ECLI:NL:RBGEL:2018:2980

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
05/075231-95
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van vreemdeling met psychische instabiliteit in het kader van IND-procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juli 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een vreemdeling wiens verblijfsvergunning op het spel staat. De betrokkene, geboren in 1972, is eerder veroordeeld tot tbs met verpleging na een veroordeling voor verkrachting. De rechtbank heeft in eerdere beslissingen de termijn van de tbs al meerdere keren verlengd, met de laatste verlenging op 21 juli 2017. De officier van justitie heeft op 8 mei 2018 een vordering ingediend voor een verlenging van de tbs met één jaar, gezien de psychische instabiliteit van de betrokkene en de lopende uitzettingsprocedure bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Tijdens de zitting op 22 juni 2018 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een psychiater en een reclasseringswerker, die de noodzaak van verlenging van de tbs onderbouwden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in een kwetsbare positie verkeert, vooral door de onzekerheid over zijn verblijfsstatus, wat leidt tot een verhoogd risico op psychische decompensatie en recidive. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereisen, en heeft de tbs met één jaar verlengd. De beslissing is genomen in overeenstemming met de opvattingen van alle procespartijen en deskundigen, die de verlenging noodzakelijk achtten in het licht van de huidige omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/075231-95
Datum uitspraak: 6 juli 2018
Beslissingvan de meervoudige kamer op de vordering ingevolge artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[betrokkene] geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],

thans verblijvende in Trajectum Nieuwstad te Zutphen.
Raadsman: mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.

Procedure

Betrokkene is op 24 september 1996 bij vonnis van de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot onder meer terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van verkrachting.
Bij beslissing van de rechtbank d.d. 27 mei 2016 is de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd en is bepaald dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. Deze termijn is het laatst verlengd bij beslissing van de rechtbank van 21 juli 2017.
Bij vordering van 8 mei 2018, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 22 juni 2018 zijn gehoord:
- betrokkene;
- de raadsman mr. N.A. Heidanus;
- deskundige dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater;
- deskundige J.B. Poortman, reclasseringswerker;
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en daarin volhard. Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat op dit moment ook een uitzettingsprocedure loopt bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND), waartegen de raadsman van betrokkene in beroep is gegaan. Omdat de uitspraak van de vreemdelingenrechter op dit beroep nog onzeker is, blijft betrokkene instabiel. Op dit moment is dan ook het recidivegevaar nog onverkort aanwezig. Gelet daarop en op het feit dat de stoornis van betrokkene ook nog aanwezig is, is de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden nog altijd noodzakelijk.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar. Hiertoe is aangevoerd dat een uitspraak van de vreemdelingenrechter in de uitzettingsprocedure niet binnen afzienbare tijd is te verwachten, waardoor een verlenging voor de duur van één jaar noodzakelijk is om betrokkene stabiel te houden. De raadsman benadrukt dat sprake is van een schrijnende situatie, omdat twee jaar geleden is geadviseerd om de maatregel van terbeschikkingstelling van betrokkene volledig te beëindigen. Immers was hij destijds – dus voordat de IND in beeld kwam – voldoende stabiel om goed te kunnen functioneren in een vrijwillig hulpverleningskader.

De beoordeling

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de reclassering d.d. 23 maart 2018 als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met één jaar.
In dit adviesrapport van de reclassering staat – onder meer – het volgende vermeld:
“(…) Er is bij betrokkene sprake van een lichte verstandelijke beperking, van een resttoestand van schizofrenie, van middelengebruik in remissie. (…) Betrokkene is nu in gunstige levensomstandigheden binnen de huidige woonvorm en daarbinnen is er geen teken van een persoonlijkheidsstoornis. Zijn grensoverschrijdend gedrag hangt samen met zijn levensomstandigheden. Als die ongunstig zijn kan hij tot normvervaging komen als hij het overzicht verliest. Vanuit zijn lage intelligentie is die kans wel aanwezig als hij zichzelf zou moeten redden zonder begeleiding. Hij zal dan vanuit zelfbehoud antisociaal gedrag kunnen gaan vertonen omdat zijn coping tekort schiet. Hij heeft vooral vermijdende en afhankelijke trekken waardoor hij in een situatie kan komen waarin hij meegenomen wordt in antisociaal gedrag. (…) Op 19 januari 2018 heeft de IND de advocaat van betrokkene bericht dat ze het besluit hebben genomen om de procedure tot intrekking van de verblijfsvergunning door te gaan zetten. (…) Betrokkene woont op dit moment bij Trajectum Nieuwstad in Zutphen. Dit bevalt hem erg goed. Hij woont alleen in een appartement en onderhoudt zichzelf en het appartement goed. (…) Wanneer betrokkene spanning ervaart dan kiest betrokkene er zelf voor om een weekend bij Trajectum te blijven. (…) Betrokkene werkt bij Activion in Zutphen. (…) Dit kan hij goed volhouden en hij vindt het werk leuk om te doen. Hij werkt het liefst in kleine rustige groepjes. (…) De kans op herhaling van een vergelijkbaar delict als het indexdelict is laag zowel wat betreft vermogensdelict als seksueel delict. (…) Als betrokkene in ongunstige levensomstandigheden komt en dat zal het geval zijn als zijn verblijfsverzoek definitief afgewezen zou zijn en er geen procedure meer mogelijk is, en hij illegaal in Nederland zou verblijven, is de kans op herhaling van een vermogensdelict en seksueel delict groot. (…)
Betrokkene heeft het afgelopen jaar een goede inzet getoond. (…) Betrokkene kan zich met de huidige bijzondere voorwaarden/omstandigheden goed handhaven in de maatschappij. Vorig jaar schreven wij in ons verlengingsadvies dat het minder goed met betrokkene ging sinds hij hoorde dat zijn verblijfsvergunning ingetrokken zou worden. (…) Betrokkene kan deze complexe situatie absoluut niet overzien en hij mist de vaardigheden om hiermee om te gaan. Hij heeft dan juist de begeleiding en ondersteuning van Trajectum nodig om met deze situatie om te gaan. Wanneer de TBS beëindigd zou worden zou betrokkene zijn recht om in Nederland te verblijven verliezen, sterker nog, hij zou per direct uitgezet kunnen worden en mag dan de komende 10 jaar niet terugkomen. Wij hebben contact gehad met Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. Deze geven aan dat Marokko ook niet zit te wachten op betrokkene met zijn delictsachtergrond en psychiatrie met als gevolg dat zij er weer alles aan zullen doen om het tegen te houden. Hiermee is de kans groot dat betrokkene tussen wal en schip zal vallen en op straat zal komen. Het mag duidelijk zijn dat betrokkene zich dan niet kan redden, zo is de inschatting, en hij delicten zal gaan plegen om aan geld te komen. Een steunende/beschermende factor is zijn familie. Wanneer deze zal wegvallen omdat betrokkene het land uitgezet moet worden, zullen de risico’s oplopen. Ondergetekende acht verlenging van de maatregel nodig om betrokkene te ondersteunen in deze onzekere tijd en hiermee te zorgen dat de omstandigheden zo optimaal mogelijk voor hem blijven, met een zo laag mogelijk risico op nieuwe delicten. (…) De reclassering adviseert om de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel te verlengen met één jaar. (…)“
Ter zitting heeft de deskundige Poortman het rapport als volgt aangevuld. Betrokkene heeft twee keer de bijzondere voorwaarden overtreden, in die zin dat hij twee joints heeft gerookt. Dat is zijn manier om om te gaan met oplopende spanningen. Wanneer duidelijk is dat betrokkene in Nederland kan blijven, is de TBS niet meer noodzakelijk.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een psychiatrische rapportage van dr. L.H.W.M. Kaiser, d.d. 14 februari 2018, waarin - onder meer - het volgende is vermeld:
“(…) Betrokkene heeft een licht verstandelijke beperking. Hij lijdt aan schizofrenie, resttype. (…) De kans op recidive komt voort uit schizofrenie, en verstandelijke beperking. Door beide samen kan hij zich niet zelfstandig handhaven zonder begeleide woonvorm en is er kans dat hij weer in drugsgebruik vervalt en daarmee antisociaal verwervingsgedrag krijgt. (…) Het is nu vooral van belang dat betrokkene in Nederland kan blijven wonen. Als hij ongewenst vreemdeling verklaard wordt, is de kans op herhaling beduidend hoger. (…) Als betrokkene in Nederland kan blijven, is de tbs maatregel niet meer nodig. Uitwijzing uit Nederland werkt bij hem dusdanig destabiliserend dat het de kans op herhaling verhoogt. De tbs maatregel is dan nodig om een traject van uitwijzing met hem voor te bereiden en de omstandigheden voor hem zoveel mogelijk te regelen.(…)“
Ter zitting heeft de deskundige Kaiser haar rapport als volgt aangevuld. Betrokkene zit dusdanig zwak in elkaar dat hij de mensen die hij nu om zich heen heeft ook nodig heeft. Op het moment dat hij een bericht van de IND krijgt over zijn uitzettingsprocedure, is betrokkene de greep op zijn handelen, denken en emoties volledig kwijt. Op dat moment balanceert hij op de rand van een psychose, zoals zij zelf heeft meegemaakt tijdens haar tweede gesprek met betrokkene. De greep die verdachte op zijn denken heeft is erg zwak en het blowen verstoort dat ook. Deze houdt hij momenteel echter vast doordat hij nu de goede mensen om zich heen heeft. Het kader van de BOPZ is voor betrokkene minder passend dan het TBS kader, omdat het TBS-kader meer gericht is op delictpreventie. Wanneer betrokkene niet in Nederland kan blijven is een verlenging van één jaar van de maatregel noodzakelijk. Tot slot benadrukt de deskundige dat de uitspraak van de vreemdelingenrechter in de uitzettingsprocedure die de IND is gestart, van groot belang is. Als de situatie stabiel blijft voor betrokkene, kan zijn behandeling ambulant en op vrijwillige basis worden voortgezet en is de maatregel van terbeschikkingstelling niet meer nodig.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en).
De rechtbank ziet zich in onderhavige zaak gesteld voor een dilemma. Uit de rapportages blijkt dat het recidiverisico van betrokkene in beginsel naar een voldoende aanvaardbaar niveau is teruggebracht, zodat zijn behandeling ambulant en in een vrijwillig kader zou kunnen plaatsvinden. Dat hangt met name samen met de begeleiding en steun die hij nu krijgt vanuit de reclassering en de woonvoorziening en de medicatie, die hij trouw inneemt. Dat betekent dat de maatregel van terbeschikkingstelling strikt genomen niet meer noodzakelijk is. Hij zou zich, met deze begeleiding op vrijwillige basis, in de Nederlandse samenleving staande kunnen houden zonder terug te vallen in delictgedrag.
De onzekerheid over zijn verblijfsrecht in Nederland als gevolg van de uitzettingsprocedure die de IND is gestart, maakt dit echter anders. Die onzekere situatie levert immers voor betrokkene dusdanig veel spanningen op dat hij balanceert op de rand van een psychose op het moment dat hij getriggerd wordt door – met name – informatie over de uitzettingsprocedure. Daar komt bij dat het uitzicht op verlies van zijn Nederlandse verblijfsrecht een groot risico op decompensatie voor betrokkene met zich brengt.
Bij een eventuele intrekking van zijn verblijfsvergunning zijn twee scenario’s mogelijk.
1. Als hij gedwongen zou moeten terugkeren naar Marokko, zou hij daar verstoken zijn van iedere opvang en behandeling en medicatie. Hij is in 1982, op tienjarige leeftijd naar Nederland gekomen en sindsdien niet meer terug geweest. Zijn hele familie woont hier. In Marokko zal hij op straat moeten leven en, gezien zijn problematiek en het ontbreken van (medicamenteuze) behandeling, opvang en begeleiding, onvermijdelijk terugvallen in ernstig gevaarzettend gedrag.
2. Als hij niet kan worden uitgezet, bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van medewerking door de Marokkaanse autoriteiten, zoals geschetst in het reclasseringsrapport, heeft hij door zijn illegale verblijfsstatus geen aanspraak meer op voortzetting van de (medicamenteuze) behandeling en begeleiding, geen woonvoorziening, geen werk of dagbesteding en geen financiële zekerheid. Ook dan ligt de dreiging van psychische decompensatie op de loer en zal het gevaar voor ernstig ontregeld en ontregelend gedrag snel toenemen, met alle gevaar voor de maatschappelijke veiligheid van dien.
