ECLI:NL:RBGEL:2021:4217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/376427 / HZ ZA 20-365
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de uitkering van een Spaargarant Verzekering en regresvordering op erfgenamen na overlijden van erflaatster

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.]. De zaak betreft de uitkering van een Spaargarant Verzekering na het overlijden van mevrouw [erflaatster] op 1 april 2019. Erflaatster had haar echtgenoot [eis.conv./verw.reconv.] onterfd in haar testament, maar had hem wel als begunstigde aangewezen in de verzekering. De rechtbank moest beoordelen of [eis.conv./verw.reconv.] recht had op de uitkering van € 80.000,00 uit de verzekering en of hij een regresvordering had op zijn zoons voor de helft van dit bedrag, omdat hij de hypothecaire lening had afgelost met de uitkering.

De rechtbank oordeelde dat de partnerverklaring die [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster hadden ondertekend, hem de eerste begunstigde maakte van de verzekering. De rechtbank overwoog dat het niet relevant was dat erflaatster [eis.conv./verw.reconv.] had onterfd, omdat de begunstiging in de verzekering zelfstandig was. De rechtbank wees de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling van € 50.366,00 toe, vermeerderd met rente en kosten, en oordeelde dat [ged.conv./eis.reconv.] een gebruiksvergoeding van € 2.463,10 aan de nalatenschap van erflaatster moest betalen.

De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Stempher en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/376427 / HZ ZA 20-365
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
[eis.conv./verw.reconv.],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.] ,
in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflaatster] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.P.G.M. Schellens-Stoks te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het bericht aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] van 16 maart 2021 met productie 7
  • het bericht aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] van 29 maart 2021 met productie 7
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 april 2021.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 1 april 2019 is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster was bij leven gehuwd met [eis.conv./verw.reconv.] . Het huwelijk is ontbonden door het overlijden van erflaatster. Erflaatster heeft op 23 mei 2018 bij testament over haar nalatenschap beschikt. In het testament heeft erflaatster [eis.conv./verw.reconv.] onterfd en haar beide zoons (samen en ieder voor gelijke delen) benoemd tot erfgenaam. [ged.conv./eis.reconv.] , haar broer, heeft zij aangewezen tot executeur van de nalatenschap en bewindvoerder over het door de kinderen geërfde vermogen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft deze taken aanvaard.
Huwelijk
2.2. [eis.conv./verw.reconv.] is in 1997 gehuwd met erflaatster. [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster waren gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In artikel 1 van de huwelijkse voorwaarden is bepaald dat tussen de echtgenoten geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap zal bestaan.
2.3. Uit het huwelijk zijn twee zoons geboren: [zoon1] (2000) en [zoon2] (2003).
2.4. [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster woonden sinds 1 juli 2017 feitelijk gescheiden. [eis.conv./verw.reconv.] is in de echtelijke woning (hierna: de woning) aan de [adres]
blijven wonen. Erflaatster heeft met haar zoons intrek genomen in een nabijgelegen huurwoning. Erflaatster en [eis.conv./verw.reconv.] hebben de woning in 2018 te koop gezet.
Woning en hypothecaire geldleningen
2.5. De woning behoorde tot de eenvoudige gemeenschap van goederen van partijen. Voor de aankoop van de woning in 2000 was een hypothecaire geldlening ten bedrage van € 226.890,00 aangegaan, in 2008 overgesloten naar Centraal Beheer. Deze geldlening bestond uit drie delen: twee aflossingsvrije hypothecaire geldleningen ten bedrage van € 73.972,38 respectievelijk € 72.917,61 en een Spaargaranthypotheek ten bedrage van € 80.000,00.
2.6. In de door [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster ondertekende offerte voor de hypothecaire geldlening (productie 3 bij dagvaarding) is onder meer opgenomen dat de volgende zekerheden van toepassing zijn:
  • een recht van eerste hypotheek tot een bedrag van € 226.890,00 op [adres]
  • verpanding van de (af te sluiten) Spaargarant Verzekering
  • verpanding van de (af te sluiten) overlijdensverzekering.
Verder staat in de offerte nog het volgende:
“(…)
Leningdeel 1 Spaargarant
Gedurende de looptijd van dit leningdeel lost u niet af en betaalt u rente over het gehele leningbedrag. Daarnaast betaalt u premie voor de te sluiten Spaargarant Verzekering met een looptijd van 21 jaar. Het verzekerde bedrag is € 80.000,00. De verzekering wordt gesloten op het leven van I.E [erflaatster] en [eis.conv./verw.reconv.] en komt tot uitkering op de einddatum of bij eerder overlijden van één van de verzekerden. Met het uitgekeerde bedrag wordt het leningdeel afgelost.
