ECLI:NL:RBGEL:2021:5441

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
233416-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag met vordering benadeelde partij

Op 8 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadig voorval op 12 september 2020 in Wageningen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot doodslag op het slachtoffer, die ernstig letsel had opgelopen door meerdere steek- en snijwonden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweldsincident, waarbij het slachtoffer door medeverdachte 1 met een mes was gestoken en de verdachte met een broodplank had geslagen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, waarbij het letsel van het slachtoffer als potentieel dodelijk werd gekwalificeerd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 550 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die ook geestelijk letsel had opgelopen door het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/233416-20
Datum uitspraak : 8 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats] , wonende aan het [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. B. Klunder, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing van de omschrijving van de feiten in de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een machete/(kap)mes, althans een steekvoorwerp, in/op de arm(en) en/of de polsen en/of
benen en/of knieën en/of elders in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of ingehakt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steek- en/of snijwonden in/op de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/aan het lichaam en/of blijvend gezichtsletsel en/of zenuwletsel en/of peesletsel en/of ontsierende littekens en/of inwendige verwondingen heeft/hebben toegebracht,
door (met kracht) meermalen met een machete/(kap)mes, althans met een scherp voorwerp, in/op/aan voornoemde plekken op het lichaam en/of gezicht van die [slachtoffer] te steken en/of snijden en/of hakken en/of slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, te weten meerdere steek- en/of snijwonden in/op de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/aan het lichaam en/of blijvend gezichtsletsel en/of zenuwletsel en/of peesletsel en/of ontsierende littekens en/of inwendige verwondingen, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een machete/(kap) mes, althans een steekvoorwerp, in de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/op het lichaam en/of gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of ingehakt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft/hebben mishandeld door (met kracht) meermalen met een machete/(kap)mes, althans met een scherp voorwerp, in/op/tegen de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/op het lichaam en/of gezicht en/of elders in/op het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of snijden en/of hakken en/of slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een vooropgezet plan om aangever om het leven te brengen. Er kan niet worden bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verder is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om vast te stellen dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij het veroorzaken van het letsel bij aangever. Daarnaast ontbreekt het voorwaardelijk opzet op de dood, op zware mishandeling en een poging zware mishandeling van aangever.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij samen met een of meer anderen heeft gepoogd om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank neemt de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Aangever [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 11 september 2020 rond een uur of 20.00/ 21.00 uur bij zijn ex-vriendin thuis was toen hij door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) werd gebeld die hem vroeg waar hij was. [slachtoffer] werd daarbij door [medeverdachte 1] uitgescholden en hij moest van [medeverdachte 1] naar huis gaan. [2] [slachtoffer] hoorde [medeverdachte 1] door de telefoon onder meer zeggen:
“Ik maak je deur kapot”en
