ECLI:NL:RBGEL:2021:6643

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2311 TUS
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening hulphond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulphond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) behandeld. Eiseres, die kampt met een chronische post-traumatische stressstoornis (PTSS), een depressieve stoornis en mogelijk autisme, heeft reeds twee maatwerkvoorzieningen toegekend gekregen: 24 uur hulp en begeleiding in een beschermd wonen situatie en begeleiding in de vorm van dagbesteding. De rechtbank oordeelt dat de reeds toegekende voorzieningen niet voldoende zijn om de beperkingen van eiseres in haar zelfredzaamheid en participatie te compenseren. De rechtbank concludeert dat een hulphond de meest passende maatwerkvoorziening zou zijn, gezien de aard van de problematiek van eiseres en de verklaringen van haar behandelaars. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en te onderzoeken of de aanvraag voor de hulphond concreet moet worden ingevuld door het traject bij Stichting Bulters Mekke. De rechtbank bepaalt een termijn van vier weken voor dit herstel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 21/2311

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Imkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoornte Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulphond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 24 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, voor zover dat betrekking heeft op het ontbreken van voldoende onderzoek, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. L. Veenman, als waarnemer van haar gemachtigde. Ook was mevrouw M. de Kanter, psychiater van eiseres, aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mevrouw M.W.A. Gerritsen en mevrouw M. Nas.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum]. Zij kampt met een chronische post-traumatische stressstoornis (PTSS), een depressieve stoornis en mogelijk autisme. Daarnaast is er bij eiseres sprake van hechtingsproblemen, emotieregulatieproblemen, prikkelgevoeligheid en gevoelens van onveiligheid, angst, somberheid en suïcidaliteit. Ook zijn er bij eiseres problemen met eten en is er een verstoorde relatie tussen haar en haar ouders. Als gevolg van deze problematiek ondervindt eiseres beperkingen op het gebied van haar zelfredzaamheid en dagelijks leven. Eiseres is onder behandeling bij GGNet. Mevrouw J. Oostendorp en mevrouw M. de Kanter zijn haar behandelaars.
Vanaf 18 september 2019 heeft eiseres een indicatie voor Wonen/Verblijf Groep met begeleiding intensief (beschermd wonen) op grond van de Wmo 2015. Eiseres woonde in eerste instantie bij Pactum Passend Verblijf Apeldoorn. Vanaf 7 oktober 2020 woont eiseres op een locatie van Riwis Zorg & Welzijn. Voor de periode 1 april 2020 tot en met 31 oktober 2020 heeft verweerder aan eiseres, naast de indicatie Wonen/Verblijf Groep met begeleiding intensief, een indicatie Begeleiding Groep Basis (dagbesteding) toegekend voor 24 uren per week. Op 20 augustus 2020 heeft eiseres verweerder verzocht deze maatwerkvoorziening te beëindigen., hetgeen verweerder heeft gedaan.
2. Eiseres heeft op 4 januari 2020 bij verweerder een melding gedaan voor een hulpvraag, naar aanleiding waarvan op 20 april 2020 een keukentafelgesprek heeft plaatsgevonden. Bij dit keukentafelgesprek waren eiseres en mevrouw Hulsebos (Wmo-consulente bij verweerder) aanwezig, evenals Robin Sonjé, (ten tijde van dit gesprek betrokken bij eiseres vanuit Jeugdfact), de begeleider van eiseres vanuit Pactum en de moeder van eiseres. Eiseres heeft vervolgens op 28 mei 2020 een aanvraag bij verweerder ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulphond, bestaande uit vergoeding van de opleiding van de hulphond door Stichting Bulters Mekke en onderhoud van de hulphond. Hierna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de bezwaarschriftencommissie verweerder geadviseerd advies te vragen aan een onafhankelijke externe deskundige. Verweerder heeft dit gedaan, hetgeen geresulteerd heeft in de rapporten van B. Mulder (medisch adviseur/arts) van JPH Consult van 28 januari 2021 en 1 maart 2021. Op 29 januari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Hulsebos, mevrouw Couperus (coördinerend begeleider van eiseres bij Riwis), mevrouw Melsen-Gerritsen (woonbegeleider eiseres bij Riwis) en mevrouw Van Muijlwijk (kwaliteitscoach).