De rechtbank ziet zich hier (en zag zich in vergelijkbare tbs-zaken al eerder) geconfronteerd met een schijnbare paradox in het Nederlandse beleid als het gaat om de invulling van het begrip “veiligheid van de samenleving”, die de maatregel van terbeschikkingstelling primair beoogt te waarborgen. In die context is dat niet beperkt tot de samenleving in Nederland. Het Gerechtshof Arnhem heeft eerder al geoordeeld:
“Voor de rechter die een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling beoordeelt, geldt bij die beslissing een wettelijke toets: eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel? Aan te nemen valt dat met de termen ‘anderen’ en ‘personen’ niet louter gedoeld wordt op personen die zich op het Nederlandse grondgebied bevinden.”(Gerechtshof Arnhem 3 april 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AV7979). Inmiddels is deze opvatting gemeengoed bij de vraag of een terbeschikkingstelling moet worden opgelegd of verlengd. Ook het beleidskader dat het openbaar ministerie in acht neemt bij de vraag of de oplegging dan wel verlenging van de tbs-maatregel moet worden gevorderd, houdt hiermee rekening:
“Volgens art. 38d lid 2 Sr moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid voor personen of goederen de verlenging eisen. Omdat de termen ’anderen’ en ’personen’ ook zien op personen die zich buiten het Nederlandse grondgebied bevinden, dient bij tbs-gestelde vreemdelingen ook getoetst te worden of sprake is van delictgevaar bij een eventuele terugkeer naar het land van herkomst van de vreemdeling, gerelateerd aan de opvang en hulpverlening in het betreffende land.”(Aanwijzing tbs bij vreemdelingen, § 3.1).
In de context van het vreemdelingenrecht lijkt er ook oog te zijn voor de problematiek van dreigend herlevend delictgevaar als een tbs-gestelde zonder verblijfsstatus wordt uitgezet zonder enig zicht op behandeling en opvang in het land van herkomst. In § 6.2.2. Vreemdelingencirculaire B wordt vermeld:
“Als een vreemdeling een terbeschikkingstelling opgelegd heeft gekregen (artikel 37 WvSr (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001854&artikel=37&g=2018-06-30&z=2018-06-30)) beziet de IND bij verlenging van de terbeschikkingstelling (artikel 37 WvSr) van een vreemdeling of het verblijfsrecht, met toepassing van de glijdende schaal als genoemd inartikel 3.86, tweede lid, Vbkan worden beëindigd.”In het “Beleidskader Repatriëring vreemdelingen in de tbs” van januari 2013 wordt nader op de problematiek ingegaan. Gewezen wordt op mogelijkheden van een veilige repatriëring van vreemdelingen die geen legale verblijfstatus hebben, waarbij per geval moet worden beoordeeld of de aldaar geboden opvang en zorg naar lokale maatstaven voldoende veiligheid bieden, naar de maatstaven van artikel 38 la, 2e lid, Sr (§ 3).
Dan gaat het evenwel om de situatie dat een vreemdeling in de tbs niet (meer) een legale verblijfsstatus heeft en zover is het in onderhavige zaak nog niet. Daarbij komt dat artikelen 38la en 38lb Sr enkel geschreven lijken voor beëindiging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, waarvan hier geen sprake meer is. In hoeverre met de hiervoor geschetste problematiek en de twee dreigende (doem)scenario’s al rekening wordt gehouden bij de mogelijke intrekking van de verblijfsvergunning, is onduidelijk.
Gezien een en ander heeft de rechtbank in gemoede geen andere keus dan, in overeenstemming met de opvatting van alle procespartijen en deskundigen, de maatregel te verlengen, in afwachting van de beslissing van de vreemdelingenrechter in de lopende procedure met betrekking tot het verblijfsrecht van betrokkene. Dit ondanks het feit dat blijkens de deskundigen voortzetting van de maatregel in normale omstandigheden niet nodig zou zijn omdat het recidivegevaar in voldoende mate is geslonken. Door de onzekerheid die is veroorzaakt door de aankondiging van de IND zijn verblijfsvergunning te zullen intrekken, dreigt betrokkene echter weer psychisch instabiel te worden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen dan wel de algemene veiligheid van goederen de verlenging van de maatregel vereist om betrokkene de juiste begeleiding te bieden die ervoor zorgt dat hij onder de huidige omstandigheden niet zal gaan decompenseren en recidiveren. De maatregel zal worden verlengd met een periode van één jaar.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met
1 (één) jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. W. Bruins en mr. E. Stevens, als rechters in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2018.