(…)
Premie nieuwe Spaargarant Verzekering per maand € 147,31
Premiestorting Spaargarant Verzekering € 10.000,-
Bij de berekening van bovenstaande premies is rekening gehouden met een eenmalige extra premiestorting van € 10.000,-. Dit bedrag dient voor het passeren van de hypotheekakte door ons te zijn ontvangen.(…)
en
“(…)
Partnerverklaring
U kunt besluiten een partnerverklaring te (laten) tekenen. Deze verklaring is een betalingsvolmacht en is bedoeld om degene die deze verklaring ondertekent (de begunstigde) de uitkering te laten ontvangen. Het ondertekenen van de verklaring kan zowel fiscale als civielrechtelijke gevolgen hebben.(…)”
2.7. Op 14 juli 2008 hebben erflaatster en [eis.conv./verw.reconv.] een partnerverklaring (productie 5 bij dagvaarding) ondertekend. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…)
Om verschillende redenen, waaronder fiscale, kan het belangrijk zijn dat een “partnerverklaring” als de onderhavige wordt opgemaakt. Door het opstellen van deze verklaring blijft de partner van de verzekeringsnemer de eerste begunstigde, onder de voorwaarde dat de partner aan Achmea Hypotheekbank N.V. een volmacht verstrekt om de uitkering op de verzekeringspolis aan te wenden ter aflossing van de hypothecaire lening.
(…)
[erflaatster](…)
en [eis.conv./verw.reconv.](…)
geven hierbij opdracht en voor zover nodig volmacht aan:
(...)
Centraal Beheer Achmea, te Apeldoorn.
hierna te noemen “de verzekeraar”, om de uitkering bij overlijden uit hoofde van de bij de verzekeraar afgesloten kapitaalverzekering, met polisnummer [nummer] , aan te wenden voor aflossing van al hetgeen is verschuldigd aan:
Centraal Beheer Achmea te Apeldoorn
De verzekeraar mag deze opdracht als geldig beschouwen zolang deze niet schriftelijk door de ondergetekende in kennis is gesteld van de intrekking.(…)”
2.8. In de op 1 mei 2017 gewijzigde polis van de aan de Spaargaranthypotheek gekoppelde Spaargarant Verzekering (productie 4 bij dagvaarding), waarin erflaatster en [eis.conv./verw.reconv.] beiden als verzekeringnemer en verzekerde worden aangeduid, staat onder meer het volgende:
“(…)
Verzekerd bij overlijden Als 1 van de 2 verzekerden voor de einddatum overlijdt, keert Centraal Beheer € 80.000,00 uit. Deze uitkering wordt ook gedaan als beide verzekerden gelijktijdig overlijden.(…)
Begunstiging 1. Verzekeringnemer
2. Langstlevende verzekerde
3. Echtgeno(o)t(e) van de verzekeringnemer
4. Kinderen van de verzekeringnemer
5. Erfgenamen van de verzekeringnemer
(…)
Verpanding van de polis
De verzekeringnemer heeft de rechten uit deze verzekering verpand aan ACHMEA BANK NV TE DEN HAAG, die deze inpandgeving heeft aanvaard. De pandhouder is aangewezen als eerste begunstigde.
Clausuleblad
Clausulenummer Omschrijving
003.3 Aangetekend wordt dat deze verzekering een voortzetting is van de verzekering bij Centraal Beheer met polisnummer [nummer] en ingangsdatum 1 juli 2008
098.4 Aangetekend wordt dat als verzekeringnemers optreden:
1. Mevrouw [erflaatster](…)
voor dat gedeelte dat recht geeft op de uitkering bij overlijden van De heer [eis.conv./verw.reconv.](…)
voor de einddatum van de verzekering.(…)
2. De heer [eis.conv./verw.reconv.] (…) voor dat gedeelte van de verzekering dat recht geeft op de uitkering bij overlijden van Mevrouw [erflaatster](…)
voor de einddatum van de verzekering.(…)”
2.9. In de algemene voorwaarden levensverzekeringen behorende bij voornoemde verzekering staat het volgende:
“(…)
U kiest zelf uw begunstigde(n). Als u geen begunstigde(n) kiest, gebruiken we een standaardbegunstiging:
Verzekeringnemer
Echtgeno(o)te of geregistreerd partner
Kinderen van de verzekeringnemer
Erfgenamen van de verzekeringnemer
(…)”
2.10. In een mail van 7 augustus 2020 (productie 6 bij de dagvaarding) van een medewerker van Centraal Beheer aan [eis.conv./verw.reconv.] staat dat op 1 mei 2017 de Spaargarant Verzekering is geconverteerd naar een ander administratiesysteem, dat de verzekering met polisnummer [nummer] een voortzetting was van de verzekering met polisnummer [nummer] en dat de conversie van deze verzekering geen invloed heeft gehad op de partnerverklaring.
