ECLI:NL:RBGEL:2021:4774

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
9194284 \ AZ VERZ 21-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemming van de Ondernemingsraad bij wijziging van ploegendiensten binnen Recticel B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland zich gebogen over de vraag of Recticel B.V. instemming van de Ondernemingsraad (OR) nodig had voor de wijziging van (tijdelijk) 2- naar 3-ploegendiensten. De Ondernemingsraad stelde dat op grond van artikel 27 lid 1, jo lid 3 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) instemming vereist was, omdat de werktijdregeling niet uitputtend geregeld zou zijn in de cao. Recticel daarentegen betoogde dat de wijziging geen instemming vereiste, omdat het slechts een toepassing van de bestaande cao-regeling betrof.

De feiten tonen aan dat Recticel een onderneming is die polyurethaanschuim produceert en dat er een ondernemingsraad is die bestaat uit 9 personen. Recticel heeft een cao waarin de arbeidsduur en werktijden zijn geregeld, maar de OR heeft nooit bezwaar gemaakt tegen de werkwijze van Recticel om tijdelijk op- en af te schalen tussen 2- en 3-ploegendiensten. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de ploegendienst een arbeids- en rusttijdenregeling betreft zoals bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b WOR. De kantonrechter concludeerde dat de instemming van de OR niet vereist was, omdat de cao een uitputtende regeling bevatte die de mogelijkheid van tijdelijke aanpassingen dekte.

De rechter benadrukte dat de OR wel instemming moet geven als er een belangrijk aantal werknemers bij de wijziging betrokken is. De beslissing van de kantonrechter was dat de OR geen instemmingsrecht had gedurende de looptijd van de cao, maar dat dit recht herleefde na expiratie van de cao. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9194284 \ AZ VERZ 21-25 \ 498 \ 466
uitspraak van
vonnis artikel 96 Rv
in de zaak van

1.

De besloten vennootschap
Recticel B.V.
gevestigd te Kesteren
verzoekster sub 1
gemachtigde mr. R. Olde
en
2.
De Ondernemingsraad van Recticel B.V.
gevestigd te Kesteren
verzoekster sub 2
gemachtigde mr. R. van der Stege
Partijen worden hierna Recticel en de Ondernemingsraad genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het gezamenlijke verzoekschrift van partijen van 26 april 2021;
- de zittingsaantekeningen 5 augustus 2020 mede houdende pleitaantekeningen van Recticel.

