Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
niet 100% integer heeft gedragen, dan wel dat hij zich tijdens recente beoordelingen onvoldoende aan de procedures heeft gehouden die de integriteit van de examinator moet waarborgen.” Aan dit vermoeden lag informatie ten grondslag die [betrokkene 2] omstreeks 6 juni 2019 ontving van diverse studenten. Deze studenten verklaarden aan [betrokkene 2] dat [betrokkene 1] in nauwe relatie zou staan tot de vader van [eisende partij] , zowel vriendschappelijk als zakelijk. [betrokkene 1] zou daarnaast [eisende partij] een voorkeursbehandeling geven. [betrokkene 2] heeft deze informatie onder de aandacht gebracht van de examencommissie.
Ik heb je gisteren, toen je verassend voor mij stond, gezegd:
.Het beroep tegen het negatief bindend studieadvies heeft Cobex gegrond verklaard. Cobex heeft de beslissing op bezwaar van de examencommissie van 12 november 2019 vernietigd en de examencommissie opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen.
3.De vordering
Rectificatie en eerherstel [eisende partij] , student Crossmedia Design propedeuse 2018-2019
4.De beoordeling
St. Oedenrode/Driessen) en HR 31 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0261 (
Van Gog/Nederweert). De rechtbank oordeelt dat de rechtsgang van Cobex - ondanks de nodige waarborgen die aan die rechtsgang zijn verbonden - niet als een bestuursrechtelijke rechtsgang kwalificeert. Cobex is geen bestuursrechter omdat het niet tot de rechterlijke macht behoort. Het onrechtmatig handelen van ArtEZ kan dan ook niet enkel op de beslissing van Cobex worden gebaseerd.
concrete invloedendie
een overwegende rol spelen bij de waardering van deze schadepost. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de richtlijn studievertraging kan worden toegepast voor beide vertragingsjaren.
zeer onduidelijke en schimmige communicatievanuit ArtEZ. Vanwege de onduidelijke communicatie, in samenhang met de schorsing van [betrokkene 1] en de verwijdering van [eisende partij] , is er negatief over [eisende partij] gepraat, zo stelt [eisende partij] . De rechtbank concludeert dat [eisende partij] niet stelt dat ArtEZ enige uiting heeft gedaan die onjuist is of door onvolledigheid heeft te gelden als een misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard.
5.De beslissing
22 juni 2022voor het opgeven door [eisende partij] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden juli tot en met november 2022 waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
maar alleen indien [eisende partij] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eisende partij] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,