2.11. Na het overlijden van erflaatster is uit hoofde van de Spaargarant Verzekering een bedrag van € 80.000,00 uitgekeerd. Vanwege de verpanding is het bedrag aangewend voor de gedeeltelijke aflossing van de hypothecaire geldlening, waarna een hypothecaire geldlening resteerde van € 146.890,00. De onder 2.6 genoemde overlijdensverzekering ter hoogte van € 50.000,00 was uiteindelijk niet verpand en is uitgekeerd aan [eis.conv./verw.reconv.] .
Verkoop woning
2.12. De woning is in 2018 te koop gezet. In november 2019 is een bod op de woning gedaan van € 415.000,00 waarbij de woning per 1 maart 2020 zou worden geleverd. [ged.conv./eis.reconv.] wilde dit bod in overleg met de makelaar ( [makelaar] ) accepteren, [eis.conv./verw.reconv.] niet. Tussen de [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] zijn hierover onder meer de volgende mails gewisseld:
In een mail van 21 november 2019 van [eis.conv./verw.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv.] en de makelaar (productie 7 bij de dagvaarding) staat onder meer:
“(…)
Wat betreft de onderhandelingen over de verkoop van de woning denk ik dat we een goede stap gezet hebben met de heer [koper][de koper, opm. rb].
Ik ga per onderdeel daar op in, op basis van zijn aanbod van hedenochtend.
1.
Transportdatum
De transportdatum van 31 juli 2020 heeft mijn voorkeur. Dat geeft mij een redelijke periode om nieuwe definitieve huisvesting te vinden. Immers, pas nadat de ontbindende voorwaarden zijn verstreken kan ik serieus op zoek. Het zou niet passen om de facto op straat gezet te worden. Eerdere levering leidt bovendien tot nodeloos verlies van € 50.000 dan wel € 10.000, die gedragen moeten worden door [ged.conv./eis.reconv.] (zie ook onderdeel 3)

2.Verkoopprijs

Wat mij betreft is een verkoopprijs van € 420.000 kosten koper exclusief roerende zaken akkoord bij een leverdatum op 31 juli 2020.

3.Bijdrage [ged.conv./eis.reconv.]

Het verschil tussen € 432.500 kk en € 420.000 kk bedraagt € 12.500 en wordt door [ged.conv./eis.reconv.] tijdig gestort op de Derdenrekening van de notaris. De notaris zal dit bedrag via de Nota van Afrekening volledig aan mij voldoen.
(…)”
[ged.conv./eis.reconv.] heeft daarop dezelfde dag per dag per mail geantwoord:
“(…)
Mijn voorstel was dat akkoord werd gegaan met de door koper gewenste opleverdatum van 1 maart en dat [makelaar] hier een zo hoog mogelijk bod voor zou uitonderhandelen. Overduidelijk is er op beide punten niet op mijn voorstel ingegaan.
Jij stuurt mij nu een reactie van jou op een bod waarvan mij zowel de totstandkoming als de inhoud onbekend is.
Ik kan hier dan ook geen reactie op geven.
(…)”
2.13.
De woning is in december 2019 voor een bedrag van € 420.000,00 verkocht en op 31 juli 2020 aan de kopers geleverd.
Eigenaarslasten
2.14.
In de periode van 1 juli 2017 tot en met 31 maart 2019 heeft erflaatster maandelijks € 750,00 overgemaakt naar de bankrekening waarvan de eigenaarslasten van de woning werden voldaan
.
2.15.
Vanaf 1 april 2019 tot 31 juli 2020 heeft [eis.conv./verw.reconv.] de eigenaarslasten van de woning voldaan, in totaal voor een bedrag van € 7.882,00.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert samengevat - veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 50.366,00, vermeerderd met rente en kosten.
Uitkering Spaargarant Verzekering
3.2.