2.De feiten

2.1.
Recticel drijft een onderneming waar polyurethaanschuim wordt geproduceerd en verwerkt tot (onder meer) matrassen. De onderneming kent verschillende afdelingen, zowel voor de productie als ter ondersteuning. Recticel is onderdeel van een internationale industriële groep die gespecialiseerd is in de omzetting van polyurethaan in innovatieve producten en oplossingen. Recticel ontwikkelt, produceert en commercialiseert deze oplossingen via vier verschillende business lines. Recticel wordt nogal eens geconfronteerd met schommelingen in de interne- en extern vraag.
2.2
Bij Recticel zijn ongeveer 260 personen in dienst. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van ongeveer 50 uitzendkrachten.
2.3.
Recticel heeft een ondernemingsraad die bestaat uit 9 personen.
2.4.
Binnen Recticel bestaat al langer een ondernemings-cao. Die cao is middels incorporatiebedingen van toepassing verklaard op de individuele arbeidsovereenkomsten van de werknemers van Recticel. Al vanaf 2008 is in de ondernemings-cao dezelfde regeling opgenomen ter zake werktijden en ploegendiensten. De voorlaatste ondernemings-cao had een looptijd tot en met 31 maart 2020. Vanaf 1 april 2020 tot 26 november 2020 was er geen ondernemings-cao binnen Recticel van toepassing. Sinds eind november 2020 is wel weer een ondernemings-cao van toepassing. Daarin is dezelfde regeling ter zake arbeidsduur en werktijden opgenomen.
2.5.
Die regeling, sinds in ieder geval 2008 opgenomen in artikel 8 Cao luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 8
Arbeidsduur en werktijden
1. Arbeidsduur
a. de arbeidsduur voor de dagdienst en de 3-ploegendienst bedraagt gemiddeld ca. 38 uur per week. Nadere bepalingen zijn opgenomen in lid 5 van dit artikel.
b. In de 2 ploegendienst bedraagt de arbeidsduur gemiddeld per jaar ca. 37 uur per week. Nadere bepalingen zijn opgenomen in lid 5 van dit artikel.
2. Werktijden
a. In dagdienst wordt normaliter gewerkt tussen 6.30 en 18.00 uur van maandag tot en met vrijdag.
b. In 2-ploegendienst wordt afwisselend gewerkt in ochtend- en middagdienst. De dagelijkse werktijden zijn van 06.00 uur tot 14.05 uur en van 14.05 uur tot 22.10 uur, met in iedere dienst een pauze van 30 minuten.
c. in 3-ploegendienst (semi-continudienst) wordt afwisselend gewerkt in de ochtend-, middag- en nachtdienst op 6 dagen van de week, zodanig dat een ononderbroken rustperiode tussen de weekroosters bestaat van tenminste 36 uur, waarvan 24 uur op zondag (van 0.00 uur – 24.00 uur)
3. Roosters
a. Onder dienstrooster wordt verstaan iedere door de werkgever voor één of meer werknemers vastgestelde werktijdregeling.
b. Dienstrooster mag niet in strijd zijn met de bestaande wetgeving en het in dit artikel bepaalde.
c. Het vaststellen van het begin en het einde van de dienstroosters geschiedt door de werkgever in overleg met de gemeenschappelijk ondernemingsraad.
d. De werkgever zal, indien daarbij een belangrijk aantal werknemers is betrokken, niet tot invoering van een andere werktijdregeling overgaan, dan nadat met de gemeenschappelijke ondernemingsraad overeenstemming is bereikt, onverminderd de bevoegdheid van de vakverenigingen hierover overleg met de werkgever te plegen. Indien uw werktijdregeling echter tot gevolg heeft dat arbeid op zondag moet worden verricht, zal de werkgever overleg hebben met de vakverenigingen.
(…)”
2.7.
Recticel heeft vanaf in ieder geval 2008 ter zake dienstroosters de volgende werkwijze gevolgd. Uitgangspunt is dat voor iedere afdeling standaard in een 2- of 3- ploegendienst wordt gewerkt. Ingeval van noodzakelijk op- of afschalen van de productie door toegenomen dan wel achtergebleven vraag en/of tekort aan grondstoffen werd door Recticel een aangepast dienstrooster opgesteld. Dat aangepaste dienstrooster werd met de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad (GOR) gedeeld en door haar voor kennisgeving aangenomen. Voor de invulling van het dienstrooster werd overleg gepleegd met individuele werknemers die veelal op basis van vrijwilligheid met het gewijzigde dienstrooster instemden. De aanpassingen, op- en/of afschalen van de voor de betrokken afdeling geldende standaard 2- of 3- ploegendienst, waren altijd qua duur van tijdelijke aard.
Instemming is van Ondernemingsraad is nimmer gevraagd. De Ondernemingsraad heeft ook nimmer ter zake deze werkwijze bezwaar gemaakt.
2.8.
Ook in de periode van 1 april 2020 tot 26 november 2020, de cao-loze periode, heeft Recticel meermaals op de hiervoor beschreven werkwijze op- en afgeschaald van 2 naar 3- ploegendiensten en vice versa. Ook toen is de Ondernemingsraad hierover geïnformeerd maar is er geen instemming van de Ondernemingsraad verzocht.
2.9.
Nadat Recticel de ondernemingsraad begin september 2020 wederom op de hoogte stelde van het opschalen van een 2- naar 3- ploegendienst binnen de afdeling Converting, stelde de Ondernemingsraad zich op het standpunt dat daarvoor instemming ex artikel 27 Wet op de Ondernemingsraden (WOR) vereist was.

