ECLI:NL:RBGEL:2021:2350

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
05/015829-84
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Knel tussen TBS-systeem en vreemdelingenbeleid met dreigende uitzetting

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt de situatie van een vreemdeling die onder TBS staat besproken. Betrokkene, geboren in Suriname, is in 1985 veroordeeld voor doodslag en sindsdien onderworpen aan een TBS-maatregel. De rechtbank behandelt een vordering van de officier van justitie tot verlenging van deze maatregel. Betrokkene heeft gezondheidsklachten en verblijft momenteel in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg, waar hij niet de benodigde zorg kan krijgen. De rechtbank constateert dat betrokkene klem zit tussen het TBS-systeem en het vreemdelingenbeleid, wat leidt tot een uitzichtloze situatie. De rechtbank heeft de situatie van betrokkene, die al jarenlang met ernstige gezondheidsproblemen kampt, in overweging genomen. De deskundigen hebben geadviseerd om de TBS-maatregel te verlengen, maar de raadsvrouw pleit voor beëindiging van de maatregel, gezien de fysieke en geestelijke achteruitgang van betrokkene. De rechtbank besluit het onderzoek te heropenen om de zoektocht naar een passende vervolgvoorziening voor betrokkene af te wachten, en stelt een nieuwe zitting over drie maanden vast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/015829-84
Datum uitspraak: 7 mei 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] , (hierna: betrokkene),

geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats] , Suriname,
thans verblijvende in de P.I. Haaglanden, in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg, onder toezicht van FPC de Pompestichting, LFPZ-locatie Zeeland, (hierna: de kliniek).
Raadsvrouw: mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

Procedure

Betrokkene is op 26 februari 1985 bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem veroordeeld vanwege het misdrijf doodslag tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 7 februari 1988 en het laatst verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 6 maart 2020.
Bij vordering van 30 december 2020, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar.

Het onderzoek ter zitting

Op de zitting van 5 maart 2021 is de behandeling van de zaak aangehouden tot 23 april 2021 vanwege een slechte videoverbinding met betrokkene. Voorts heeft de rechtbank toen besloten dat zij het noodzakelijk acht om betrokkene rogatoir te horen om hem te kunnen spreken in de omgeving waar hij nu verblijft. Op 13 april 2021 heeft in aanwezigheid van de raadsvrouw het rogatoir horen plaatsgevonden, waarvan apart proces-verbaal is opgemaakt.
Betrokkene heeft hierbij het volgende verklaard:
“Ik word overal heen geslingerd. Ik zit hier nu alweer een jaar. Mijn dagen zien er allemaal
hetzelfde uit. Ik word wakker en ga douchen. Vervolgens drink ik een kop koffie en rook ik een
sigaret op mijn kamer. Verder lees ik veel. Ik lees geen tijdschriften, alleen maar boeken. In
mijn vorige kamer had ik een hele boekenkast vol met boeken, maar die heb ik op deze kamer
nu niet. Vervolgens lunch ik ook op mijn kamer. Na de lunch ga ik weer koffie drinken en een
sigaret roken. Ook dit doe ik op mijn kamer. Soms komt er een medepatiënt even langs om te
kletsen. Dat gebeurt vaak tijdens een koffiepauze, want in principe zit mijn deur 24-uur per dag
dicht. In de middag krijg ik meestal een warme maaltijd en rond 17:00 uur krijg ik een
broodmaaltijd. Na de avondmaaltijd verblijf ik ook weer op mijn kamer. Ik ga meestal rond
01:00 uur of 02:00 uur slapen.
De mogelijkheid bestaat om naar een binnenplaats te gaan. Dit mag één keer per dag, één uur. Ik
maak daar niet altijd gebruik van. Wanneer het koud is, blijf ik liever binnen. Ik ben een suikerpatiënt en moet daarom goed op mijzelf letten. Mijn broer heeft mij ook gewaarschuwd
voor het koude weer. Volgens hem kan ik beter binnen blijven wanneer het zo koud buiten is.
Mijn broer is gepensioneerd maar heeft vroeger altijd gewerkt in de psychiatrie, dat was hier
vlakbij. Mijn broer komt ook wel eens op bezoek. Vier weken geleden had ik hem nog gebeld
en toen is hij langsgekomen. Eigenlijk zijn verder al mijn dagen hier hetzelfde. Ik word er moe
van. De medewerkers hier zijn aardig, daar heb ik geen problemen mee. (…) Ik vind dat mijn tbs-maatregel niet weer verlengd moet worden. Het is niet meer nodig. Ik word niet meer behandeld, mijn behandeling is beëindigd. Ik wil dat ze mij vrijlaten. Een behandeling vind ik iets waar je wat aan moet hebben, dat is nu niet het geval. Ik zou graag weer in de maatschappij willen verblijven of eigenlijk maakt het mij niet uit waar ik ben, als ik hier maar weg kan. (…) Het enige wat ik wil is dat mijn tbs-maatregel wordt beëindigd, meer heb ik niet nodig. Jaar in
jaar uit voeren we hetzelfde gesprek. Als ik praat moet ik lachen, hoesten en huilen. Ik weet
gewoon weg niet meer wat ik moet doen. Ik ben moe en wil dat het stopt.”
Voorts vermeldt het proces-verbaal van rogatoir verhoor de volgende observatie van rechter en griffier:
“De rechter heeft voorafgaand aan het verhoor op haar verzoek en met instemming van
betrokkene zijn verblijfplaats bekeken in het Justitieel Centrum voor Somatisch Zorg, onderdeel
van de P.I. Haaglanden. Zij doet de navolgende constateringen.
Betrokkene verblijft op de 1e etage van het Justitieel Centrum voor Sornatisch Zorg, afdeling
B1. Het gebouw is zeer gedateerd. De afdeling van betrokkene bestaat uit een lange gang met
alleen aan de linkerzijde verschillende patiëntenkamers met celdeuren en aan de rechterkant een
muur zonder uitzicht. Eén van de kamers is in gebruik als een recreatieruimte. Een medewerker
verklaart dat betrokkene met behulp van het personeel naar deze ruimte kan worden gebracht,
maar dat de patiënten het merendeel van de dag achter de deur verblijven en licht toe dat de
afdeling is gericht op kort verblijf. Aan het einde van de gang links bevindt zich de kamer van
betrokkene. Betrokkene verblijft op een éénpersoonskamer. De deur van zijn kamer zit op slot
en wordt geopend door een medewerker. Aan betrokkene wordt toestemming gevraagd om zijn
kamer te betreden. Hij vindt dat goed. Betrokkene zit in zijn rolstoel en draagt blauwe
ziekenhuiskleding. Hij oogt sterk vermagerd en maakt een kwetsbare indruk. Betrokkene is
vriendelijk en rustig in het contact. Hij heeft moeite de ander te verstaan. Er wordt luid en rustig
tegen hem gesproken. Betrokkene uit zijn ongenoegen over de situatie waarin hij zit en zegt:
“24-uur per dag zit ik hier, al meer dan een jaar”. In zijn kamer staat een bed, een tafel en een
kast. Ook bevindt zich in de kamer een aparte badcel met een douche, toilet en wastafel.
Volgens betrokkene kan hij niet rechtop staan, waardoor hij ook niet zelfstandig kan douchen of
in bed kan komen. Hij krijgt daarom hulp van het personeel op de afdeling. Betrokkene
verklaart dat hij altijd moet worden geholpen indien hij zich wil verplaatsen naar een andere
ruimte. Nadat zijn kamer is bekeken, wordt zijn deur weer gesloten en op slot gedraaid.
Betrokkene heeft één keer per dag, één uur de mogelijkheid om naar een luchtplaats te gaan zo
wordt toegelicht door de medewerker. In verband met de uitbraak van het coronavirus is de
grote luchtplaats al meer dan een jaar niet in gebruik. Betrokkene heeft hierdoor enkel de
mogelijkheid om de kleine luchtplaats te bezoeken. De luchtplaats is getoond en betreft een
volledig betegelde binnenplaats die zeer troosteloos oogt. Er staan een aantal zitbankjes en één
afdakje met zitgelegenheid voor de regen. Om op de luchtplaats te komen moet betrokkene met
de lift naar beneden worden gebracht.”
Ter zitting van 23 april 2021 zijn gehoord:
- de raadsvrouw mr. J.J. Boelaars;
- de deskundige mevr. drs. E.A.M. Konings, GZ-psycholoog en behandelcoördinator, via een Skype-verbinding; en
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en daarin volhard. Door de ongewenst-verklaring kan geen verlof worden gepraktiseerd voor resocialisatie en tegelijkertijd kan de afname van het recidiverisico niet goed worden onderbouwd. De Penitentiaire Kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geeft aan dat het recidiverisico niet alleen binnen de tbs-setting geldt, maar ook in het buitenland in geval van repatriëring van een vreemdeling zonder tbs-kader. De verwachting is dat dan het recidiverisico zal oplopen. Het is daarom niet verantwoord om onder die omstandigheden de terbeschikkingstelling te beëindigen. Anderzijds komt op enig moment wel artikel 5 van het EVRM in beeld. Het openbaar ministerie onderzoekt op verzoek van de raadsvrouw van betrokkene de mogelijkheid tot een zorgmachtiging voor hem. De maatregel dient met één jaar verlengd te worden om een vinger aan de pols te kunnen houden.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw van betrokkene heeft het woord gevoerd en gepleit voor beëindiging van de maatregel, omdat dit de wens van betrokkene is. Gezien de fysieke en geestelijke achteruitgang van betrokkene in de afgelopen maanden, is het verlengen van de maatregel bijna niet meer te rechtvaardigen. De stoornis is er nog wel, maar verdwijnt naar de achtergrond. Het recidiverisico is er feitelijk nauwelijks nog. Anderzijds beschermt de maatregel betrokkene tegen uitzetting naar Suriname. Het zal voor betrokkene lastig worden om een verblijfsvergunning te krijgen en daarvoor dient hij eerst in een noodsituatie terecht te komen. Als de maatregel wordt beëindigd zal betrokkene in vreemdelingendetentie terecht komen. Hij heeft echter een rustige laatste fase van zijn leven nodig, in een verpleeghuis. Betrokkene is moe en wil graag uit de tbs, maar kan niet goed overzien wat een beëindiging met zich brengt.

De gedragskundige rapportages en adviezen

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de kliniek van 3 december 2020 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met één jaar. Betrokkene is op 17 december 2019 overgeplaatst naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen. De status van ongewenst vreemdeling maakt het onmogelijk toe te werken naar resocialisatie en belemmert ook het vinden van een passende vervolgvoorziening, zoals een psycho-geriatrische verpleegafdeling die bij voorkeur ook ervaring heeft met tbs-plaatsingen. De benaderde instellingen hebben telkens het verzoek tot overname van betrokkene afgewezen vanwege de combinatie van zijn complexe persoonlijkheidsproblematiek, intensieve somatische zorgbehoefte, tbs-maatregel en de status van ongewenst vreemdeling. De kans dat betrokkene opnieuw tot een daadwerkelijke verkrachting of een levensdelict komt is sterk afgenomen door met name zijn slechte fysieke conditie en zeer beperkte mobiliteit. Ook het risico op ongeoorloofde afwezigheid is hierdoor erg beperkt.
“Door de nog altijd aanwezige persoonlijkheidsproblematiek blijft betrokkene een zeer egocentrische en krenkingsgevoelige man die moeite heeft met afwijzingen en dwingend kan zijn in het contact. Er is sprake van een gebrek aan empathie en een gebrekkige gewetensfunctie. Echter er is ook sprake van een dementieel beeld waardoor er een forse cognitieve achteruitgang wordt gezien. Hierdoor is betrokkene niet meer impulsief en is hij juist passief in het contact en veel op zichzelf. Zo nu en dan kan hij nog wel opvlammen en boos worden in het contact. Daarnaast kan hij op ongepaste wijze dicht bij vrouwelijk personeel komen door hen bijvoorbeeld licht aan te raken bij borsten of billen. De huidige gestructureerde setting en de zorg en ondersteuning zorgen ervoor dat dit momenteel niet leidt tot problemen of grensoverschrijdend gedrag.“
Ter zitting heeft de deskundige het rapport aangevuld. In het JCvSZ heeft recentelijk opnieuw onderzoek plaatsgevonden naar het cognitief functioneren van betrokkene, waarbij een dementieel beeld is vastgesteld. Voor plaatsing in een verpleeghuis is een bepaalde indicatie noodzakelijk. Naar aanleiding van het vastgestelde dementieel beeld bij betrokkene, is recent ook zijn CIZ-indicatie aangepast naar een VV5 indicatie. Met deze indicatie kan betrokkene geplaatst worden op een gesloten afdeling. Voorheen liepen verschillende instellingen aan tegen de combinatie van een open afdeling, de maatregel van terbeschikkingstelling en het niet kunnen aanvragen van een verlofkader. De vervolgplek is dan verantwoordelijk voor het feit dat betrokkene niet naar buiten mag. Dat zorgt voor complexiteit en terughoudendheid. Nu sprake is van een VV5 indicatie zal de kliniek opnieuw verschillende instellingen gaan benaderen voor plaatsing op een gesloten afdeling. Betrokkene zou dan in het kader van transmuraal verlof moeten worden overgeplaatst. Gelet op de gesteldheid van betrokkene is uitzetting naar Suriname hoogst onwenselijk. De IND heeft namelijk recent weer opnieuw de kwestie van uitzetting van betrokkene opgepakt. In die zin werkt de maatregel van terbeschikkingstelling dus beschermend. De deskundige bevestigt dat de huidige situatie van betrokkene zeer schrijnend is.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van een psychologische rapportage van drs. B. Koudstaal, klinisch psycholoog, van 28 september 2020 en een psychiatrische rapportage van drs. J.L.M. Dinjens, psychiater, van 5 november 2020. Beiden hebben geen zelfstandig onderzoek kunnen doen omdat betrokkene niet meer wilde meewerken. Opgemerkt wordt dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn wat betreft diagnostiek en behandelmogelijkheden. “
Het recidiverisico werd immer als hoog ingeschat. De fors tanende gezondheidstoestand en toegenomen somatische zorgbehoefte, zal in algemene zin een mitigerend effect hebben op het recidiverisico”aldus Dinjens. Beide rapporteurs dringen aan op spoedige overplaatsing van betrokkene naar een passende instelling voor (somatische) ouderenzorg, waar zijn, bij tijd en wijle grensoverschrijdende, gedrag kan worden gemanaged.