4. Hierna heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Verweerder handhaaft het standpunt dat de aanvraag van eiseres moet worden afgewezen. Verweerder legt daaraan ten grondslag dat de reeds aan eiseres toegekende maatwerkvoorzieningen eiseres voldoende compensatie bieden voor haar beperkingen in haar zelfredzaamheid en participatie. Deze maatwerkvoorzieningen kunnen eiseres, volgens verweerder, nog steeds verbetering bieden in haar zelfredzaamheid en participatie. Verder is het volgens verweerder niet mogelijk vast te stellen welke beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie van eiseres nog meer gecompenseerd moeten worden, omdat er geen zorgplan kan worden opgesteld. Eiseres wil hieraan niet meewerken.
Verweerder stelt zich ook op het standpunt dat de hulphond geen passende maatwerkvoorziening is voor eiseres omdat de hulphond niet haar beperkingen weg zal nemen. Dat is volgens verweerder niet vast komen te staan. Ter zitting heeft verweerder zich in dit verband ook op het standpunt gesteld dat er nog steeds geen wetenschappelijk bewijs is dat de effecten van een hulphond onderschrijt. Ook zal de hulphond primair slechts een therapeutisch doel dienen, aldus verweerder.
Voor zover de rechtbank zou oordelen dat de hulphond wel een passende maatwerkvoorziening is voor eiseres, stelt verweerder zich op het standpunt dat verweerder niet heeft kunnen toetsen of de opleiding die door Stichting Bulters Mekke wordt aangeboden, de juiste optie is voor eiseres, en of de reeds door eiseres aangeschafte hond geschikt is om als hulphond te dienen. Volgens verweerder heeft eiseres hem voor een voldongen feit gezet door vroegtijdig een hond aan te schaffen.
5.1.
Eiseres voert ten eerste aan dat de door verweerder opgeroepen discussie over een zorgplan niet relevant is. Volgens eiseres staat het namelijk vast dat de begeleiding en ondersteuning door Riwis naar zijn aard niet volledig compenserend kan zijn voor de zelfredzaamheid en participatie van eiseres. Bovendien is door verweerder in het kader van de aanvraag niet gevraagd naar een zorgplan, aldus eiseres.
Ten tweede voert eiseres aan dat zij reeds uitgebreid heeft toegelicht waarom de reeds toegekende hulpverlening en ondersteuning niet volstaat en waarom een hulphond noodzakelijk is. De rapporten van JPH Consult onderschrijven deze noodzaak. Verweerder heeft ten onrechte de inhoud van deze adviezen naast zich neergelegd. Verweerder heeft ook niet gemotiveerd waarom de adviezen van JPH Consult niet zijn gevolgd, aldus eiseres.
Eiseres verzoekt de rechtbank bij gegrondverklaring van haar beroep zelf in de zaak te voorzien en verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2019. [1]
5.2.
Op grond van artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Uit artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 volgt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening dient een passende bijdrage te leveren aan het realiseren van een situatie waarin de client in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
5.3.
Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft overwogen in de uitspraken van 21 maart 2018 en van 11 juli 2018 vloeit uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. [2] Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Daarna moet worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Dat onderzoek moet er vervolgens op gericht zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.
5.4.
De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres hulp en ondersteuning wil om haar dagelijkse leven uit te voeren. Tevens wil eiseres balans en stabiliteit waardoor ze de hulp die ze krijgt beter kan ontvangen. Dat betekent dat de hulpvraag van eiseres, evenals de problematiek van eiseres, tussen partijen niet in geschil is. Partijen hebben dit ter zitting bevestigd.
5.5.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat partijen het erover eens zijn welke problemen eiseres ondervindt bij haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. In het leven van eiseres ontbreekt balans en stabiliteit. Hoewel er op dit moment geen sprake meer is van een verstoord dag- en nachtritme, vanwege het feit dat eiseres een hond als huisdier heeft, kampt ze nog wel met nachtmerries en paniek en angst in de nacht. Ook ervaart eiseres belemmeringen met activiteiten buitenshuis vanwege stress en spanning die deze activiteiten met zich brengen. Deze stress en spanning resulteren in paniek- en angstaanvallen. Activiteiten zoals boodschappen doen en haar sociale netwerk bezoeken en onderhouden zijn daardoor voor eiseres problematisch. Eiseres heeft bij deze activiteiten continu begeleiding nodig. Daardoor is het voor eiseres ook niet mogelijk om toe te werken naar meer zelfstandigheid, zoals het volgen van een opleiding of het hebben van een baan.