“Voordat je thuis komt zijn je ramen kapot”. [3] Omdat [medeverdachte 1] hem bleef bellen vertrok hij uiteindelijk naar huis. Thuis zag hij dat de ruit van de voordeur kapot was en dat er een steen in de woning lag. [4] Op 12 september 2020, om 00.33 uur kwamen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatste aan de [adres 2] . Zij zagen dat een ruit bij de voordeur was vernield. [5] Door een glaszetter werd een tijdelijke ruit geplaatst. [6] [slachtoffer] is vervolgens op de bank in slaap gevallen en werd op enig moment wakker van glasgerinkel. [7] Hij zag dat de tijdelijke ruit kapot was en dat er weer een baksteen in de gang lag. [8] Buiten zag hij [medeverdachte 1] , de vriendin van [medeverdachte 1] (zijnde verdachte [verdachte] , hierna: [verdachte] ) en [medeverdachte 2] (zijnde verdachte [medeverdachte 2] , hierna [medeverdachte 2] ) staan. [9] Hij hoorde dat [medeverdachte 1] riep dat hij naar buiten moest komen. [10] Om 4.16 uur belde [slachtoffer] de politie. [11] Vervolgens hoorde hij weer een boem tegen de deur. Hij hoorde dat ze stenen tegen de deur bleven gooien. Hij werd binnen door de stenen geraakt. Hij hoorde dat [medeverdachte 1] opnieuw riep dat hij naar buiten moest komen en dat hij hem dood ging maken. Met een snijplank ging hij naar buiten. Toen hij buiten kwam, rende [medeverdachte 1] van hem weg, hij ging achter hem aan en kreeg hem te pakken. [12] Hij pakte [medeverdachte 1] met beide handen bij zijn benen vast. [medeverdachte 1] verzette zich en vervolgens werd er door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geduwd, getrokken en gevochten. Door [medeverdachte 1] werd met een mes in zijn handen en polsen gestoken. [verdachte] sloeg hem in zijn gezicht met een vuist en met platte hand. [13] [medeverdachte 2] riep dat hij [medeverdachte 1] los moest laten omdat hij heel erg aan het bloeden was. [14]
Om 4.26 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om naar de [adres 3] te gaan. Aldaar troffen zij [slachtoffer] op straat aan. Zij verklaarden hierover het volgende:
“Wij hoorden het geluid van een vloeistof welke op de grond kletterde. Wij zagen dat dit geluid werd veroorzaakt door bloed welke uit de handen van [slachtoffer] spoot. Wij zagen dat [slachtoffer] hevig bloedde aan beiden handen. Wij zagen dat zijn rechterhand een diepe vleeswond had. Spieren en pezen waren zichtbaar. Het zag er verontrustend uit. Het bloed spoot uit zijn rechterhand. Wij hoorden [slachtoffer] kermen van de pijn. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , pakte de duim en het andere deel van de hand van [slachtoffer] en drukte deze tegen elkaar. Dit teneinde het teneinde te trachten het bloeden te stoppen. Echter stopte dit onvoldoende de bloeding. Wij zagen dat de linkerhand van [slachtoffer] eveneens was voorzien van een vleeswond. Er stak een stuk pees, spier of bot uit.”Aan de rechterarm van [slachtoffer] werd een tourniquet aangebracht waardoor het bloeden aan de rechterhand afnam. Dit was volgens verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] noodzakelijk omdat [slachtoffer] anders wellicht zou zijn doodgebloed. [slachtoffer] had volgens hen een hoop bloed verloren. Naast de vleeswonden aan de handen werd een vleeswond aan het been waargenomen en een snee onder de kin van [slachtoffer] . [15]
Het letsel van [slachtoffer] is onderzocht door een forensisch arts. Op het rechterbeen van [slachtoffer] werden drie parallel aan elkaar lopende onderbrekingen van de huid van respectievelijk 4, 6 en 8 centimeter geconstateerd, welke waren gesloten met een type hechting (Donati) dat wordt gebruikt bij diepe verwondingen/verwondingen met wijkende wondranden. In de letselinterpretatie is vermeld dat dit letsel passend is bij “diepe” snijwonden. In de hals werd aan de rechterzijde een rechtlijnige onderbreking van ongeveer 2,5 centimeter geconstateerd, welke was gesloten met vier hechtingen. In de letselinterpretatie is vermeld dat dit een snijwond betreft. Op de rechter zijde van het hoofd werd een zwelling van 5 centimeter geconstateerd. In het centrum van deze zwelling bevond zich een rechtlijnige onderbreking van de huid van ongeveer 5 mm. In de letselinterpretatie is vermeld dat dit een krasverwonding betreft. Verder werd geconstateerd dat de linker en rechter pols van [slachtoffer] in het gips zaten. [16]
Het letsel op het hoofd is volgens de deskundige waarschijnlijk toegebracht door stomp inwerkend geweld, zoals een slag met een stomp voorwerp, zijnde bijvoorbeeld een knuppel, broodplank of vuist. Het letsel aan de hals en het rechterbeen is volgens de deskundige waarschijnlijk toegebracht door een scherprandig voorwerp. Het kan zijn toegebracht met behulp van een (groot)mes. Ook het letsel aan de handen van [slachtoffer] -gebaseerd op de ontslagbrief heelkunde- kan volgens de deskundige zijn toegebracht met behulp van een (groot)mes. [17]
