ECLI:NL:HR:2006:AX9215
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Misbruik van feitelijke verhoudingen en exploitatie van prostitutie in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het misbruik maken van feitelijke verhoudingen om een ander, genaamd [slachtoffer], te dwingen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling. De tenlastelegging omvatte verschillende gedragingen, waaronder het geven van drugs, het onder controle houden van het paspoort van het slachtoffer, en het aanzetten tot prostitutie. De Hoge Raad oordeelde dat voor de strafbaarheid van exploitatie van prostitutie, zoals bedoeld in artikel 250a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet vereist is dat daadwerkelijk seksuele handelingen zijn verricht. Het is voldoende dat het slachtoffer zich onder dwang of beïnvloeding beschikbaar heeft gesteld. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de tenlastelegging voldoende feitelijke betekenis had en voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd.