ECLI:NL:RBGEL:2022:3906
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake Wlz-declaraties en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een budgethouder van een persoonsgebonden budget (pgb), en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiser had declaraties over 2018 ingediend, maar deze werden door de Svb pas in 2019 verwerkt, wat leidde tot fiscale complicaties. Eiser stelde dat hij aansprakelijk was gesteld door zijn zorgverleners vanwege te hoge inhoudingen op hun uitbetalingen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet ontvankelijk was, omdat hij onvoldoende procesbelang had aangetoond. Eiser had geen schriftelijke schadeclaims van de zorgverleners ontvangen en kon geen concrete schadebedragen noemen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden of dreigde te lijden, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden niet aan de orde kwam.
Daarnaast had eiser een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens schending van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank erkende dat de redelijke termijn was overschreden, maar oordeelde dat er geen aanleiding was om de Staat te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding, omdat in een samenhangende zaak al een schadevergoeding was toegekend. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om schadevergoeding af.