[eis.conv./verw.reconv.] legt het volgende ten grondslag aan zijn vordering. [eis.conv./verw.reconv.] is gerechtigd tot de uitkering van € 80.000,00. [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster hadden een spaargarantverzekering afgesloten en daarnaast hebben zij een partnerverklaring getekend. De reden van het afsluiten van de verzekering hield verband met het financieren van de woning. De polis is afgesloten om te bewerkstelligen dat in geval van overlijden van de één de ander een lagere hypotheekschuld over hield en in de woning kon blijven wonen dan wel om een restschuld te voorkomen. Uit het feit dat is afgeweken van de standaardbegunstiging blijkt ook dat het de bedoeling van erflaatster was dat de uitkering toekwam aan [eis.conv./verw.reconv.] , ook als hij en erflater gescheiden zouden zijn of als erflaatster was overleden. Dat erflaatster [eis.conv./verw.reconv.] heeft onterfd is niet relevant, gelet op de leer van het zelfstandige recht en de begunstiging van de polis. Of erflaatster al dan niet de partnerverklaring wilde intrekken is hiervoor niet relevant. Erflaatster kan geen rechten ontlenen aan een verzekering waarbij zij verzekerde is en een ander, in casu [eis.conv./verw.reconv.] , verzekeringnemer. [eis.conv./verw.reconv.] was de begunstigde van de verzekering. [eis.conv./verw.reconv.] was door de verpanding van de rechten uit de polis beperkt in het uitoefenen van zijn rechten ten gunste van de hypotheeknemer die de hypothecaire geldlening heeft verstrekt. De uitkering is gebruikt ter gedeeltelijke aflossing van de hypothecaire geldlening van [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster (thans erven). Nu een tot zijn vermogen behorend bedrag is aangewend voor het aflossen van een gezamenlijke schuld heeft [eis.conv./verw.reconv.] een regresvordering op zijn zoons van € 40.000,00, het bedrag ter hoogte van het schulddeel van zijn zoons die met het vermogen van [eis.conv./verw.reconv.] is betaald, aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
Eigenaarslasten
3.3.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft de eigenaarslasten van de woning voldaan vanaf het overlijden van erflaatster op 1 april 2019 tot de dag van de notariële levering van de woning op 31 juli 2020. De helft van deze kosten komt voor rekening van de erven. De kosten waren € 7.882,00, de helft daarvan is € 3.941,00. Dit bedrag is voor rekening van de erven, aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
Compensatie verschil tussen verkoopopbrengst en € 432.500,00
3.4.
De vraagprijs voor de woning was € 450.000,00. [eis.conv./verw.reconv.] was niet akkoord met het bod van € 415.000,00. Omdat [ged.conv./eis.reconv.] de woning op korte termijn wilde verkopen heeft hij toegezegd dat hij [eis.conv./verw.reconv.] zou compenseren voor het verschil in opbrengst voor [eis.conv./verw.reconv.] dat veroorzaakt wordt doordat de verkoopprijs tussen de € 415.000,00 en € 432.500,00 (het midden tussen € 450.000,00 en € 415.000,00) is komen te liggen. [ged.conv./eis.reconv.] wil dit verschil nu niet compenseren omdat de woning niet voor 1 maart 2020 geleverd is. De levering is echter uitgesteld op verzoek van de kopers. Daarop heeft [eis.conv./verw.reconv.] geen invloed gehad. De woning is verkocht voor een bedrag van € 419.650,00. Dit betekent dat [eis.conv./verw.reconv.] nog recht heeft op 50% van het verschil van € 12.850,00 zijnde € 6.425,00, aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.] voert het volgende verweer.
Uitkering spaargarantverzekering
3.6.
De rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid omdat zij deelgenoten zijn in een eenvoudige gemeenschap, waartoe de woning en de polis behoren (artikel 3:166 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo artikel 6:2 BW). De Hoge Raad heeft bepaald dat ook de bedoeling van de verzekeringnemer en latere verklaringen en gedragingen van de verzekeringnemer van belang zijn bij de vaststelling wie aanspraak kan maken op de uitkering uit een sommenverzekering. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat aan [eis.conv./verw.reconv.] de gehele uitkering van de Spaargarant Verzekering zou toekomen. Er was sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen [eis.conv./verw.reconv.] , erflaatster en zijn zoons. De relatie tussen [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster was al jarenlang geëindigd. Het was de wens en bedoeling van erflaatster dat al haar vermogen toekwam aan haar zoons en uitdrukkelijk niet aan [eis.conv./verw.reconv.] . Erflaatster wist niets meer van de partnerverklaring en kon dat ook niet weten want deze stond niet vermeld in de polis van 2017. Erflaatster zou de partnerverklaring zeker hebben ingetrokken als zij geweten zou hebben dat deze niet was komen te vervallen door de geconverteerde polis in 2017. De partnerverklaring was niet meer dan een middel om erfbelasting te besparen en had niet ten doel om [ged.conv./eis.reconv.] verzorgd achter te laten, gezien de gescheiden vermogens en de koude uitsluiting. [eis.conv./verw.reconv.] heeft vanwege het overlijden van erflaatster al het bedrag van € 50.000,00 ontvangen uit een polis die per abuis niet was verpand. [eis.conv./verw.reconv.] draagt in het geheel niet bij in de kosten van zijn zoons en zal dat naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst ook niet gaan doen. Ten slotte vinden de zoons van erflaatster en [eis.conv./verw.reconv.] het onverteerbaar dat hun vader hun de helft van de uitkering kennelijk misgunt, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
Eigenaarslasten
3.7.