In de letselinterpretatie is verder vermeld dat de letsels blijvende littekens zullen achterlaten. Door de deskundige kan niet worden uitgesloten dat – gelet op de verstoring van de functie van de handen – sprake gaat zijn van blijvende invaliditeit. [18]
Samenvattend stelt de deskundige dat sprake is geweest van een acuut levensbedreigende situatie door het oplopen van snijwonden aan handen/pols, hals en knie. [slachtoffer] is dermate veel bloed verloren dat hij 3 eenheden bloed toegediend heeft moeten krijgen in het ziekenhuis. Hij is met spoed geopereerd en is tijdelijk opgenomen geweest op de afdeling intensive care. Het opgelopen letsel is, zonder tussenkomst van vroegtijdige adequaat medisch handelen, te beschouwen als potentieel dodelijk letsel. [19]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen ruzie aan het maken waren. Zij zag daarnaast nog een andere man en vrouw. De vrouw had blonde haren. [getuige 1] hoorde haar roepen
“Pak een plank, pak een plank”. Ze zag dat de verdachte een mes in zijn rechterhand had, een soort keukenmes van 15 à 20 cm lang, kleur zwart. De verdachte had een oranje/roodachtige ‘hoodie’ aan. Hij had zwart haar en van buitenlandse komaf. De huidskleur van het slachtoffer was donker. Hij had (korte) dreads. De vrouw had blond haar en de man was volgens [getuige 1] kaal en iets forser. Zij zag dat de andere man en vrouw aan het duwen en aan het trekken waren. Zij zag dat zij op een gegeven moment met de verdachte wegliepen. Zij had van het voorval een filmpje met haar telefoon gemaakt. Volgens [getuige 1] is op het filmpje te zien dat de verdachte op de grond ligt met het mes in zijn handen en dat het slachtoffer op hem intrapt. [20]
De camerabeelden van de telefoon van [getuige 1] zijn uitgekeken. Op de beelden wordt onder meer waargenomen dat op de grond een persoon met een rood kledingstuk ligt, welke persoon door [getuige 1] werd aangeduid als de verdachte. Verder wordt waargenomen dat deze persoon op de grond zijn rechterarm naar achteren gebogen heeft en deze rechterarm naar voren beweegt. Tijdens deze beweging heeft deze persoon een lang voorwerp in de hand welke met de beweging van zijn arm meebeweegt. De arm beweegt in de richting van een persoon met witte schoenen. Deze persoon werd door [getuige 1] aangeduid als het slachtoffer. Er wordt waargenomen dat de persoon met de witte schoenen één keer richting de benen schopt van de persoon die op de grond ligt. [21]
[slachtoffer] droeg ten tijde van het incident witte schoenen [22] , had dreads [23] en heeft een donkere huidskleur. [24] [medeverdachte 1] is van Marokkaanse afkomst en hij heeft zwart haar. [25]
[getuige 1] heeft verder nog verklaard dat de man, de verdachte met het mes weg liep en zei
“Ik pak jou nog”. Zij zag deze man met de vrouw en de andere man naar links lopen en het slachtoffer naar rechts. [26]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij buiten ruziënde mensen hoorde die in de richting van het huis van [slachtoffer] liepen. Vervolgens hoorde hij doffe klappen. Daarna hoorde hij voor de deur weer een hoop geschreeuw. Toen hij naar buiten keek door het badkamerraam zag hij dat drie personen wegliepen en dat [slachtoffer] achter hen aanging. Het ging om een blonde vrouw en twee mannen. Daarna zag hij dat ze op [slachtoffer] aan het inslaan, schoppen en hakken waren. Hij zag de blonde vrouw op aangever inslaan/hakken. Hij zag dat zij een voorwerp in haar handen had, wat leek op een stok. Hij zag dat [slachtoffer] op de grond lag tegen een auto aan en dat hij zijn handen omhoog had om de klappen en schoppen af te weren. Hij zag dat het [slachtoffer] lukte om de overkant van de straat te bereiken, maar dat hij door de vrouw onderuit werd gehaald. Hij zag dat [slachtoffer] zich probeerde te verweren maar dat de vrouw en de twee mannen op hem in aan het schoppen en slaan waren. Hij zag dat de vrouw naar voren kwam en met haar voet het hoofd van [slachtoffer] van boven naar beneden tegen de grond trapte. [getuige 2] liep daarop naar beneden en ging de deur uit. Hij zag de daders naar hem kijken, waarop zij vertrokken. Hij hoorde hen roepen dat ze het af zouden komen maken en nog niet klaar met hem ( [slachtoffer] ) waren. [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij had gezien dat de vrouw met een voorwerp op [slachtoffer] aan het ‘hakken’ was. [27]