De beoordeling door de rechtbank

“Een groep vreemdelingen met tbs met dwangverpleging dreigt in een uitzichtloze situatie te komen. Zij mogen niet in Nederland blijven maar kunnen om verschillende redenen (tijdelijk) niet terugkeren naar het land van herkomst. Tegelijkertijd zijn de behandelmogelijkheden in een tbs-kliniek beperkt omdat noodzakelijk resocialisatieverlof niet is toegestaan. Deze vreemdelingen hebben geen verblijfsrecht en mogen daarom niet in de Nederlandse samenleving resocialiseren.” Aldus de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming in een rapport over de positie van vreemdelingen in de tbs. De subtitel is treffend: “Impasse door botsende rechtssystemen”. [1]
Betrokkene is zo’n tbs-gestelde die al decennialang klem zit tussen het tbs-systeem en het vreemdelingenbeleid. Hij is geboren en opgegroeid in Suriname en in 1979 naar Nederland gekomen. In 1985 is hij veroordeeld wegens doodslag en ter beschikking gesteld van de regering om van harentwege te worden verpleegd, zoals dat onder de toen geldende regeling heette. Daaraan voorafgaande had hij al veel seksueel getinte geweldsdelicten op zijn naam staan en het indexdelict doodslag is gepleegd tijdens proefverlof van een eerdere, in 1980 opgelegde tbr-maatregel. Zijn diagnose was: persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, met een - destijds - ongunstige prognose, gezien zijn uitgebreide verleden van delicten met vermenging van agressie en seksualiteit, zijn snelle recidive tijdens de eerste tbr en het ontbreken van probleeminzicht. Intensieve behandeling en langdurig verblijf in verschillende klinieken ten spijt, is deze kernproblematiek in wezen niet veranderd. In 2003 heeft hij de longstay-status gekregen. Daarmee is de resocialisatie min of meer ook tot stilstand gekomen.
Op enig moment is hij ongewenst vreemdeling verklaard. Verschillende malen zijn pogingen ondernomen hem uit te zetten naar Suriname, maar dat is gestrand op het gegeven dat voor uitzetting in het kader van de tbs er in het land van bestemming voorzieningen moeten zijn en/of afspraken moeten worden gemaakt met de autoriteiten zodat er daar geen acuut delictgevaar gaat ontstaan (vgl. art. 6.2 18 Sv). [2] De status van ongewenst vreemdeling betekent dat hem geen verlof wordt verleend, niet voor resocialiseren, niet om de ‘kwaliteit van leven’ te verbeteren, maar ook niet om via transmuraal verlof naar een passende verblijfinstelling te gaan. [3] Anderzijds geldt: tijdens de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, zal er geen uitzetting naar het buitenland volgen. [4] [5] Zo houden het tbs-systeem en het vreemdelingenbeleid elkaar in een houdgreep. [6]
In de onderhavige zaak is er nog een extra complicatie. Betrokkene kampt al jaren met een verslechterende gezondheid: hij heeft diabetes, evenwichtsproblemen, nierinsufficiëntie en vaatproblemen. Hij heeft zich evenwel al jarenlang, met toenemende en toegewijde ondersteuning door de medewerkers, relatief goed staande kunnen houden in de longstay-voorziening van de Pompestichting, waar hij echter wel ernstig is gehospitaliseerd. Eind 2019 waren de gezondheidsproblemen zo toegenomen dat voortzetting van het verblijf aldaar niet meer verantwoord was en is hij overgeplaatst naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg in Scheveningen. Dit Centrum is echter niet ingesteld op langdurig verblijf van patiënten zoals betrokkene, zo hebben ook de voorzitter en griffier kunnen zien tijdens hun bezoek ter plaatse op 13 april 2021. Zowel de gebouwelijke voorzieningen als de beschikbare tijd en expertise van het verplegend personeel zijn hierop niet toegesneden. Hij brengt bijna alle dagen goeddeels door op zijn eigen kamer achter een gesloten celdeur in een rolstoel, heeft nauwelijks contact met medepatiënten. Hij verblijft daar nu al ruim 16 maanden. Daarbij komt dat hij nogal eigenwijs is en nog steeds behoefte heeft aan autonomie en zelf de regie in handen wil houden, hetgeen echter niet meer reëel is, gezien zijn leeftijd en gezondheid. Iedereen is het erover eens dat betrokkene dringend naar een andere, meer geschikte voorziening moet om zijn laatste dagen op een fatsoenlijke manier in rust te kunnen slijten.