[ged.conv./eis.reconv.] betwist niet dat vanaf het overlijden van erflaatster tot de verkoop van de woning de eigenaarslasten alleen door [eis.conv./verw.reconv.] zijn betaald. [eis.conv./verw.reconv.] heeft echter sinds het vertrek van erflaatster het alleengebruik van de woning gehad zonder eigenaarslasten te betalen. Erflaatster heeft tot haar overlijden een bedrag van € 750,00 per maand aan [eis.conv./verw.reconv.] betaald voor eigenaarslasten. Uitgaande van de berekening van [eis.conv./verw.reconv.] heeft zij maandelijks € 503,69 meer betaald dan zij hoefde te betalen. Dit komt in totaal uit op een bedrag van € 7.350,00. Daarnaast heeft [eis.conv./verw.reconv.] nimmer een gebruiksvergoeding betaald voor het alleengebruik van de woning. Op grond van de eisen van de redelijkheid en billijkheid dient deze vordering te worden verrekend met de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] ten aanzien van de eigenaarslasten, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
Compensatie verschil tussen verkoopopbrengst en € 432.500,00
3.8.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft de toezegging dat hij de verkoopprijs zou compenseren gedaan onder de voorwaarde dat de woning uiterlijk 1 maart 2020 overgedragen zou worden, dit blijkt ook uit mailcorrespondentie tussen partijen. [ged.conv./eis.reconv.] had er belang bij dat de woning zo snel mogelijk verkocht zou worden. De woning is op verzoek van [eis.conv./verw.reconv.] op 31 juli 2020 overgedragen. [ged.conv./eis.reconv.] is daarom niet gehouden de verkoopprijs te compenseren. Daarnaast klopt de berekening niet. De woning is uiteindelijk verkocht voor € 420.000,00. [eis.conv./verw.reconv.] zou dan, als hij al recht zou hebben op compensatie, recht hebben op maximaal € 6.425,00, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.10.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert samengevat - veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling van € 3.941,00 te betalen aan de nalatenschap van erflaatster ter zake de gebruiksvergoeding, met inachtneming van het gestelde in 5.16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, vermeerderd met rente en kosten.
3.11.
[ged.conv./eis.reconv.] dient de vordering in reconventie in onder de voorwaarde dat de rechtbank het beroep op verrekening bij de vordering tot betaling van eigenaarslasten van [eis.conv./verw.reconv.] afwijst. [ged.conv./eis.reconv.] legt het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. De zoons van [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster hebben sinds 1 juni 2017, dus ook sinds het overlijden van erflaatster, geen gebruik meer kunnen maken van de woning. Op grond van artikel 3:169 BW dient [eis.conv./verw.reconv.] de erven, zijn zoons, op grond van de redelijkheid en billijkheid een gebruiksvergoeding te betalen. De helft van de gebruikerslasten die in de periode na overlijden van erflaatster zijn betaald, begroot op € 3.941,00, is een redelijke en gebruikelijke compensatie, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
3.12.
[eis.conv./verw.reconv.] voert het volgende verweer. Primair is de rechtbank niet bevoegd. Op grond van artikel 3:168 lid 2 BW is uitsluitend de kantonrechter bevoegd om de gebruiksvergoeding vast te stellen. Subsidiair beroept [eis.conv./verw.reconv.] zich op artikel 4:28 lid 1 BW. Op grond van dat artikel was hij als echtgenoot gerechtigd om nog een half jaar na het overlijden van erflaatster onder dezelfde voorwaarden in de woning te blijven wonen. Voor de periode daarna geldt dat de rechter niet verplicht is om een gebruiksvergoeding vast te stellen. Bij de beoordeling geldt de maatstaf dat de rechter moet beslissen naar billijkheid. In dit geval is het niet billijk dat [eis.conv./verw.reconv.] een gebruiksvergoeding moet betalen omdat hij niet met uitsluiting van de erven gebruik heeft gemaakt van de woning. Dat was een keuze van de erven zelf, aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
3.13.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
De kern van het geschil over de uitkering van de Spaargarant Verzekering
4.1.