Getuige [getuige 3] verklaarde dat hij zag dat de vrouw met een broodplank van zo’n 40 cm op de donkere man sloeg. [28]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij vanuit haar badkamerraam 3 mannen een één vrouw op straat zag ruzie maken. De drie mannen bestonden uit een donkere man en twee lichte mannen. Zij zag dat de donkere man op de grond gemept werd door de twee andere mannen en dat deze hem wilden slaan en trappen. Zij zag dat het viertal heen en weer ging met trekken duwen, schreeuwen en schelden. Het geweld was wel allemaal gericht tegen de donkere jongen. [29]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij wakker was geworden van geschreeuw buiten. Via het badkamerraam zag hij een man op het trottoir lopen aan de overzijde van de weg in de richting van de [straatnaam 1] . Aan de andere zijde op de rijbaan liepen op dezelfde hoogte ongeveer nog drie andere personen. Dit waren een vrouw en een man en nog een andere persoon. Hij hoorde ze af en toe schreeuwen en ging weer naar bed. Na een paar minuten hoorde hij weer lawaai buiten. Door zijn badkamerraam zag hij dezelfde mensen lopen. Een man op het trottoir en de andere drie op de weg langs de auto’s. [30] Hij hoorde iemand herhaaldelijk iets roepen in de trant van
“Kom dan”. Even later zag hij dat er een vechtpartij was uitgebroken tussen die mensen. Op enig moment zag hij dat de vrouw die in het groepje aanwezig was met een plank sloeg naar een persoon die voorover gebogen stond. Hij zag dat zij meerdere keren sloeg. Ook zag hij dat zij het voorwerp in haar handen met beide handen vasthield en enkele malen op de rug sloeg van de persoon die voorover gebogen stond. Vervolgens zag hij dat de persoon die werd geslagen zich losmaakte van de groep enkele meters wegliep. Ook de vrouw zag hij enigszins weglopen. Hij zag toen twee mensen op straat liggen. Het volgende wat hij bewust zag was dat iemand twee keer een slaande of stekende beweging maakte naar een persoon die op de grond lag. [31]
[getuige 5] heeft verder nog verklaard dat hij de vrouw op enig moment hoorde roepen:
“Wat zei je over mijn moeder?”, waarop hij zag dat de vrouw naar de man toeliep en hem sloeg of duwde. Verder hoorde hij de vrouw roepen:
“Dan moet je maar niet van die rare berichten sturen”. [32]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij hoorde dat er bij de buren, aan de [straatnaam 2] , op de voordeur werd gebonkt. Zij hoorde ook dat er met een zwaar voorwerp op de muur gebonkt wed. Zij hoorde een man schreeuwen :
“Ik neuk je! Je familie! Je gaat eraan!”of woorden van gelijke strekking. Vervolgens hoorde zij glasgerinkel en hoorde zij personen weglopen in de richting van de [straatnaam 1] . De stem die zij hoorde schreeuwen werd minder luid. Zij hoorde verder de onderbuurman bij de voordeur praten, waarbij het leek alsof hij aan de telefoon was. Zij hoorde de man die zij eerder hoorde schreeuwen terugkomen. Ze hoorde dat hij schreeuwde:
“Kom dan, kom dan”. [33]
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij bij het incident op 12 september 2020 betrokken waren. [34]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij lag te slapen toen hij die nacht door [medeverdachte 1] werd gebeld. [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij problemen had en dat hij bij de [straatnaam 3] was. [medeverdachte 2] is vervolgens naar [medeverdachte 1] toe gegaan, omdat hij dacht dat hij hem kon helpen. Bij de [naam 1] aan de [straatnaam 3] zag hij [medeverdachte 1] samen met [verdachte] . Vervolgens zijn ze met zijn drieën naar de [straatnaam 4] gelopen waar [medeverdachte 1] en [verdachte] bij een flat naar boven zijn gegaan. Daarna liepen zij samen naar de [straatnaam 5] .
[medeverdachte 2] heeft over het incident verklaard dat [medeverdachte 1] had geroepen:
“pak die plank, pak die plank”terwijl [slachtoffer] [medeverdachte 1] bij zijn benen vast had. [35] [medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat hij een plank met bloed heeft weggegooid in de struiken. [36]
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat op 12 september 2020 te Wageningen [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, bestaande uit diepe steek- dan wel snijverwondingen aan beide handen, drie diepe snijwonden aan zijn been, een snijverwonding aan zijn kin en stomp inwerkend letsel aan zijn hoofd. [slachtoffer] heeft 3 eenheden bloed toegediend moeten krijgen, gezien de grote hoeveelheid bloed die hij had verloren. Hij is met spoed geopereerd en is tijdelijk opgenomen op de intensive care. Adequaat en tijdig medisch ingrijpen heeft een dodelijke afloop voorkomen. De rechtbank kwalificeert het letsel dan ook als potentieel dodelijk letsel.