5.6.
Vervolgens moet worden vastgesteld welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van eiseres. Partijen verschillen daarover wel van mening. Verweerder vindt namelijk dat de twee reeds aan eiseres toegekende maatwerkvoorzieningen voldoende toereikend zijn om eiseres te compenseren in de beperkingen die zij ervaart in haar zelfredzaamheid en participatie. Eiseres is het daar niet mee eens.
5.7.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. Tussen partijen staat vast dat eiseres 24 uur per dag hulp en begeleiding nodig heeft. Ook zijn partijen het erover eens dat zij een niet planbare zorgvraag heeft, onder meer door de angst- en paniekaanvallen waarmee eiseres te kampen heeft. Verder is tussen partijen niet in geschil dat eiseres op dit moment hulp en begeleiding ontvangt in een beschermd wonen situatie, waarbij zij in theorie aanspraak kan maken op 24 uur per dag hulp en begeleiding. De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres in de praktijk niet 24 uur per dag aanspraak kan maken op de hulp en begeleiding die zij nodig heeft. Dat blijkt ten eerste uit de verklaringen die mevrouw Couperus, coördinerend begeleider van eiseres bij Riwis, heeft gegeven tijdens het gesprek van 29 januari 2021. Couperus heeft in dit gesprek verklaard dat het niet altijd lukt om direct hulp aan eiseres te geven gezien het feit dat de andere medebewoners ook niet planbare zorg nodig hebben. Er zijn vaste momenten voor begeleiding en op een moment dat het niet past geeft de begeleiding duidelijk aan wanneer zij wel de zorg aan eiseres kunnen bieden. Couperus geeft aan dat het dus voorkomt dat wanneer eiseres het nodig heeft er geen begeleider direct op dat moment beschikbaar is. Ook heeft Couperus verklaard dat het meegaan naar afspraken van eiseres niet altijd lukt in de zorgagenda van de begeleiding.
Dat eiseres niet 24 uur per dag aanspraak kan maken op de hulp en begeleiding die zij nodig heeft, wordt ook bevestigd door Eva van der Swan, voormalig begeleider van eiseres bij Pactum. Hoewel eiseres niet meer op een locatie woont van Pactum, maar van Riwis, is de vorm van begeleiding (24 uur per dag in een beschermd wonen locatie) hetzelfde. Ook Van der Swan bevestigt dat het niet altijd mogelijk is om eiseres alle aandacht en tijd te geven die zij nodig heeft omdat er ook andere jongeren zijn die hulp en begeleiding nodig hebben. Verder licht Van der Swan toe dat in de beschermd wonen situatie in de nacht wordt gewerkt met slaapdiensten, waarbij eiseres zelf de begeleiding moet wekken als zij de hulp en begeleiding van hen nodig heeft. Eiseres kampt echter met nachtmerries en paniek- en angstaanvallen, waardoor zij bij wakker worden direct nabijheid nodig heeft. De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres in de werkwijze van slaapdiensten dan ook in de nacht niet de hulp en begeleiding krijgt die zij op dat moment nodig heeft.
5.8.
De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaring van Oostendorp van 3 november 2020 blijkt dat eiseres een gevoel van basale veiligheid mist en er sprake is van een diepgewortelde hechtingsproblematiek. Die veiligheid kan de begeleiding van Riwis, of een andere begeleiding in een beschermd wonen situatie, eiseres niet bieden, aldus Oostendorp. De rechtbank leidt ook hieruit af dat eiseres continue nabijheid nodig heeft en de begeleiding daar niet aan kan voldoen. Dat beeld ziet de rechtbank ook bevestigd in de verklaring van Van der Swan. Zij verklaart immers dat het voor eiseres belangrijk is dat zij aan de hand wordt meegenomen omdat zij angstig kan zijn, waardoor zij belemmerd wordt in het dagelijkse functioneren. Ook Couperus verklaart dat de hulpvraag die eiseres heeft is dat zij continue nabijheid wenst en dat, wanneer de begeleiding er is, eiseres erg veel moeite heeft om weer los te laten.