De Pompestichting is de afgelopen periode naarstig op zoek geweest naar een passende vervolgvoorziening, die
 de noodzakelijke lichamelijke verzorging kan geven, gelet op betrokkene’s fysieke conditie (aangewezen op rolstoel), leeftijd en diabetes mellitus;
 adequaat tegemoetkomt aan betrokkene’s persoonlijkheidsproblematiek (persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en theatrale trekken, sterke hang naar autonomie, sterke gerichtheid op zichzelf);
Volgens de kliniek is een hoog beveiligingsniveau niet meer noodzakelijk, gezien betrokkene’s immobiliteit. Hoewel al enige jaren geen extern gedragskundig onderzoek meer is gedaan omdat betrokkene ‘tbs-moe’ is en niet meer wil meewerken, gaat de kliniek er van uit dat het recidivegevaar hoogstens als ‘matig’ moet worden ingeschat, gezien de ernstige fysieke verslechtering en cognitieve achteruitgang. Wat van het vroegere seksueel-agressieve gedrag resteert, is het mogelijkerwijs proberen een vrouwelijke verpleegkundige aan te raken c.q. te strelen aan haar achterste; hij laat zich echter goed terechtwijzen.
Volgens het verlengingsadvies en de toelichting van de behandelcoördinator drs. Konings hebben negen instellingen hem afgewezen op allerlei uiteenlopende gronden. Sinds kort is bij betrokkene echter ook een beginnende dementie vastgesteld, die zich uit in cognitieve achteruitgang en periodes van inactiviteit en in zichzelf terugtrekken. Dat betekent dat er nog een voorwaarde wordt gesteld aan de aan te zoeken verblijfinstelling, namelijk dat die instelling
 kan inspelen op de (gevolgen van) voortschrijdende dementie, die meebrengt dat betrokkene zich steeds meer in zichzelf terugtrekt, amper nog uit zijn kamer komt en voortdurend moet worden gestimuleerd iets te doen en voldoende te eten en drinken.
Ter zitting heeft de behandelcoördinator medegedeeld dat deze vastgestelde dementie en de daaruit voortvloeiende cognitieve achteruitgang hebben geleid tot bijstelling van de indicatie; het CIZ zou nu uitgaan van het zorgprofiel VV5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg), hetgeen leidt tot opname op een gesloten afdeling. Dat zou een nieuwe impuls kunnen zijn voor de mogelijkheden een passende vervolgvoorziening te vinden omdat het gaan en staan van betrokkene dan beter beheersbaar is en de instelling die verantwoordelijkheid beter kan dragen, aldus de behandelcoördinator. In die omstandigheden kan er wellicht ook opnieuw gekeken worden naar de verlofmogelijkheden. De rechtbank verwijst in dit verband naar eerdere rechtspraak van de penitentiaire kamer over de benarde situatie van vreemdelingen in de tbs en de stringente, botsende regelgeving in deze. [7]
Het eerdergenoemde advies van de RSJ leert dat er op het snijvlak van vreemdelingenbeleid en tbs een apart overleg (Regiegroep) bestaat tussen DSJ (Directie Sanctiebeleid en Jeugd) en DMB (Directie Migratiebeleid) waaraan o.m. ook DJI en IND deelnemen. [8] Hier kunnen individuele casus worden besproken voor vreemdelingen met tbs met dwangverpleging. Wellicht kan deze weg ook worden bewandeld in de zoektocht naar een passende oplossing in onderhavige zaak.
Het voorgaande brengt de rechtbank ertoe het onderzoek te heropenen om af te wachten welke resultaten de hernieuwde zoektocht naar een passende vervolginstelling na de aanpassing van de CIZ-indicatie en het overleg met het ministerie dienaangaande gaat opleveren. De rechtbank realiseert zich dat hierdoor de gebruikelijke termijn voor behandeling van de verlengingsvordering overschreden zal worden, maar acht dit wel in het belang van de tbs-gestelde. De rechtbank is van oordeel dat de zeer schrijnende situatie van betrokkene doorbroken moet worden en wil daarom op de hoogte gehouden worden van de voortgang van de zoektocht naar een passende vervolgplek voor betrokkene.

