ECLI:NL:RBGEL:2021:4172

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
05/075231-95
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verlenging van tbs met dwangverpleging en repatriëring van een ongewenst vreemdeling

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenbeschikking uitgesproken in de zaak van een tbs-gestelde, geboren in Marokko, die momenteel verblijft in het FPC Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. De rechtbank behandelt een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel met dwangverpleging, die oorspronkelijk is opgelegd vanwege verkrachting. De betrokkene verkeert in een uitzichtloze situatie, aangezien hij geen klinische behandeling of verzorging nodig heeft, maar wel onder toezicht moet blijven vanwege zijn psychische aandoeningen en het risico op recidive. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om de mogelijkheden voor transmuraal verlof te onderzoeken, gezien de humanitaire omstandigheden en de problematiek rondom de repatriëring naar Marokko. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene klem zit tussen het tbs-systeem en het vreemdelingenbeleid, wat zijn situatie verder bemoeilijkt. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om samen met deskundigen de mogelijkheden voor transmuraal verlof te onderzoeken, met inachtneming van de vreemdelingrechtelijke status van de betrokkene. De behandeling van de verlengingsvordering zal over drie maanden worden hervat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/075231-95
Datum uitspraak: 16 juli 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] (Marokko),
thans verblijvende bij FPC Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht in Balkbrug.
Raadsman: mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.

Procedure

Betrokkene is op 24 september 1996 bij vonnis van de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van verkrachting Deze maatregel is ingegaan op 8 juni 1997.
Bij beslissing van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2016 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Op 1 maart 2019 heeft deze rechtbank bevolen dat de verpleging van overheidswege wordt hervat. Bij beslissing van 29 november 2019 is de maatregel voor het laatst verlengd.
Bij vordering van 3 mei 2021, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op dezelfde dag, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd met één jaar.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 2 juli 2021 zijn gehoord:
- betrokkene;
- de raadsman mr. N.A. Heidanus;
- deskundige B. de Nooij, hoofd behandeling; en
- de officier van justitie, mr. L. Guest.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en daarin volhard.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat de zorgen van betrokkene begrijpelijk zijn. Betrokkene valt tussen wal en schip.
Uit het advies van de kliniek blijkt dat de stoornis nog aanwezig is en het recidiverisico hoog is bij het wegvallen van de maatregel. Medicatie is noodzakelijk. Op het gebied van behandeling valt nog wel iets te bereiken.
De officier van justitie verzet zich niet tegen het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de zaak om transmuraal verlof of een voorwaardelijke beëindiging te laten onderzoeken. Een onderzoek naar een zorgmachtiging is niet aan de orde, omdat deze maatregel is gericht op stabilisatie in een crisissituatie.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft het woord gevoerd en gepleit voor aanhouding van de behandeling van de zaak en een onderzoek te gelasten naar de mogelijkheid van transmuraal verlof. Hiertoe is aangevoerd dat gelet op de artikelen 5 en 14 van het EVRM eigenlijk onvoorwaardelijk ontslag zou moeten worden gevraagd, maar het beëindigen van de maatregel gezien de huidige vreemdelingrechtelijke status van betrokkene niet in zijn belang is. Gelet op de problematiek van betrokkene is het van belang dat hij ruimte krijgt voor verlof. Een onderzoek naar de mogelijkheid van transmuraal verlof is gerechtvaardigd, te meer om schending van de artikelen 5 en 14 van het EVRM te voorkomen. De situatie van betrokkene is schrijnend en uitzichtloos. Wellicht is het ook mogelijk om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging en van overgang naar een civiele maatregel. Betrokkene zou graag terugkeren naar Zutphen. Hij was daar gelukkig en stabiel. Door de beslissing van de IND liggen de kaarten nu anders. Na 18 jaar een verblijfsvergunning te hebben gehad, is hij deze kwijtgeraakt. Repatriëring naar het thuisland is het slechtste scenario voor betrokkene. Het is pijnlijk hoe de overheid mensen op deze manier behandelt. Betrokkene is ongelukkig met de huidige situatie.

De beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de kliniek d.d. 6 april 2021 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. In dit rapport van de kliniek vermeldt, kort samengevat, het volgende:
Betrokkene heeft een licht verstandelijke beperking en heeft onder invloed van alcohol en drugs en een schizofrene stoornis in 1995 een vrouw verkracht. Door medicatie zijn de positieve en negatieve symptomen van de schizofrenie sterk gereduceerd en is zijn draagkracht toegenomen. Door cognitieve beperkingen waarbij hij problemen ondervindt bij abstract denken heeft hij moeite zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Hij mist sociale en communicatieve vaardigheden om zich in een complexe samenleving staande te houden.
Therapeutische gesprekken hebben echter wel geleid tot ziekte-inzicht en acceptatie van zijn (psychotische) kwetsbaarheid. Met inachtneming van het gegeven dat hij altijd ondersteuning nodig zal hebben om zijn weg te vinden in de samenleving (en die ondersteuning accepteert hij inmiddels), zijn de klinische / dynamische risicofactoren beheersbaar. In 2014 is hij overgegaan naar een RIBW en in 2016 is de verpleging voorwaardelijk beëindigd. Hij stevende af op een onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Door de aankondiging van de IND zijn verblijfsvergunning te gaan intrekken, is hij echter ernstig ontregeld en teruggevallen in blowen. Een en ander heeft ertoe geleid dat in 2019 de verpleging weer is hervat en betrokkene weer in de kliniek is geplaatst. Inmiddels is zijn verblijfsvergunning onherroepelijk ingetrokken zodat repatriëring naar Marokko nu het na te streven doel is. Ook daar zal hij echter permanent medicatie en begeleiding nodig hebben om zich staande te houden zonder in acuut delictgevaar terug te vallen. Met het oog op die terugkeer naar Marokko is begeleid verlof aangevraagd.
Ter zitting heeft de deskundige nog verklaard dat de verlofaanvraag is verstuurd, maar nog geen beslissing is ontvangen. De bedoeling is om te starten met beveiligd verlof met eerst zware begeleiding en dan minder zware begeleiding. Het is vanwege de status van betrokkene ingewikkeld om verlof te krijgen maar de regeling is sinds kort versoepeld waardoor er toch verlofmogelijkheden zijn met het oog op de voorbereiding van de repatriëring. Het is een schrijnende situatie. Het verblijf in een kliniek in Casablanca voor twee maanden wordt vergoed door de Nederlandse staat. Daarna houdt de financiering op. In Marokko wordt het zorgtraject niet vergoed. Piet de Jong van het CTP reist binnenkort naar de kliniek in Casablanca om te kijken wat de mogelijkheden zijn. Betrokkene heeft vooruitgang geboekt in zijn behandeling. De psychotische kwetsbaarheid is mede door zijn verstandelijke beperking blijvend. De somberheid over de situatie waarin hij verkeert speelt ook een rol. Door het gebruik van een antidepressivum is de somberheid minder geworden en is betrokkene in staat om zijn programma te volgen. Zonder medicatie gaat het niet goed met hem. Als de maatregel wordt beëindigd, komt betrokkene in vreemdelingenbewaring en is hij nog verder van huis. Een voorwaardelijke beëindiging levert problemen op omdat betrokkene dan niet in een tbs-instelling verblijft. De deskundige heeft ter zitting aangegeven dat hij achter het verzoek van de raadsman staat om een onderzoek te gelasten naar de mogelijkheid van transmuraal verlof.
De rechtbank stelt vast dat hier sprake is van een situatie dat een tbs-gestelde klem zit tussen twee botsende systemen, zoals eerder aan de orde was in een andere zaak (rechtbank Gelderland 7 mei 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2350). Daarin is verwezen naar het rapport van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. De rechtbank herhaalt het citaat:
“Een groep vreemdelingen met tbs met dwangverpleging dreigt in een uitzichtloze situatie te komen. Zij mogen niet in Nederland blijven maar kunnen om verschillende redenen (tijdelijk) niet terugkeren naar het land van herkomst. Tegelijkertijd zijn de behandelmogelijkheden in een tbs-kliniek beperkt omdat noodzakelijk resocialisatieverlof niet is toegestaan. Deze vreemdelingen hebben geen verblijfsrecht en mogen daarom niet in de Nederlandse samenleving resocialiseren.” [1]