3.Het geschil

3.1.
De Ondernemingsraad stelt zich, samengevat en onder verwijzing naar artikel 27 lid 1, jo lid 3 WOR, op het standpunt dat Recticel voor voornoemde wijziging van (tijdelijk) 2- naar 3-ploegendiensten om instemming van de Ondernemingsraad had moeten verzoeken nu deze regeling volgens haar niet uitputtend geregeld is in artikel 8 Cao.
3.2.
Recticel stelt zich, samengevat, op het standpunt dat voornoemde wijziging als genoemd in r.o. 2.7. geen instemming behoeft van de Ondernemingsraad nu het hier geen vaststelling, wijziging of intrekking van de regeling als genoemd in artikel 8 Cao voornoemd betreft. Volgens Recticel betreft het slechts de toepassing van de regeling.
3.3.
Partijen hebben op gezamenlijk verzoek het geschil, op grond van het bepaalde in artikel 96 Rv, voorgelegd aan de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem.
3.4.
Recticel en de Ondernemingsraad verzoeken de kantonrechter de navolgende vragen te beantwoorden:
I. Heeft de Ondernemingsraad gedurende de looptijd van de huidige Recticel-Cao een instemmingsrecht overeenkomstig het bepaalde in artikel 27, lid 1, onder b, WOR met betrekking tot het besluit van Recticel om de ploegendienst binnen één van de productieafdelingen (tijdelijk) te wijzigen, in die zin dat er tijdelijk sprake is van een besluit om de ploegendienst binnen één van de productieafdelingen tijdelijk op- of af te schalen als gevolg van onvoorziene en niet structurele- omstandigheden? (onder op- of afschalen wordt verstaan dat de basisbezetting (bv. 2 of 3 ploegen) van de betreffende productieafdeling niet structureel wordt gewijzigd, maar dat tijdelijk het aantal ploegen en/of aantal medewerkers dat in een ploeg werkzaam is, naar boven of beneden wordt aangepast) of ontbeert de ondernemingsraad ter zake een instemmingsrecht gezien het bepaalde in artikel 27 lid 3 WOR?
II. Is de ploegendienstregeling in artikel 8 van de Recticel-Cao een regeling als bedoeld in artikel 27 lid 3 WOR?
III. Komt deze ploegendienstregeling in de Recticel-Cao te vervallen na expiratie van de looptijd van de cao, of blijft deze regeling gelden, zolang althans de regeling niet wordt gewijzigd dan wel ingetrokken (in welk geval en als op dat moment geen nieuwe Recticel-Cao geldt, de GOR terzake wél een instemmingsrecht zou verkrijgen)?
IV. Heeft de Ondernemingsraad een instemmingsrecht overeenkomstig artikel 27 lid 1 onder b WOR, met betrekking tot een besluit van Recticel om de ploegendienst binnen één van de productieafdelingen (tijdelijk) te wijzigen, in die zin dat er tijdelijk sprake is van een besluit om de ploegendienst binnen een van de productieafdelingen tijdelijk op- of af te schalen als gevolg van onvoorziene en niet structurele omstandigheden. (onder op- of afschalen wordt verstaan dat de basisbezetting (bv. 2 of 3 ploegen) van de betreffende productieafdeling niet structureel wordt gewijzigd, maar dat tijdelijk het aantal ploegen en/of aantal medewerkers dat in een ploeg werkzaam is, naar boven of beneden wordt aangepast), indien sprake is van de situatie waarin de thans geldende cao is geëxpireerd?
V. Luidt het antwoord op vraag I. anders indien de standaardbezetting van een afdeling structureel wordt gewijzigd (bijvoorbeeld van 2 naar 3 ploegen)?

