5.13.De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat de effecten van een hulphond aantoont. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan dat namelijk niet enkel de reden zijn om een dergelijke maatwerkvoorziening niet toe te kennen. De CRvB heeft in haar uitspraak van 12 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2785) immers overwogen dat, ondanks dat er nog geen wetenschappelijk bewijs voor handen is, een college op grond van de Wmo 2015 tot verstrekking van een (opleiding tot) hulphond kan overgaan, als dat in een individuele situatie als het meest passend wordt ervaren. Daarbij gaat het erom of het doel van de opleiding tot hulphond en daarmee de inzet van de hulphond als zodanig gericht is op het vergroten van de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot participatie van de ondersteuningsvrager. Zoals reeds overwogen door de rechtbank is daarvan sprake. 6. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. De reden daarvoor is dat verweerder nog de ruimte moet krijgen om te onderzoeken of de maatwerkvoorziening concreet moet worden ingevuld door het traject dat Stichting Bulters Mekke aanbiedt. Daarbij geeft de rechtbank verweerder wel mee dat de door eiseres overgelegde informatie, en eerdere uitspraken van rechtbanken, het beeld schetsen dat Stichting Bulters Mekke een organisatie is met veel kennis en kunde op het gebied van hulphonden. Ook geeft de rechtbank verweerder mee dat, hoewel verweerder zich in het bestreden besluit zich hier niet meer expliciet over heeft uitgelaten, uit de reeds genoemde verklaringen van deskundigen blijkt dat eiseres in staat is om een dergelijke opleiding van een hulphond aan te gaan.
Verweerder kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.