verkeerd of hij voor zijn handelen strafrechtelijk zou worden vervolgd, terwijl het opsporingsonderzoek al meer dan geruime tijd was afgerond en de medeverdachten voor deze zaak al wel waren gedagvaard. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat sinds het plegen van het feit inmiddels meer dan vier en een half jaar is verstreken en dat de redelijke termijn van twee jaar met ruim één jaar is overschreden. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is ingegaan op 25 oktober 2019, de datum waarop verdachte is aangehouden en door de politie voor het eerst is gehoord over zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte voor de overschrijding compenseren door na te melden strafmaat- en modaliteit
Gelet op de ernst van het feit, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. In bovengenoemde omstandigheden ziet de rechtbank echter grond om de duur hiervan te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, te weten 14 dagen. Voorts acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur passend en geboden met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden (150 dagen) met een proeftijd van 2 jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als extra prikkel voor verdachte om niet opnieuw een strafbaar feit te plegen en brengt tevens de ernst van het feit tot uitdrukking.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 164 (honderdvierenzestig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 150 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel, voorzitter, mr. C.E.W. van de Sande en
mr. S.M.A. Lestrade, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff en
mr. H.J.M. Fransen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ONRCC18009 SCHIPBEEK, gesloten op 2 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. ZD01-032- ZD01-033 en proces-verbaal van bevindingen p. ZD01-41-ZD01-42 en ZD01-45.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] p. ZD01-63-ZD01-64, ZD01-73, proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] p. ZD01-88, ZD01-91 en proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel p. ZD01-58.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. ZD01-377-ZD01-379, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. ZD01-385-386, ZD01-390, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ZD01-397-ZD01-399, ZD01-401 en ZD01-404.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. ZD01-399
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. ZD01-389.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. ZD01-403-404 en ZD01-417.
8.Proces-verbaal van verhoor getuigenverhoor van [naam vriendin slachtoffer] bij de rechter-commissaris p. 3 en 10.
9.Vertaling proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van de Roemeense autoriteiten p. ZD03-92-ZD-94, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van verhoor getuigenverhoor [slachtoffer 2] p. 6-7.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. ZD01-354- ZD01-355.