Het geschil draait om de vraag of [eis.conv./verw.reconv.] een regresvordering heeft op de erven met betrekking tot de uitkering die is gedaan uit de Spaargarant Verzekering. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] is dit het geval omdat hij als gevolg van de partnerverklaring de eerste begunstigde is gebleven van de verzekering. De uitkering komt hem dus in haar geheel toe. Omdat de uitkering geheel in mindering is gebracht op de hypothecaire geldlening, terwijl [eis.conv./verw.reconv.] maar voor de helft daarvoor draagplichtig is, heeft [eis.conv./verw.reconv.] een regresvordering op zijn zoons ter hoogte van de helft van de uitkering, zijnde € 40.000,00. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eis.conv./verw.reconv.] een beroep doet op de begunstiging.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [ged.conv./eis.reconv.] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eis.conv./verw.reconv.] , onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat het beroep van [eis.conv./verw.reconv.] op de begunstiging van de levensverzekering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank overweeg daartoe het volgende.
De beoordeling
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling en uit de stukken is gebleken dat partijen uitgaan van de volgende (rechts)feiten en dat hierover geen discussie bestaat. Door het tekenen van de partnerverklaring, is [eis.conv./verw.reconv.] de eerste begunstigde van de verzekering en komt hem in beginsel een regresvordering toe ter hoogte van € 40.000,00 op de erfgenamen. Als de partnerverklaring was ingetrokken/niet was getekend had [eis.conv./verw.reconv.] geen regresvordering op de erfgenamen gehad omdat de helft van de uitkering dan ‘in de boedel’ was gevallen. De pandhouder was in dat geval immers eerste begunstigde geworden en het uitgekeerde bedrag zou door deze in mindering op de hypothecaire geldlening zijn gebracht. Tussen partijen staat alleen ter discussie of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als [eis.conv./verw.reconv.] een beroep doet op de begunstiging. De rechtbank neemt dit dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling.
4.4.
[ged.conv./eis.reconv.] beroept zich op de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1102). De Hoge Raad heeft in deze uitspraak overwogen dat bij de uitleg van de aanwijzing van een begunstigde van een sommenverzekering ook de bedoeling van de verzekeringnemer en latere verklaringen én gedragingen van de verzekeringnemer van belang zijn bij het vaststellen wie aanspraak kan maken op de uitkering uit een sommenverzekering. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [eis.conv./verw.reconv.] rechten kan ontlenen aan de begunstiging in de polis en de partnerverklaring gelet op de bedoeling van erflaatster en de latere verklaringen en gedragingen van erflaatster.
4.5.
De rechtbank kan [ged.conv./eis.reconv.] volgen in zijn stelling dat uit de gedragingen van erflaatster voorafgaand aan haar overlijden blijkt dat zij haar zoons zoveel mogelijk verzorgd achter heeft willen laten en het niet haar bedoeling is geweest om [eis.conv./verw.reconv.] , ten koste van hun beide zoons, te bevoordelen. Anders echter dan in de door [ged.conv./eis.reconv.] aangehaalde jurisprudentie had erflaatster bij leven, mocht zij wel wetenschap hebben gehad van het ontstaan van de regresvordering, niet de mogelijkheid gehad om het ontstaan van deze vordering zonder medewerking van [eis.conv./verw.reconv.] te voorkomen. Erflaatster was namelijk gezamenlijk met [eis.conv./verw.reconv.] verzekeringnemer en had samen met hem de partnerverklaring ondertekend. Erflaatster had dus niet zonder instemming van [eis.conv./verw.reconv.] de partnerverklaring kunnen intrekken. [ged.conv./eis.reconv.] heeft nog aangevoerd dat erflaatster wel ‘voor haar deel’ de partnerverklaring had kunnen intrekken. Voor zover ‘haar deel’ ziet op de uitkering die zij als verzekeringsnemer zou ontvangen bij overlijden van [eis.conv./verw.reconv.] had dit mogelijk wel gekund, maar kan dit [ged.conv./eis.reconv.] niet baten omdat de verzekering niet op basis van het overlijden van [eis.conv./verw.reconv.] is uitgekeerd. Voor zover [ged.conv./eis.reconv.] met ‘haar deel’ de helft van de uitkering bij het overlijden van erflaatster bedoelde gaat dit argument niet op omdat er geen deel is dat toekwam aan erflaatster bij haar eigen overlijden. Volgens het onder 2.8 geciteerde clausuleblad volgt dat [eis.conv./verw.reconv.] als verzekeringsnemer optreedt voor dat gedeelte dat recht geeft op een uitkering bij overlijden van erflaatster. Er is daarom geen sprake van een omissie aan de zijde van erflaatster waardoor [eis.conv./verw.reconv.] begunstigde is in plaats van hun zoons. Bij een juiste voorstelling van zaken had erflaatster ook niet zonder medewerking van [ged.conv./eis.reconv.] kunnen voorkomen dat een regresvordering op hun zoons zou ontstaan bij haar overlijden.