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 27 WOR luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“Lid 1. De ondernemer behoeft de instemming van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van:
(… )
b. een arbeids- en rusttijdenregeling of een vakantieregeling;
(…)
Lid 3. De in het eerste lid bedoelde instemming is niet vereist, voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan. Instemming is eveneens niet vereist voor zover ter zake van een aangelegenheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien sprake is van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de pensioenwet.
(…)”
4.2.
Het besluit van Recticel om tijdelijk op- en/of af te schalen van 2- naar 3-ploegendienst en vice versa voor een of meer bepaalde afdelingen betreft naar oordeel van de kantonrechter een arbeids- en rusttijdenregeling als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b WOR. Het betreft immers telkens een besluit van algemene strekking dat geldt voor een (of meerdere) groep(en) werknemers van de betreffende afdeling(en). Dat het op- en afschalen steeds tijdelijk van aard is doet daaraan niet af, zeker niet nu het op- en afschalen jaarlijks meermaals plaatsvindt, en de tijdelijkheid soms meerdere weken of incidenteel meerdere maanden betreft. Ook de omstandigheid dat er in de praktijk altijd (nagenoeg) voldoende werknemers waren die vrijwillig bereid waren in het tijdelijke aangepaste rooster werkzaam te zijn, zoals Recticel ter zitting heeft verteld, ontneemt aan de wijzigingen niet het instemmingsplichtige karakter.
4.3.
Het instemmingsrecht van een Ondernemingsraad vervalt ingevolge artikel 27 lid 3 WOR op het moment dat er bij, onder meer, cao ter zake de betreffende instemmingsplichtige aangelegenheid een inhoudelijke regeling is getroffen. Aangenomen wordt dat van een inhoudelijke regeling sprake is als de aangelegenheid in een cao uitputtend is geregeld. Er dient met andere woorden, geen vrije, zelfstandige beslissingsruimte aan de ondernemer te zijn overgelaten. [1]
4.4.
Recticel stelt zich op het standpunt dat artikel 8 Cao voorziet in een dergelijke uitputtende regeling. Recticel geeft, telkens als zij overgaat tot op- en/of afschalen van de ploegendiensten, uitvoering aan het in artikel 8 gegeven kader. Pas als Recticel zou overgaan naar bijvoorbeeld een 4- of 5-ploegendienst zou een besluit genomen worden dat buiten de kaders van artikel 8 Cao valt en zou het een instemmingsplichtig besluit betreffen. Recticel wijst er op dat de Ondernemingsraad zich ook nimmer eerder dan in het najaar van 2020 op het standpunt heeft gesteld dat, bij het op- en/of afschalen sprake is van een instemmingsplichtig besluit. Al zeker sinds 2008 heeft de Ondernemingsraad het op- en/of afschalen steeds voor kennisgeving aangenomen. Bovendien, zo stelt Recticel, is het bedrijfseconomisch gezien onmogelijk en onwerkbaar om telkens tijdelijk op- en/of afschalen noodzakelijk is, een instemmingsprocedure te doorlopen.
4.5.
De Ondernemingsraad betwist dat standpunt van Recticel. Volgens de Ondernemingsraad is van inhoudelijke regeling als bedoeld in artikel 27 lid 3 WOR geen sprake. In artikel 8 Cao is enkel opgesomd welke mogelijkheden Recticel met betrekking tot arbeids- en rusttijden heeft, maar Recticel zal bij iedere wijziging van de eerder gemaakte standaard keuzes voor een 2- of 3- ploegendienst en weer terug naar de standaard, steeds weer een besluit moeten nemen. De Ondernemingsraad verwijst ter onderbouwing ook naar de brief van Recticel van 6 augustus 2021 waarin Recticel aanhaalt dat zij voor het op- en/of afschalen telkens een besluit moet nemen. De Ondernemingsraad wijst er voorts op dat zij ter zake en dergelijk besluit niet alleen een instemmingsrecht heeft, maar dat in artikel 8 lid 3 onder d Cao zelfs is bepaald dat ter zake overeenstemming met de Ondernemingsraad moet worden bereikt. Dat gaat, aldus de Ondernemingsraad nog verder dan het instemmingsrecht.
De Ondernemingsraad onderkent, zo bleek ter zitting, het bedrijfseconomische belang voor Recticel bij het snel kunnen op- en/of afschalen. De Ondernemingsraad heeft zich bereid verklaard ter zake met Recticel afspraken te maken om tot een vlotte procedure te komen.
4.6.