Als aangegeven, was betrokkene volgens de rapporterende NIFP-deskundigen, zo goed als klaar voor onvoorwaardelijke terugkeer in de samenleving zodat de terbeschikkingstelling kon worden beëindigd. [2] Daar heeft de aangekondigde intrekking van de verblijfsvergunning en uitzetting naar Marokko een stokje voor gestoken. De tbs-maatregel wordt nu gezien als een beschermende schil die voorkomt dat betrokkene op straat komt te staan zonder medicatie, onderdak, begeleiding en verzekering (daarvoor komt hij immers niet in aanmerking zonder verblijfsvergunning) om vervolgens in de vreemdelingenbewaring te verdwijnen in afwachting van uitzetting. Voor verlenging van de tbs is evenwel vereist dat de rechter nog delictgevaar aanneemt en precies dat is dan weer voor de IND en de vreemdelingenrechter aanleiding te concluderen dat betrokkene dus een actuele bedreiging voor de openbare orde vormt en dus met recht kan worden uitgezet. Terwijl dit recidivegevaar juist weer is opgeflakkerd met betrokkene’s ontregeling door de aankondiging dat de verblijfsvergunning zou worden ingetrokken. Zo houden het tbs-systeem en het vreemdelingenbeleid elkaar in een houdgreep, waarvan betrokkene de dupe is.
Thans wordt onderzocht wat de mogelijkheden voor een repatriëring zijn waarbij betrokkene blijvend medicatie en begeleiding zou moeten krijgen om zich zonder gevaar voor ernstige delicten staande te houden in de Marokkaanse samenleving die hij verder niet kent en waar hij ook niemand kent. Nu al is duidelijk dat er in Marokko geen voorzieningen zijn voor medicatieverstrekking en begeleiding van overheidswege; dat kan alleen via particuliere klinieken en instellingen. Dat kan betrokkene echter niet betalen en de minister gaat niet verder dan financiële ondersteuning voor twee maanden. Van algemene bekendheid is dat de Marokkaanse autoriteiten in het algemeen zeer terughoudend zijn bij het terugnemen van in het buitenland wonende onderdanen met een strafblad. De ervaring, uit andere vergelijkbare zaken die de rechtbank ambtshalve en uit de gepubliceerde rechtspraak en literatuur kent, leert dat dit voorgenomen repatriëringstraject een zeer moeizame en langdurige aangelegenheid zal worden.
Al die tijd zal betrokkene binnen de muren van CTP Veldzicht verblijven waar hij een behandel- of zorgplaats inneemt terwijl hij geen klinische behandeling of verzorging nodig heeft en nauwelijks enige vorm van verlof of vrijheid hebben, waar hij enkele jaren geleden nog zelfstandig, zij het met de nodige begeleiding, woonde. Dit kan een uitzichtloze situatie worden genoemd waarbij mogelijk de artikelen 5 en 14 EVRM in het gedrang komen, zoals eerder aan de orde was in de casus van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 februari 2020, ECLI:NL:GHARL: 2020:1487, waarnaar ook de RSJ verwijst in haar advies (p.38). De rechtbank wil die situatie evenwel uit humanitair oogpunt voorkomen en volgt daarom, in navolging van de kliniek en de officier van justitie, de suggestie van de raadsman om de mogelijkheden van een transmuraal verlof te onderzoeken.
De mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging (hoewel ook bij een vreemdeling zonder papieren niet ondenkbaar [3] ) acht de rechtbank nu (nog) niet aan de orde. Ook de suggestie om de mogelijkheden van een civiele zorgmachtiging te onderzoeken neemt de rechtbank niet over, nu de kans van slagen vrijwel nihil is. Er is immers geen acuut psychiatrisch-geïndiceerd risicovolle situatie die opname in een GGZ-instelling noodzakelijk maakt.
De behandeling van de verlengingsvordering wordt daarom heropend en de officier van justitie wordt opgedragen om, in samenspraak met de deskundigen van CTP Veldzicht, reclassering en zo nodig DIZ van het ministerie van Justitie en Veiligheid, de mogelijkheden voor een transmuraal verlof te onderzoeken, met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit de vreemdelingrechtelijke status van betrokkene.
De rechtbank wil daarbij ook worden geïnformeerd voor de voortgang van het door het CTP ingestelde onderzoek in Marokko.

De beslissing

De rechtbank:
heropent het onderzoek en bepaalt dat dit zal worden hervat op een nader te bepalen datum over ongeveer drie maanden;
geeft opdracht aan de officier van justitie tot het laten onderzoeken van de mogelijkheid van transmuraal verlof als hiervoor omschreven;
gelast de oproeping van betrokkene, zijn raadsman en deskundige B. de Nooij en/of P. de Jong (CTP) voor de volgende zitting.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. W. Bruins en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, als rechters in tegenwoordigheid van mr. S. den Otter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2021.
mr. M.A. Jansen-van Leeuwen en mr. S. den Otter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.RSJ: Vreemdelingen in de tbs. Impasse door botsende rechtssystemen, p. 4. Advies van 28 januari 2021, www.rsj.nl; ook aangeboden aan de Tweede Kamer, Kamerbrief van 17 februari 2021, 29 452, nr. 241.
2.Zoals ook overwogen in de verlengingsbeslissing van deze rechtbank van 6 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2980.
3.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4392.