De eigenaarslasten
4.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eis.conv./verw.reconv.] sinds het overlijden van erflaatster alleen de eigenaarslasten heeft betaald en dat [ged.conv./eis.reconv.] in beginsel de helft van deze kosten, begroot op € 3.941,00, dient te vergoeden. [ged.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd dat de eigenaarslasten die de erven dienen te betalen, verrekend moeten worden met de kosten die erflaatster bij leven teveel heeft betaald aan [eis.conv./verw.reconv.] en met de gebruiksvergoeding die [eis.conv./verw.reconv.] had moeten betalen. De rechtbank wijst dit beroep op verrekening af. Het feit dat erflaatster meer betaalde aan [eis.conv./verw.reconv.] dan de eigenaarslasten en dat [eis.conv./verw.reconv.] geen gebruikersvergoeding betaalde, maakt niet dat een vordering van de erven op [eis.conv./verw.reconv.] is ontstaan. [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster waren nog getrouwd en erflaatster was de kostwinner. Uit niets blijkt dat de financiële regeling voor overlijden van erflaatster niet in samenspraak met erflaatster is gemaakt. De vordering tot betaling van de eigenaarslasten na overlijden van erflaatster wordt daarom toegewezen.
Compensatie verschil tussen verkoopopbrengst en € 432.500,00
4.7.
Partijen hebben een geschil over de afspraken die zijn gemaakt over de verkoopprijs van de woning. Zoals de Hoge Raad in het zogeheten Haviltex-arrest (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158) heeft overwogen, wordt de uitleg over wat partijen overeen zijn gekomen niet alleen gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de overeenkomst, maar komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gebruikte bewoordingen mochten toekennen en op wat zij daaromtrent redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de uitleg zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de redelijkheid en billijkheid meebrengen telkens van beslissende betekenis (Hoge Raad 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 DSM/Fox).
4.8.
Uit de e-mail van de makelaar aan partijen van 5 november 2019 (productie 7 nagezonden door [eis.conv./verw.reconv.] ) blijkt dat de kopers van de woning als voorkeursdatum voor de overdracht van de woning 1 maart 2020 hadden. Vervolgens blijkt uit de e-mail van 5 november 2019 aan [eis.conv./verw.reconv.] en de makelaar (dezelfde productie) dat [ged.conv./eis.reconv.] het verschil in opbrengst zal compenseren onder de voorwaarde van volledige medewerking van [eis.conv./verw.reconv.] in het verdere verkoopproces, zo ook dat [eis.conv./verw.reconv.] instemt met de door koper gewenste opleverdatum van 1 maart 2020. In de e-mail van 21 november 2019 van [eis.conv./verw.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv.] en de makelaar staat dat
[eis.conv./verw.reconv.]als voorkeursdatum voor de overdracht 31 juli 2020 heeft, omdat hij dan nog een redelijke periode heeft om nieuwe, definitieve huisvesting te vinden (productie 4 bij de conclusie van antwoord) waarop [ged.conv./eis.reconv.] reageert dat niet op zijn voorstel, dat de woning per 1 maart 2020 wordt overgedragen is gereageerd (dezelfde productie). Uit deze e-mailcorrespondentie blijkt expliciet dat [ged.conv./eis.reconv.] als voorwaarde voor de compensatie heeft gesteld dat de woning op 1 maart 2020 wordt overgedragen, dat dit de voorkeursdatum was van de verkopers en dat [eis.conv./verw.reconv.] heeft verzocht om overdracht op 31 juli 2020. [ged.conv./eis.reconv.] heeft aldus voldoende gemotiveerd betwist dat is afgesproken dat de compensatie ook betaald zou worden als de woning na 1 maart 2020 zou worden overgedragen. Het had vervolgens op de weg van [eis.conv./verw.reconv.] gelegen om zijn stelling dat [ged.conv./eis.reconv.] niet als voorwaarde heeft gesteld dat de woning op 1 maart 2020 zou worden overgedragen, nader te onderbouwen. Dit heeft [eis.conv./verw.reconv.] echter niet gedaan. De vordering tot betaling van het verschil tussen de verkoopopbrengst en € 432.500,00 wordt daarom afgewezen.
Wettelijke rente
4.9.
Omdat geen zelfstandig verweer tegen de gevorderde wettelijke rente is gevoerd, zal ook deze worden toegewezen.
in reconventie
4.10.
Omdat de rechtbank het beroep van [ged.conv./eis.reconv.] op verrekening als verweer op de vordering tot betaling van eigenaarslasten heeft afgewezen, is aan de voorwaarde voor de vordering in reconventie voldaan en zal de rechtbank deze vordering beoordelen.
De kern van het geschil
4.11.
