Uitspraak
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
gemachtigde: USG Legal Prefessionals B.V.
1.De procedure
2.De feiten
3.De vorderingen en de verweren
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
4. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.4. De beoordeling
De werkzaamheden waarvoor de richtlijn beleggingsdiensten een vergunning voorschrijft, zijn opgenomen onder de punten 1 tot en met 4 van deel A van de bijlage bij de richtlijn. In het wetsvoorstel zijn de werkzaamheden onder de punten 1a en 1b van deel A van de bijlage bij de richtlijn begrepen onder de definitie van het begrip effectenbemiddelaar in artikel 1, onderdeel b, onder 1°, 2° en 5°.Hierbij worden de volgende kanttekeningen gemaakt. Anders dan in de omschrijving onder punt 1a van deel A van de bijlage bij de richtlijn zijn de zogeheten cliëntenremisiers (instellingen die beleggers aanbrengen bij andere effecteninstellingen) begrepen in de definitie van artikel 1, onderdeel b, onder 1° en 5°, van het wetsvoorstel.” (onderstreping ktr).
- Een advies is een geïndividualiseerde aanbeveling. Dit veronderstelt dat niet slechts informatie wordt verschaft over de mogelijke beleggingen, maar dat tevens een waardeoordeel wordt gegeven over de door de individuele Afnemer te nemen beslissing. Uit de stellingen van Afnemer moet blijken dat de tussenpersoon een op zijn of haar specifieke situatie toegesneden advies heeft verstrekt (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:465, rov. 3.13.3:en 3.13.4, bij HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1714, gevolgd, 81 RO).
- het feit dat de tussenpersoon een beloning ontvangt kan wel een bewijsvermoeden ten aanzien van het geven van vergunningplichtig advies opleveren in de verhouding tussen toezichthouder en tussenpersoon, maar niet in de rechtsverhouding tussen Dexia en afnemer (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:465, rov. 3.14.1 en 2, bij HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1714, gevolgd, 81 RO).
- Voor de schadeverdeling is dus als zodanig niet bepalend of het contact tussen de afnemer en Dexia is gelegd door de afnemer, door Dexia of door een tussenpersoon (Conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:464, rov. 3.2, bij HR 30 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO).
- De particuliere belegger mag in beginsel ervan uitgaan dat de onafhankelijke beleggingsadviseur diens zorgplicht jegens hem naleeft. Hieruit volgt dat de particuliere belegger bij een door de dienstverlener geadviseerde constructie minder snel bedacht hoeft te zijn op, en zich minder snel eigener beweging behoeft te verdiepen in, niet vermelde risico’s dan degene die zich wendt tot een aanbieder van een effectenleaseproduct (Conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:464, rov. 3.9 nr. 2.5, bij HR 30 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO), in zoverre afwijkend van Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8990), rov. 4.13.
- De afnemer die uit eigen beweging Dexia heeft benaderd had meer bedacht moeten zijn op risico’s dan de afnemer die door een tussenpersoon is geadviseerd als bedoeld in HR 2 september 2016 (B./Dexia) (Conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:464, rov. 3.9 nr. 3.1 en 4, bij HR 30 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO).
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om het hof Arnhem-Leeuwarden te volgen voor zover hij in zijn arrest van 3 november 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:8990, rov. 4.13) tot uitgangspunt heeft genomen dat een afnemer diende te onderzoeken of hij mocht vertrouwen op de onafhankelijkheid en deskundigheid van de betreffende financieel adviseur.
Afnemer werd destijds telefonisch benaderd door een medewerker van de tussenpersoon met de vraag of hij interesse had om 200,- per maand op zijn maandelijkse lasten te besparen. Hier had Afnemer wel oren naar. Daarop is een huisbezoek ingepland met een financieel adviseur. Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur van de tussenpersoon, de heer [betrokkene 1] , geïnformeerd naar de financiële wensen en situatie van Afnemer. Zo is gesproken over de hypotheek en het doorlopend krediet van Afnemer bij Fortis. Vervolgens is met de adviseur gesproken over de wens van Afnemer om zijn maandelijkse lasten te verlagen en om vermogen op te bouwen voor de toekomst. Afnemer wilde namelijk graag iets achter de hand hebben. Ook is gesproken over de wens van Afnemer om zijn huis te kunnen verbouwen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en vertelde dat hij daar een geschikt product voor had. De adviseur adviseerde Afnemer om een Capital Effect product van Bank Labouchere af te sluiten. Afnemer diende hiervoor de overwaarde op zijn woning op te nemen door zijn hypotheek over te sluiten en te verhogen en deze aan te wenden voor de vooruitbetaling van het product en afbetaling van het doorlopend krediet.
- de overeenkomst, waarop ‘ [nummer 2] -NBG Finance’ als adviseur is vermeld.
Uitgangspunt:
4.12. Afnemer stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op zijn persoon toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit.
Afnemer stelt dat Dexia de effectenleaseproducten speciaal heeft ontwikkeld om deze door middel van een advies te laten verkopen door tussenpersonen. Dexia heeft hiervoor, volgens Afnemer, ook eigen ondernemingen in het leven heeft geroepen en Dexia kende een systeem van provisie per afgesloten overeenkomst (niet per aangebrachte klant) zodat de tussenpersonen werden aangespoord om meer overeenkomsten te sluiten en zich dus actief bezig te houden met de keuze van de klant. Verder stelt Afnemer dat Dexia in de stukken die zij gebruikte de tussenpersonen altijd ‘adviseur’ noemde.
4.13. Dexia heeft deze gang van zaken niet voldoende weersproken. Hoewel het voorgaande betrekking heeft op de algemene gang van zaken bij de verkoop en bemiddeling van beleggingsproducten via en door tussenpersonen en daaruit niet blijkt dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van NBG Finance aan Afnemer, komt uit deze stukken wel naar voren dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven.
In de procedure van partijen zijn dezelfde buitengerechtelijke werkzaamheden gesteld als die, welke in het arrest aan de orde waren, namelijk het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken (zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven), het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van de belegger en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van de belegger te kunnen bepalen, zodat ook in dit geval geen aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
5.De beslissing
30 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.