De rechtbank stelt verder vast dat door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] bestaande uit trekken, schoppen en slaan. [verdachte] heeft daarnaast met de snij- of broodplank tegen [slachtoffer] geslagen.
Ten aanzien van het steken met een mes overweegt de rechtbank als volgt.
Getuige [getuige 5] heeft op enig moment twee personen op de grond zien liggen en vervolgens heeft hij gezien dat er slaande of stekende bewegingen zijn gemaakt naar een persoon die op de grond lag. Gezien het feit dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geen of geen noemenswaardig letsel hebben opgelopen tijdens het incident, kan het niet anders dan dat de stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] zijn gemaakt, die wel zeer ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet verder ook in de verklaring van [getuige 1] , in samenhang met de waarnemingen van de door haar gemaakte camerabeelden, bevestiging dat door [medeverdachte 1] met een mes op [slachtoffer] is ingestoken. Het signalement van degene die door [getuige 1] als verdachte wordt aangemerkt, komt overeen met [medeverdachte 1] en het signalement van degene die door [getuige 1] als slachtoffer wordt aangemerkt, komt overeen met [slachtoffer] .
De verklaring van [verdachte] – dat zij geen mes heeft gezien en dat zij niet heeft gezien dat [slachtoffer] (ernstig) bloedde – vindt de rechtbank gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] opgebeld en gezegd dat hij een probleem had. [verdachte] , [medeverdachte 1] én [medeverdachte 2] zijn vervolgens samen naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Zij hebben vervolgens meerdere stenen naar en door de ruit van de voordeur van [slachtoffer] gegooid. Er werd geroepen dat hij zijn woning uit moest komen en
“ik maak je dood”of
“je gaat eraan”.De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededaders daardoor gericht de confrontatie zijn gaan opzoeken met [slachtoffer] . Vervolgens is er op straat een vechtpartij ontstaan en is er door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geweld gebruikt richting [slachtoffer] dat bestond uit trekken, schoppen en slaan. [verdachte] heeft daarbij met de snij- of broodplank tegen [slachtoffer] aangeslagen. [medeverdachte 1] heeft daarbij met een mes op [slachtoffer] ingestoken, waarbij hij meerdere diepe steek- en of snijwonden heeft toegebracht. [medeverdachte 2] heeft vervolgens geroepen tegen [slachtoffer] dat hij [medeverdachte 1] moest los laten omdat [slachtoffer] ernstig aan het bloeden was. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens vertrokken, terwijl ze [slachtoffer] bloedend achterlieten. [medeverdachte 1] nam het mes mee. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich daarom schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag. Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank verdachtes opzet op de dood af. Immers heeft zij [slachtoffer] geschopt en geslagen (ook met een broodplank), terwijl [slachtoffer] door [medeverdachte 1] met een mes werd gestoken die voorafgaand daaraan de woorden
“Ik maak je dood”en/of
“Je gaat eraan”,of woorden van gelijke strekking, heeft gebezigd.
Het primair tenlastegelegde is daarmee in zoverre wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht bewezen dat er is gestoken met een mes. Omdat er geen machete of kapmes is aangetroffen, kan de rechtbank onvoldoende vaststellen met wat voor een (soort) mes er is gestoken. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meermalen,
althans eenmaal,met een
machete/(kap)mes,
althans een steekvoorwerp,in/op de arm(en) en/of de polsen en/of
benen en/of knieën en/of elders in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of ingehakt en
/ofdie [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Medeplegen van poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Beroep op noodweer
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat aan haar een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Er was sprake van een dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van [medeverdachte 1] waartegen verdediging noodzakelijk was. De wijze waarop verdachte [medeverdachte 1] verdedigd heeft, staat volgens de raadsvrouw in redelijke verhouding tot de aanranding. Het schoppen is volgens de raadsvrouw dus gerechtvaardigd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het beroep op noodweer moet worden verworpen. Verdachte en zijn mededaders hebben de confrontatie met [slachtoffer] opgezocht, waarbij zij met stenen de ruiten van [slachtoffer] hebben ingegooid. [slachtoffer] was in zijn woning en mocht zich tegen het onmiddellijk dreigende gevaar voor aanranding verdedigen. Aan verdachte en haar mededaders komt al om die reden geen beroep op noodweer toe, aldus de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer dient vast te staan dat voor de verdachte een noodweersituatie heeft bestaan. Met andere woorden of er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte, waartegen hij zich noodzakelijk moest verdedigen.