Het gaat hier om de uitleg van een cao-bepaling, welke uitleg mede de positie ter zake het instemmingsrecht van de ondernemingsraad, die niet bij de totstandkoming van de cao was betrokken, bepaalt. Daarvoor geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad de zogenoemde cao-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142). Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ 2003/110). Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor derden die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (vgl. HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111). Aan de cao-norm ligt overigens de gedachte ten grondslag dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang (vgl. HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427).
4.7.
Gesteld noch gebleken is dat er een voor partijen kenbare toelichting bestaat, behorend bij de totstandkoming van artikel 8 Cao. Dit betekent dat artikel 8 uitgelegd moet worden aan de hand van de bewoordingen en, kort gezegd, de context van de bepaling. Daarbij mag tevens acht worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen, waartoe de op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. [2]
4.8.
Uitleg van artikel 8 cao aan de hand van de cao-norm leidt tot het volgende.
In artikel 8 lid 3 is gedefinieerd wat een dienstrooster is, te weten de door werkgever voor een of meer werknemers vastgestelde werktijdregeling. Dat rooster mag niet in strijd zijn met, voor zover hier van belang, het bepaalde in artikel 8. De mogelijke werktijden, die de basis kunnen vormen voor dienstroosters, zijn bepaald in artikel 8 lid 2 Cao. Daaronder vallen 2- en 3-ploegendiensten met de daarbij genoemde werktijden.
Dat betekent dat ieder rooster dat aan die kaders voldoet past binnen artikel 8 en daarmee niet strijdig is.
In artikel 8 lid 3 onder c Cao is bepaald:
“Het vaststellen van het begin en het einde van een dienstrooster geschiedt door de werkgever in overleg met de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad.”
Tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 8 lid 2 en artikel 8 lid 3 onder a en b Cao moet naar oordeel van de kantonrechter onder
‘het vaststellen van het begin en einde van een dienstrooster’worden verstaan het begin of einde van een dagdienst, 2- ploegendienst of 3-ploegendienst, zoals genoemd in artikel 8 lid 2 onder a t/m c Cao. Oftewel als Recticel wil op-/of afschalen. In dat geval, zo bepaalt artikel 8 lid 3 Cao, heeft de werkgever overleg met de GOR. Als bij die wijziging een ‘belangrijk aantal werknemers is betrokken’ zal de werkgever niet tot een andere werktijdregeling over gaan dan nadat met de GOR overeenstemming is bereikt.
4.9.
Met deze regeling is een inhoudelijke regeling getroffen ter zake de arbeids-en rusttijden als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b WOR, een regeling die als uitputtende regeling kwalificeert. De regeling voorziet in de stappen die Recticel moet zetten als zij wil op- of afschalen van 2- naar 3- ploegendiensten en vice versa. Dat Recticel nog wel telkens een beslissing moet nemen om tot op- of afschalen over te gaan doet daaraan niet af. Belangrijk is om artikel 8 als geheel te zien, de relatie tussen de verschillende leden en de aannemelijkheid van de uitleg die daaraan verbonden wordt.
4.10.
In artikel 8 lid 3 onder c Cao, waarin is bepaald dat Recticel in geval van op- of afschalen in overleg moet treden met de Ondernemingsraad, is het instemmingrecht feitelijk ter zijde geschoven. Immers wat zou de betekenis van vereist overleg zijn als de Ondernemingsraad nog een instemmingsrecht zou hebben? In overleg mag Recticel op- en afschalen, zolang maar aan artikel 8 Cao is voldaan en niet gehandeld wordt in strijd met de wet (artikel 8 lid 3 onder b Cao). Dus zolang Recticel blijft binnen de kaders van dagdiensten, 2- en 3-ploegendiensten kan op deze wijze, in overleg, maar zonder instemming, op- en afgeschaald worden. Alleen als het een belangrijk aantal werknemers betreft heeft de Ondernemingsraad een verdergaande bevoegdheid, dan moet er overeenstemming zijn.
4.11.