Het geschil draait om de vraag of [eis.conv./verw.reconv.] een gebruiksvergoeding moet betalen aan de erven omdat alleen hij sinds het overlijden van erflaatster het woongenot heeft gehad van de woning.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank dient [eis.conv./verw.reconv.] voor tien maanden een gebruiksvergoeding te betalen ter hoogte van de helft van de eigenaarslasten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het toetsingskader
4.13.
In artikel 3:169 BW staat dat, tenzij een regeling ander bepaalt, iedere deelgenoot bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Op grond van artikel 3:166 lid 3 BW wordt de rechtsbetrekking tussen deelgenoten mede beheerst door de eisen van de redelijkheid en billijkheid. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de deelgenoot die met uitsluiten van de andere deelgenoot het genot heeft van een goed, de andere deelgenoot schadeloos moet stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding.
4.14.
Op grond van artikel 3:168 BW kunnen de deelgenoten het genot, het gebruik en het beheer van gemeenschappelijke goederen bij overeenkomst regelen. Als er geen overeenkomst is kan op grond van lid 2 een partij de kantonrechter verzoeken een regeling te treffen.
4.15.
Artikel 4:28 BW biedt de echtgenoot van de erflater een recht op voortgezet gebruik van de woning en de inboedel jegens de erfgenamen gedurende zes maanden. Vereist voor het recht op voortgezet gebruik is dat de echtgenoot bij overlijden in de woning woonde. Het is niet vereist dat de echtgenoot en erflater samenwoonden in de woning ten tijde van het overlijden van erflaatster. Op grond van artikel 4:13 lid 6 BW is deze bepaling niet van toepassing op ‘van tafel en bed’ gescheiden echtgenoten.
Toegepast op deze zaak
4.16.
[eis.conv./verw.reconv.] voert als meest verstrekkend verweer aan dat de rechtbank niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank passeert dit verweer. [ged.conv./eis.reconv.] heeft niet verzocht om het treffen van een gebruiksregeling, daarvan is ook geen sprake meer, maar om betaling van een gebruiksvergoeding op grond van artikel 3:169 BW. Dit artikel bepaalt niet dat de kantonrechter exclusieve bevoegdheid toekomt. De rechtbank acht zich daarom bevoegd.
4.17.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft zich terecht beroepen op artikel 4:28 BW. Ten tijde van het overlijden van erflaatster was [eis.conv./verw.reconv.] nog haar echtgenoot. Partijen woonden weliswaar niet meer samen, maar er was ook geen sprake van een formele scheiding van tafel en bed zoals bedoeld in artikel 4:13 lid 6 BW. Omdat verder voor de toepassing van artikel 4:28 BW niet vereist is dat [eis.conv./verw.reconv.] en erflaatster nog samenwoonden, stelt de rechtbank vast dat [eis.conv./verw.reconv.] gerechtigd was om zes maanden, onder dezelfde voorwaarden, in de woning te blijven wonen.
4.18.
Voor de overige maanden (1 oktober 2019 tot 31 juli 2020) geldt dat tussen partijen ter discussie staat of de zoons nu wel of niet in de woning mochten wonen. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] was het de keuze van de zoons zelf om niet bij hem te komen wonen. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] heeft [eis.conv./verw.reconv.] verklaard dat hij niet voor ze kon zorgen. Uit de verklaring van [eis.conv./verw.reconv.] ter zitting blijkt dat hij destijds inderdaad heeft gezegd dat het niet verstandig was dat de zoons bij hem kwamen wonen. Weliswaar heeft [eis.conv./verw.reconv.] gesteld dat deze beslissing is gemaakt in overleg met professionele partijen, waaronder een psycholoog en een kindercoach, maar dit maakt het feit dat [eis.conv./verw.reconv.] heeft gezegd dat zijn zoons niet bij hem konden wonen, waardoor zij geen woongenot konden hebben, niet anders. De rechtbank acht het daarom redelijk dat [eis.conv./verw.reconv.] een gebruiksvergoeding betaalt. Omdat verder geen verweer is gevoerd tegen de hoogte van de vergoeding als zodanig en de rechtbank deze ook niet onredelijk voorkomt, stelt de rechtbank de gebruiksvergoeding vast op € 246,31 per maand. In totaal dient [eis.conv./verw.reconv.] dan € 246,31×10= € 2.463,10 aan de nalatenschap te vergoeden.
De proceskosten in conventie en in reconventie
4.19.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 43.941,00 aan [eis.conv./verw.reconv.] verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het anders of meer gevorderde af,
in reconventie
5.5.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] om € 2.463,10 te betalen aan de nalatenschap van erflaatster ter zake de gebruiksvergoeding,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Stempher en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.
LS/Ma