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] met een mes en samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] naar [slachtoffer] is toegegaan en dat zij daar samen met hen stenen heeft gegooid naar de woning van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van hun gedrag – naar de kern bezien – als aanvallend moeten worden aangemerkt. In het algemeen kan niet worden uitgesloten dat degene die een confrontatie opzoekt alsnog in een noodweersituatie kan komen te verkeren. Die situatie kan zich onder meer voordoen als degene die de confrontatie heeft opgezocht wordt geconfronteerd met buitensporig geweld dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging van de aangerande overschrijdt. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] - door achter [medeverdachte 1] aan te rennen (met een snijplank), hem vast te pakken en vast te blijven houden - de grenzen van diens recht op zelfverdediging te buiten is gegaan. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] [medeverdachte 1]
wederrechtelijkheeft aangevallen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de haar verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van andermans lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 437 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (te weten: een meldplicht bij reclassering; ambulante behandeling door Kairos, De Waag, Iriszorg of Fivoor; een contactverbod met [slachtoffer] (met politietoezicht) en ambulante (woon)begeleiding door RIBW/Startpunt), en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het opleggen van een gevangenisstraf te volstaan met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan het voorarrest en eventueel een voorwaardelijk strafdeel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte is met haar twee mededaders naar de woning van het slachtoffer gegaan. Zij hebben daar met stenen naar de voorruit van het slachtoffer gegooid en hebben geroepen dat hij naar buiten moest komen en dat ze hem gingen doden. Ze bleven met stenen gooien totdat het slachtoffer zich genoodzaakt voelde om naar buiten te gaan om een einde aan de situatie te maken. Er ontstond vervolgens een vechtpartij waarbij verdachte en haar mededaders richting het slachtoffer geweld hebben toegepast door hem te schoppen en te slaan. Het slachtoffer werd door een van de mededaders meermalen met een mes gestoken. Dit moet verdachte hebben gezien. Verdachte sloeg het slachtoffer meermalen met een broodplank. Verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer bloedend achtergelaten. Het handelen van verdachte en haar mededaders levert een ernstig geweldsfeit op. Dergelijke geweldsfeiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsmisdrijven hiervan bij hun dagelijks functioneren nog lange tijd de gevolgen ondervinden. Dit volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen en de stukken van de vordering van de benadeelde partij. Het slachtoffer heeft aan het feit PTSS en een zware depressie overgehouden. Het slachtoffer heeft voorts meerdere operaties moeten ondergaan aan het opgelopen letsel aan zijn handen. Uit het medisch journaal betreffende het slachtoffer volgt dat hij op 7 mei 2021 is geopereerd aan een zwelling in het litteken in zijn rechter handpalm. Uit een brief van het Ziekenhuis [naam 3] van 1 juli 2021 volgt dat [slachtoffer] op 1 juli 2021 is geopereerd vanwege letsel aan een spier/pees in zijn hand. Tijdens deze operatie is de verloren functie van de strekpees in de duim overgenomen door een strekpees van de wijsvinger. Ten gevolge van de operatie moest het slachtoffer vier weken in het gips, gevolgd door handtherapie. Verder heeft er een littekencorrectie plaatsgevonden in de rechterbovenarm. Uit een brief van revalidatiespecialisten [naam 2] van 6 april 2021 volgt dat het slachtoffer ernstig is beperkt in zijn participatiemogelijkheden. Er is sprake van persisterende pijnklachten en duidelijk aanwezige beperkingen in functionaliteit. Een volledig herstel naar de uitgangssituatie van 100% is niet haalbaar. Het opgelopen letsel is aldus zeer ernstig te noemen. Het slachtoffer zal hier waarschijnlijk de rest van zijn leven de gevolgen van ondervinden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De feit rechtvaardigt de oplegging van een (langdurige) gevangenisstraf.