Hoe begrijpelijk het ook is dat er bij Riwis nog andere jongeren zijn die hulp en begeleiding nodig hebben, waardoor hulp en begeleiding voor eiseres niet altijd meteen voor handen is, brengt de aard van de problematiek van eiseres volgens de rechtbank met zich dat in dit geval geconcludeerd moet worden dat de reeds aan eiseres toegekende maatwerkvoorzieningen niet voldoende zijn om haar beperkingen in haar zelfredzaamheid en participatie te compenseren. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen wat verweerder overweegt over het opstellen van een zorgplan in dit verband dan ook niet relevant. Er zijn geen aanvullende beperkingen aan de orde. De beroepsgrond slaagt.
5.9.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat de benodigde hulp en begeleiding niet kunnen worden geboden door gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen. Verweerder heeft erop gewezen dat de ouders van eiseres of andere medebewoners af en toe mee kunnen gaan met boodschappen doen, maar verweerder heeft niet weersproken dat zij niet de structurele nabijheid en veiligheid aan eiseres kunnen bieden die eiseres nodig heeft.
5.10.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulphond de meest passende voorziening is om de beperkingen die eiseres ervaart in haar zelfredzaamheid en participatie te compenseren.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier zich voldoende aanknopingspunten bevinden om die vraag bevestigend te beantwoorden. Ten eerste heeft Oostendorp op 31 januari 2020 verklaard dat een hulphond eiseres kan helpen in haar behandelproces door haar te helpen in het verminderen van PTSS klachten en haar steeds groter wordende angst om naar buiten te gaan, waardoor zij zich beter staande kan houden in het wonen en sociale situaties. Volgens Oostendorp zal eiseres zich ook zekerder voelen en kan zij daardoor meer deelnemen aan de maatschappij. Oostendorp heeft verder verklaard dat een hulphond eiseres kan ondersteunen in het aangaan van haar angsten met betrekking tot haar trauma’s en dat er met hulp van een hulphond de zorg kan worden afgeschaald naar een minder intensieve vorm van hulp en begeleiding. In reactie op door verweerder gestelde vragen heeft Oostendorp op 3 november 2020 nader toegelicht hoe een hulphond de beperkingen van eiseres op het gebied van zelfredzaamheid en participatie kan compenseren. Oostendorp verklaart namelijk dat de hulphond het gevoel van eiseres van basisveiligheid kan versterken, iets wat begeleiding in een beschermd wonen situatie haar niet kan bieden. Ook kan de hulphond zorgen voor een hechtingsrelatie die eiseres kan helpen in het hechten en vertrouwen van anderen. Verder kan de hulphond eiseres helpen bij haar angsten en in haar prikkelgevoeligheid, waardoor eiseres zich kan bewegen in sociale situaties. Ook verwacht Oostendorp dat eiseres, door het opleiden van de hulphond en het zich daaraan kunnen verbinden, minder nodig heeft om zichzelf gerust te stellen en dat zij meer naar buiten zal durven te gaan en haar angsten zullen verminderen. Ook verwacht Oostendorp dat de psychische conditie van eiseres zal verbeteren, omdat de hulphond haar kan helpen in het slapen, in haar vroegkinderlijke angst voor het donkere en haar kan wekken bij instructieve nachtmerries. Oostendorp concludeert dat eiseres in de toekomst eerst minder begeleiding nodig zal hebben en mogelijk op termijn geheel zelfstandig kan functioneren en wonen en deelnemen aan de maatschappij (school en werk).
Ten tweede blijkt de passendheid van een hulphond als maatwerkvoorziening volgens de rechtbank uit de verklaring van Van der Swan. Zij verklaart immers dat een hulphond eiseres kan ondersteunen op verschillende leefgebieden, waar wij als mens toe in staat zijn. Verder verklaart Van der Swan dat de hulphond eiseres kan helpen met het tijdig herkennen van haar angsten en het opbouwen van een ritme waardoor zij in staat zal zijn om meer zelf op te pakken en hiervoor niet door begeleiding aan de hand meegenomen hoeft te worden. Het draagt volgens Van der Swan bij aan ontwikkeling van de zelfstandigheid van eiseres, de hulphond zal haar leefwereld verbreden: zij kan meer sociale contacten opdoen, zelf boodschappen doen en ze zal meer meedoen als volwaardig lid in de maatschappij. Van der Swan concludeert dat ze door de hulphond niet meer zo afhankelijk zal zijn van andere mensen.
