In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres heeft een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor de opleiding van een hulphond, omdat zij lijdt aan een autismespectrumstoornis en hierdoor problemen ondervindt in haar zelfredzaamheid en participatie in de samenleving. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen, met het argument dat de kosten voor de hulphond onder de zorgverzekering vallen en niet vergoed worden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het beroep is behandeld op zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende gecompenseerd wordt met de huidige ambulante ondersteuning en dat de inzet van een hulphond haar zelfredzaamheid en participatie kan bevorderen. De rechtbank heeft het advies van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB) in overweging genomen, waaruit blijkt dat een hulphond voor eiseres van grote waarde kan zijn. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvraag is afgewezen en dat de hulphond in dit specifieke geval als meest passend kan worden beschouwd.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de gemeente aan eiseres een pgb moet toekennen voor de kosten van de aanschaf en opleiding van de hulphond. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht. Deze uitspraak biedt een belangrijke precedent voor de toekenning van pgb's voor hulphonden in vergelijkbare situaties.