De beslissing

De rechtbank:
heropent het onderzoek en bepaalt dat dit zal worden hervat op een nader te bepalen datum over ongeveer drie maanden;
gelast de oproeping van de raadsvrouw van betrokkene en de deskundige mevr. drs. E.A.M. Konings voor de volgende zitting;
bepaalt dat betrokkene op de hoogte wordt gesteld van de volgende zitting, waarbij betrokkene in overleg met zijn raadsvrouw mag afzien van opnieuw gehoord worden.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Bruins, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. H.C. Leemreize, als rechters in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2021.
mr. H.C. Leemreize en mr. K.M. Rokette zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Advies van 28 januari 2021,
2.Gerechtshof Arnhem (PK) 3 april 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AV7979.
3.artikel 2 lid 6 Verlofregeling TBS.
4.Zie: Ketenprocesbeschrijving Vreemdeling In de Strafrechtketen (VRIS),
5.Mocht de rechtbank evenwel besluiten de tbs niet te verlengen omdat er geen relevant delictgevaar meer is, dan heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek recentelijk aangegeven opnieuw de mogelijkheden voor uitzetting van deze 74-jarige zieke en gehospitaliseerde man naar een land dat hij al 40 jaar niet meer heeft gezien, te gaan onderzoeken, zo is op zitting medegedeeld.
6.Daarbij doen zich ook fricties voor met artt. 3 en 5 EVRM, waarvoor wordt verwezen naar het rapport van de RSJ, p. 37 en de daar genoemde rechtspraak.
7.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (PK) 13 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1487 en de opmerkingen hierbij van de RSJ op p.38.
8.Rapport RSJ, p. 51.