NIFP-rapportage
Uit de rapportage Pro Justitia van 18 april 2021, opgesteld door drs. [naam 4] , GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor-gerelateerde stoornis waarbij sprake is van een persisterende reactie op een psychotrauma met PTSS-achtige symptomen en een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het feit was deze stoornis volgens de psycholoog ook aanwezig en beïnvloedde deels de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het feit. De uit verdachtes persoonlijkheidsstoornis voortvloeiende verstoorde emotieregulatie- en probleemoplossende vaardigheden hebben het volgens de deskundige mogelijk moeilijker voor haar gemaakt tot rationele keuzes te komen. Vanuit onderliggend trauma is er bij betrokkene sprake van een smalle ‘window of tolerance’. Dit betekent dat verdachte bij relatief weinig "triggers", stress of spanning snel boven het "normale’ spanningsniveau komt en in een soort waas/overlevings-modus terecht kan komen. Vanuit verdachtes traumata en hechtingsproblematiek is zij volgens de deskundige tevens niet in staat het gevaar van situaties in te zien en is zij weinig in staat hechtingsrelaties in te schatten waardoor zij minder mogelijkheden heeft om tijdig hulp in te schakelen. Betrokkene maakt inschattingsfouten en kan moeilijk begrenzen. Ze had zich met het slachtoffer en vermeende mededader in allerlei vreemde bochten gewrongen. Door haar borderlinepersoonlijkheidsstoornis is zij volgens de deskundige kwetsbaar in relaties en kan zij haar emoties niet goed reguleren. Anderzijds heeft verdachte volgens de deskundige andere keuzemogelijkheden gehad om niet in dit soort situatie terecht te komen. De deskundige adviseert om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, vanwege enige doorwerking van verdachtes persoonlijkheidspathologie in het bewezenverklaarde. Bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij wordt volgens de deskundige het recidiverisico als matig ingeschat. Om die reden adviseert hij een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies van 12 augustus 2021 volgt dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad en is opgegroeid in een onveilige hechtingssituatie. Het cannabisgebruik van verdachte is (gedurende het schorsingstoezicht) toegenomen, wat de reclassering ziet als een punt van aandacht in de begeleiding. Uit het advies volgt verder dat verdachte op zoek is naar andere huisvesting en dat zij in het najaar start met een opleiding. Verder heeft zij zichzelf aangemeld voor een psychologische behandeling. Het recidiverisico wordt door de reclassering laag ingeschat. Zij adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij Kairos, De Waag, Fivoor of Iriszorg, daarnaast ambulante woonbegeleiding door RIBW/Startpunt en een contactverbod met het slachtoffer (met politietoezicht).
De rechtbank is gezien het vorengaande van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend, gelet op de bij verdachte geconstateerde problematiek.
Deels voorwaardelijke gevangenisstraf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 550 dagen moet worden opgelegd. Daarvan zullen 360 dagen voorwaardelijk zijn, met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de voorwaarden koppelen die de reclassering heeft geadviseerd, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling, ambulante (woon)begeleiding en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering brengen op de op te leggen straf. Het onvoorwaardelijke deel is daarmee gelijk aan het voorarrest. Dit betekent dus dat verdachte niet terug de gevangenis in hoeft. Voorop dient nu te staan dat verdachte gaat werken aan emotieregulatie en probleem oplossende vaardigheden en haar problematiek door middel van behandeling en begeleiding. De rechtbank vindt het positief dat verdachte zichzelf heeft aangemeld voor een psychologische behandeling en dat zij start met een opleiding. Het voorwaardelijke strafdeel dient mede als stok achter de deur om gemotiveerd te blijven voor de behandeling en begeleiding.
De straf valt lager uit dan de straf van medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit zit met name in het feit dat verdachte -in tegenstelling tot [medeverdachte 1] - volgens de rechtbank bij het slachtoffer niet het ernstige letsel heeft veroorzaakt. Daarnaast zit dit in de omstandigheid dat - in tegenstelling tot [medeverdachte 1] - het feit aan verdachte in verminderde mate wordt toegerekend.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het (primair bewezenverklaarde) feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert (na een aanpassing ter terechtzitting) € 2.031,65 aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld, telkens/allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, waarbij het bedrag van de gevorderde kosten voor de kleding kan worden gematigd. De officier van justitie heeft verzocht om toekenning van de wettelijke rente en hij vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft hij gevorderd dat wordt bepaald dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op verzochte integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade onderbouwd en redelijk is en daarom kan worden toegewezen. De raadsvrouw heeft verzocht het bedrag van de immateriële schade te matigen, aangezien zij het bedrag te hoog acht. Zij heeft daarbij aangevoerd dat er sprake is van een voorgeschiedenis in het geheel, van onjuistheden, leugens en een eigen aandeel van de benadeelde partij. De raadsvrouw heeft daarnaast verwezen naar enkele uitspraken waarin bedragen tussen de twee en de vijfduizend euro zijn opgelegd (ECLI:NL:RBAMS:2019:5205, ECLI:NL:GHARL:2019:11122 en ECLI:NL:GHAMS:2018:5029).
