ECLI:NL:RBGEL:2021:7255

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5795
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor medisch deskundigenadvies in letselschadeprocedure

In deze zaak heeft eiser, een oudere die een aanvraag voor bijzondere bijstand indiende, de gemeente Nijmegen aangeklaagd nadat zijn verzoek om bijstand voor de kosten van medisch advies in het kader van een letselschadeprocedure was afgewezen. De rechtbank Gelderland heeft op 31 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser ontving ouderdomspensioen en aanvullende bijstand, maar had extra financiële ondersteuning nodig voor de kosten van het inwinnen van medisch advies, dat hij noodzakelijk achtte voor zijn rechtszaak tegen een ziekenhuis wegens een vermeende medische fout. De gemeente had eerder wel bijstand verleend voor andere kosten, maar weigerde deze specifieke aanvraag, stellende dat de kosten niet noodzakelijk waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de noodzaak van het medisch advies voldoende had aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het inwinnen van medisch advies noodzakelijk waren voor eiser om zijn stelplicht in de letselschadeprocedure te kunnen vervullen. De rechtbank verwierp de argumenten van de gemeente en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand onterecht was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de gemeente opgedragen om eiser de gevraagde bijstand van € 1.621,40 te verlenen. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 20/5795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: aanvankelijk mr. P.L.O. van de Waarsenburg, thans mr. D. Dekker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder

(gemachtigde: mr. N.A. van Wingerden).