Een andere uitleg zou het opgenomen overleg in artikel 8 lid 3 onder c Cao en de overeenstemming in artikel 8 lid 3 onder d Cao onbegrijpelijk en zinledig maken. Bovendien zou dan aan dat artikel geen verdere betekenis toekomen dan dat de aanvangs- en eindtijden van de werkdagen in geval van dagdiensten 2- en 3-ploegendiensten zijn geregeld. Maar voor op- en afschalen zowel van 2- naar 3-ploegen als bijvoorbeeld van 2- naar een 5-ploegendienst zou Recticel instemming moeten vragen aan de ondernemingsraad. Bij een dergelijke uitleg valt de uitvoerige regeling van artikel 8 in de Cao niet te verklaren.
4.12.
Hetgeen hiervoor is overwogen hoeft Recticel, gelet op het bepaalde in artikel 8 Cao ter zake het op-/afschalen van 2- en 3-ploegendiensten en vice versa geen instemming aan de Ondernemingsraad te vragen, het instemmingsrecht is door artikel 8 Cao vervallen.
4.13.
Partijen hebben voorts gevraagd of artikel 8 Cao ‘nawerking’ heeft, oftewel, of aan artikel 8 Cao ook betekenis toekomt op het moment dat de Cao is geëxpireerd. Nu alleen aan normatieve bepalingen nawerking toekomt en artikel 8 Cao geen normatieve bepaling betreft, komt aan artikel 8 Cao na expiratie van de Cao geen betekenis toe. In dat geval dient Recticel in geval van op- en afschalen de Ondernemingsraad om instemming te vragen. Immers dan is er in de Cao geen inhoudelijke regeling met betrekking tot arbeids- en rusttijden vastgelegd zoals bedoeld in artikel 27 lid 3 WOR en geldt artikel 27 lid 1 sub b WOR.
4.14.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de gestelde vragen als volgt moeten worden beantwoord:
Antwoord op vraag I.
Nee, de Ondernemingsraad heeft gedurende de looptijd van de huidige Recticel-cao geen instemmingsrecht overeenkomstig het bepaalde in artikel 27, lid 1, onder b, WOR met betrekking tot het besluit van Recticel om de ploegendienst binnen één van de productieafdelingen (tijdelijk) te wijzigen, in die zin dat er tijdelijk sprake is van een besluit om de ploegendienst binnen één van de productieafdelingen tijdelijk op- of af te schalen als gevolg van onvoorziene en niet structurele- omstandigheden. Het instemmingsrecht van artikel 27 lid 1 onder b WOR is als gevolg van de in artikel 8 Cao opgenomen inhoudelijke regeling vervallen (artikel 27 lid 3 WOR). Wel is het zo dat als bij het op- of afschalen ‘een belangrijk aantal werknemers is betrokken’ Recticel ter zake overeenstemming met de Ondernemingsraad moet bereiken (artikel 8 lid 3 onder d Cao)
Antwoord op vraag II.
Ja, naar het oordeel van kantonrechter is de ploegendienstregeling als genoemd in artikel 8 van de Recticel-Cao een regeling als bedoeld in artikel 27 lid 3 WOR nu inhoudelijk is voorzien ter zake de arbeidstijden- en rusttijden.
Antwoord op vraag III.
Ja, de ploegendienstregeling als genoemd in artikel 8 Cao is na het expireren van de Cao niet langer van toepassing.
Antwoord op vraag IV.
Ja, op het moment dat van een geldige cao geen sprake is herleeft het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad als bedoel in artikel 27 lid 1 onder b WOR met betrekking tot een besluit van Recticel om de ploegendienst binnen één van de productieafdelingen (tijdelijk) te wijzigen, in die zin dat er sprake is van een besluit om de ploegendienst binnen een van de productieafdelingen tijdelijk op- of af te schalen als gevolg van onvoorziene en niet structurele omstandigheden.
Antwoord op vraag V.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ligt de mogelijkheid van op- en/of afschalen van 2- naar 3-ploegendiensten en vice versa besloten in de inhoudelijke regeling van artikel 8 Cao, waardoor het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad is vervallen, met dien verstande dat Recticel het moment van op- of afschalen (het moment van begin of einde van het dienstrooster) vast stelt in overleg met de Ondernemingsraad (artikel 8 lid c Cao). Als bij het op- of afschalen een ‘belangrijk aantal werknemers is betrokken’ dan moet Recticel overeenstemming met de Ondernemingsraad bereiken, aldus artikel 8 lid 3 onder d Cao. De al dan niet tijdelijke aard van het op- of afschalen is geen criterium voor toepasselijkheid van artikel 8 Cao.
4.15.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter beantwoordt de aan haar voorgelegde vragen als in r.o. 4.14 vermeld;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op

Voetnoten

1.Zie T&C, Kluwer, artikel 27 lid 3 WOR, aantekening 16.
2.PG bij de HR, conclusie 25 oktober 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1082, r.o. 3.9.