Ten derde heeft de door verweerder ingeschakelde deskundige Mulder in zijn rapport van 28 januari 2021 geconcludeerd dat de hulphond voor eiseres gezien zal moeten worden als een voorziening die een zelfredzaamheid en/of participatie bevorderend effect kan hebben. Mulder verklaart dat het beschikken over een hulphond een toegevoegde waarde voor eiseres kan zijn omdat deze 24 uur per dag aanwezig is, de hulphond spanningsverlagend kan werken en menselijke emoties kan herkennen en daarop kan reageren. In het aanvullende rapport handhaaft Mulder zijn conclusie.
Ook Robin Sonjé, die vanuit Jeugdfact eerder betrokken is geweest bij de begeleiding van eiseres, heeft tijdens een gesprek op 20 april 2020 verklaard dat een hulphond in het geval van eiseres passend is. Een hulphond kan volgens hem eiseres helpen de behandeling te bestendigen. Het is daarom volgens Sonjé een toevoeging om continuïteit en ontwikkeling te borgen.
Tot slot heeft De Kanter ter zitting gezegd dat zij zich bij de conclusies van Oostendorp en Mulder aansluit. De Kanter heeft toegelicht dat het bij eiseres mis gaat bij de veiligheid die gebracht moet worden door mensen. Een hulphond kan deze veiligheid aan eiseres bieden. Verder heeft De Kanter toegelicht dat een hulphond eiseres kan helpen met de situaties buitenshuis waarin zij zich nu onveilig voelt. Concreet kan de hulphond eiseres helpen als zij bijvoorbeeld een herbeleving krijgt.
5.12.
Gelet op alle verklaringen, zoals in 5.11 weergegeven, kan het standpunt van verweerder dat de hulphond primair slechts een therapeutisch doel zal dienen, niet gevolgd worden. Uit deze verklaringen blijkt immers duidelijk dat de hulphond aanzienlijk kan bijdragen om de zelfredzaamheid en participatie van eiseres te verbeteren. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen van de juistheid van deze verklaringen/rapporten. Verweerder heeft deze verklaringen en rapporten overigens ook niet inhoudelijk bestreden. Verweerder heeft enkel gezegd dat het niet zeker is dat de beperkingen van eiseres zullen worden gecompenseerd door de hulphond. Dat is echter niet de beoordeling die door verweerder moet worden gemaakt. Verweerder moet immers slechts beoordelen of de hulphond een passende bijdrage kan leveren aan het realiseren van een situatie waarin eiseres in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie. Zoals reeds overwogen bieden de verklaringen en rapporten daarvoor voldoende grondslag.
5.13.
De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat de effecten van een hulphond aantoont. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan dat namelijk niet enkel de reden zijn om een dergelijke maatwerkvoorziening niet toe te kennen. De CRvB heeft in haar uitspraak van 12 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2785) immers overwogen dat, ondanks dat er nog geen wetenschappelijk bewijs voor handen is, een college op grond van de Wmo 2015 tot verstrekking van een (opleiding tot) hulphond kan overgaan, als dat in een individuele situatie als het meest passend wordt ervaren. Daarbij gaat het erom of het doel van de opleiding tot hulphond en daarmee de inzet van de hulphond als zodanig gericht is op het vergroten van de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot participatie van de ondersteuningsvrager. Zoals reeds overwogen door de rechtbank is daarvan sprake.
6. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. De reden daarvoor is dat verweerder nog de ruimte moet krijgen om te onderzoeken of de maatwerkvoorziening concreet moet worden ingevuld door het traject dat Stichting Bulters Mekke aanbiedt. Daarbij geeft de rechtbank verweerder wel mee dat de door eiseres overgelegde informatie, en eerdere uitspraken van rechtbanken, het beeld schetsen dat Stichting Bulters Mekke een organisatie is met veel kennis en kunde op het gebied van hulphonden. Ook geeft de rechtbank verweerder mee dat, hoewel verweerder zich in het bestreden besluit zich hier niet meer expliciet over heeft uitgelaten, uit de reeds genoemde verklaringen van deskundigen blijkt dat eiseres in staat is om een dergelijke opleiding van een hulphond aan te gaan.
Verweerder kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Scherff, rechter, in tegenwoordigheid van M.A. de Visser, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.