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor deurwaarderskosten en de kosten van het inwinnen van medisch advies afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 28 mei 2021 heeft de rechtbank eiser telefonisch in de gelegenheid gesteld om de noodzaak van het inwinnen van een medisch advies aannemelijk te maken. Hiervan is een telefoonnotitie opgemaakt die aan beide partijen is verstuurd.
Van deze gelegenheid heeft eiser bij brief van 31 mei 2021 gebruik gemaakt.
Verweerder heeft hierop bij brief van 12 juli 2021 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken in het geding te brengen.
Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nadere zitting achterwege gebleven en is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
Eiser ontvangt ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen. Hij heeft op 9 juli 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht, de eigen bijdrage voor rechtsbijstandskosten, deurwaarderskosten en de kosten van het inwinnen van medisch advies ten behoeve van een te voeren letselschadeprocedure.
1.2.
Bij besluit van 6 augustus 2020 heeft verweerder aan eiser bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht en de eigen bijdrage voor rechtsbijstandskosten toegekend.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd om aan eiser bijzondere bijstand te verlenen voor de deurwaarderskosten en de kosten van het inwinnen van medisch advies ten behoeve van een te voeren letselschadeprocedure.
1.4.
Op de hoorzitting heeft eiser zijn bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de deurwaarderskosten, ingetrokken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van eisers aanvraag, voor zover dat betrekking heeft op de kosten van het inwinnen van medisch advies, gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat deze kosten niet noodzakelijk zijn. Volgens verweerder betreft het laten verrichten van een expertise een eigen afweging waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Eisers rechtsgang wordt daardoor niet belemmerd, omdat de rechtbank een onafhankelijk onderzoek kan gelasten als eiser dat vraagt. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1450.
3. Eiser voert aan dat in zijn geval wel degelijk sprake is van noodzakelijke kosten. Hij heeft toegelicht dat hij het [ziekenhuis] te [woonplaats] aansprakelijk heeft gesteld voor een medische fout (in verband met de plaatsing van een prothese). Omdat aansprakelijkheid voor de door eiser als gevolg daarvan geleden en te lijden schade is afgewezen, voert hij een letselschadeprocedure tegen dit ziekenhuis. In die procedure moet eiser voldoende gemotiveerd stellen en bewijzen dat sprake is van een medische fout. Dat kan hij alleen met een medisch deskundigenadvies. De jurisprudentie die verweerder aanhaalt, geldt in het sociale zekerheidsrecht, niet in het civiele recht. Eiser doet een beroep op artikel 17 van de Grondwet (recht op toegang tot de rechter).
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Pw, voor zover van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. [1]
4.3.
Tussen partijen is in geschil of de door eiser gevraagde kosten van het inwinnen van medisch advies noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Bij de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is komt het bijstandverlenend orgaan, gelet op de tekst van dat artikellid, geen beoordelingsvrijheid toe. De bestuursrechter dient zich daarover ten volle een eigen oordeel te vormen.
4.4.
Het ligt op de weg van eiser als aanvrager van bijzondere bijstand om de noodzaak van de gevraagde kosten van het inwinnen van medisch advies aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin is geslaagd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Eiser heeft het [ziekenhuis] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en te lijden schade als gevolg van een medische fout. Daargelaten of de aansprakelijkstelling is gebaseerd op een (vermeende) beroepsfout van de arts of op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door het [ziekenhuis] van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, is voor aansprakelijkheid vereist dat niet gehandeld is zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot (in dit geval uroloog) onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht, uitgaande van de kennis en ervaring ten tijde van de behandeling en rekening houdend met de professionele standaard zoals die destijds binnen de beroepsgroep van urologen gold.
4.6.
Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op eiser de stelplicht en zo nodig de bewijslast van feiten of omstandigheden waaruit dat volgt, maar van het ziekenhuis mag worden verlangd dat ze voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van haar betwisting van de stellingen van eiser, zodat hij aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering krijgt. [2]
4.7.
Het gaat in dit geval om aan eiser ter beschikking gestelde operatieverslagen en andere medische informatie aangaande de behandeling van eiser. Het vergt medische kennis om aan de hand van die gegevens te kunnen beoordelen of is gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot die handelt volgens de voor hem geldende professionele standaard. Om in een civiele vorderingsprocedure aan zijn stelplicht te kunnen voldoen, is het inwinnen van medisch advies in dit geval derhalve onontbeerlijk. Als niet aan de stelplicht wordt voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen en zal ook geen deskundigenbericht worden gelast. Dat wijkt af van het bestuursprocesrecht. Daarom kan verweerder geen steun ontlenen aan de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep over de bewijspositie van rechtszoekenden in sociale zekerheidszaken. [3]
4.8.
Dat het inwinnen van medisch advies noodzakelijk is, wil nog niet zeggen dat ook alle daarmee gemoeide kosten zonder meer als noodzakelijk gemaakte kosten zijn aan te merken. Eiser heeft twee facturen van in totaal een bedrag van € 1.621,40 inclusief BTW overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het hier om redelijke kosten gaat. Verweerder heeft ook niet betwist dat een gebruikelijk tarief is gehanteerd. Dat brengt mee dat de kosten van het door eiser ingewonnen medisch advies als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt.
4.9.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de kosten van het inwinnen van medisch advies voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat dit het geval is, omdat sprake is van onvoorzienbare kosten waarvoor eiser niet de mogelijkheid heeft gehad om te reserveren.
4.10.
De rechtbank is tenslotte van oordeel dat eiser over onvoldoende draagkracht beschikt om de kosten van het inwinnen van medisch advies te voldoen.
4.11.
De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van het inwinnen van medisch advies ten onrechte heeft afgewezen. Gelet hierop is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Dit betekent dat de rechtbank, doende wat verweerder had behoren te doen, het primaire besluit, voor zover dat betrekking heeft op de kosten van het inwinnen van medisch advies, zal herroepen en eiser bijzondere bijstand voor de kosten van het inwinnen van medisch advies tot een bedrag van € 1.621,40 inclusief BTW zal verlenen.
4.12.
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend. Er doen zich geen van de in artikel 48, tweede lid, van de Pw genoemde omstandigheden voor die bijstandverlening in de vorm van een geldlening of borgtocht mogelijk maken. De rechtbank wijst partijen op artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f sub 2̊, van de Pw. Hierin is bepaald dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand kan terugvorderen, voor zover de bijstand anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming. Op grond hiervan kan verweerder, indien eiser in de letselschadeprocedure in het gelijk wordt gesteld en het [ziekenhuis] te [woonplaats] aan eiser de door hem gemaakte kosten van het inwinnen van medisch advies dient te vergoeden, de hiervoor verleende kosten van bijstand van eiser terugvorderen.
5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-, wegingsfactor 1). Van andere kosten, waaronder voor vergoeding in aanmerking komende kosten van bezwaar, is niet gebleken. Verweerder dient tevens het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit voor zover dat betrekking heeft op de kosten van het inwinnen van medisch advies;
  • bepaalt dat aan eiser bijzondere bijstand voor het inwinnen van medisch advies tot een bedrag van € 1.621,40 inclusief BTW wordt toegekend;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 48,- aan hem te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.P. Heijmans, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1590.
2.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1611.
3.Zoals bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1992.