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschillende materiële schadeposten het volgende:
- Reiskosten - € 82,94
De opgevoerde reiskosten met betrekking tot het slachtoffergesprek van (39 km ad € 0,26 =) € 10,14 zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in art. 51f, eerste lid, Sv. De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 361, zesde lid, Sv kan de verdachte echter wel worden verwezen in deze door de benadeelde partij gemaakte kosten. Op die grond liggen deze kosten wel voor toewijzing gereed.
De overige gevorderde reiskosten (€ 72,80) zullen worden toegewezen.
- Eigen risico 2020 en 2021 - € 541,23
Deze schadepost is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
- Kosten medipoint - € 247,50
Deze schadepost is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
- Kosten kleding - € 214,98
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag toewijsbaar is tot € 100,-. Het overige deel van deze schadepost is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard,
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding - € 210,-
Deze schadeposten is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
- Vergoeding huishoudelijke hulp - € 735,-.
Deze schadeposten is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
In totaal zal de rechtbank de materiële vordering toewijzen voor een bedrag van
€ 1.906,53.Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van blijvende littekens aan zijn benen, handen en nek en daarnaast een beperkte functionaliteit aan de handen, waarbij een volledig herstel niet haalbaar wordt geacht. Ook heeft de benadeelde partij door de poging tot doodslag geestelijk letsel in de vorm van PTSS en een depressie opgelopen.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 20.000,- vaststellen.
Proceskostenvergoeding
De proceskosten van de benadeelde partij worden ten laste van de verdachte gebracht, tot op heden begroot op € 10,14, zijnde de reiskosten ten behoeve van het slachtoffergesprek met de officier van justitie.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schade verschuldigd. Gelet op de omstandigheid dat er sprake is van verschillende schadeposten met verschillende momenten waarop de desbetreffende kosten zijn gemaakt, zal de rechtbank bepalen dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf 1 februari 2021, ongeveer gelegen in het midden van de gehele periode waarin de schadeposten zijn ontstaan (12 september 2020 t/m 15 juli 2021).
Verdachte is vanaf 12 september 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan smartengeld verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en haar medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover haar medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
550 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
360 dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
-
stelt als algemene voorwaarde datverdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 verdachte zich uiterlijk op binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland (Nieuwe Oeverstraat 65 te (6811 JB) Arnhem, telefoonnummer: 088-8041401) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte zet zich actief in. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken en/of urine controles;
 verdachte zich laat behandelen door Kairos/de Waag/Fivoor/Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
 verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ), voor zover en zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
 verdachte haar medewerking zal verlenen aan ambulante woonbegeleiding en/of begeleiding door het RIBW/Startpunt, indien de reclassering het nodig acht;
-
stelt als overige voorwaarden dat:
 verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij:
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van:
-
€ 1.906,53aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
-
€ 20.000,-aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op
€ 10,14;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer], een bedrag te betalen van:
-
€ 1.906,53aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
-
€ 20.000,-aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als het bedrag, totaal
€ 21.906,53, niet wordt betaald, kunnen
144 dagen gijzelingworden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2021.
mr. J.J.H. van Laethem is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek [nummer 1] , dossiernummer [nummer 2] en [nummer 3] , gesloten op 6 november 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 93.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 12 september 2020, p. 41.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94, 95 en 96.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen meldkamer gesprekken, p. 202-203
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48.
16.Letselinterpretatie, p. 279-283.
17.Letselinterpretatie, p. 283.
18.Letselinterpretatie, p. 284.
19.Letselinterpretatie, p. 285.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 55-56.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 256-257.
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [naam 5] ), p. 309; foto, p. 49.
23.Foto p. 104.
24.Foto, p. 49 en 104.
25.ID-staat, p. 240.
26.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2021.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 58-59.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 62.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 66-67.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 77.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 78.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 79.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 80-81.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. pd1-15; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. PD2-14 t/m 28; proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] , p. 117.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2021 (aanvullend).
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2021 (aanvullend); proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2021 (aanvullend).