ECLI:NL:RBGEL:2021:4086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2937
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbendheid van eiser in bestuursrechtelijke procedure omtrent omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de vraag of eiser, die in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment als derde-partij activiteiten ontplooit, als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarbij aan derde-partij een omgevingsvergunning was verleend. De rechtbank concludeert dat eiser geen feitelijk belang heeft bij het betrokken besluit, omdat hij geen gevolgen ondervindt in zijn directe omgeving en zijn concurrentiebelang niet wordt geraakt door de verleende vergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit bevestigd. Eiser kan zich echter nog verzetten tegen de komst van de bouwmarkt door rechtsmiddelen aan te wenden tegen het bestemmingsplan dat deze mogelijk maakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2937

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats], verweerder
(gemachtigde: G. Maatkamp).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. L.J. Gerritsen).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2019 heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 15 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde die is vergezeld door mr. M.E. Horseling, kantoorgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens derde-partij is [derde-partij] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding en besluitvorming
1. Eiser is eigenaar van de percelen [locatie] en [locatie] in [woonplaats]. De gebouwen op die percelen werden onder meer verhuurd aan [bedrijf] die daar een bouwmarkt in exploiteerde.
1.1
Derde-partij heeft op 11 juli 2019 een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een winkelcentrum op het adres [locatie] in [woonplaats]. Op 29 januari 2020 heeft derde-partij een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning om in dit winkelcentrum in strijd met het bestemmingsplan een bouwmarkt te vestigen.
1.2
Bij besluiten van 17 december 2019 en 27 mei 2020 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunningen bij afzonderlijke besluiten verleend.
1.3
Bij besluit van 21 augustus 2020 heeft verweerder de omgevingsvergunning van 27 mei 2020 die zag op planologisch strijdig gebruik van het winkelcentrum voor de vestiging van een bouwmarkt, ingetrokken.
1.4
Op 1 oktober 2020 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ‘Zeebuurt De Harder 2020’ vastgesteld dat een bouwmarkt in het winkelcentrum van derde-partij alsnog mogelijk maakt.
1.5
De Praxis is ondertussen verhuisd van het perceel van eiser naar het perceel van derde-partij.
1.6
Eiser kan zich niet verenigen met de bij besluit van 17 december 2019 verleende omgevingsvergunning en heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2. Verweerder heeft dit bezwaar bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen belanghebbende is. Daartoe stelt verweerder dat eiser in Driebergen woont en in bezwaar niet heeft aangegeven namens zijn bedrijf op te treden, de afstand tussen de (bedrijfs)percelen van eiser en derde-partij te groot is én dat eiser geen concurrentiebelang heeft omdat de omgevingsvergunning van 17 december 2019 niet ziet op de realisatie van een bouwmarkt in het winkelcentrum van derde-partij.
Eiser kan zich niet met deze niet-ontvankelijkheid verenigen en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
Belanghebbende
3. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat hij geen belanghebbende is.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Dat belang valt in deze zaak in drie onderdelen uiteen: heeft degene die bezwaar heeft gemaakt wel belang, is dit belang gelegen in veranderingen in zijn directe leefomgeving of is dit belang gelegen in zijn concurrentieverhouding met derde-partij. De rechtbank bespreekt deze drie onderwerpen hieronder achtereenvolgens.
Heeft de juiste persoon bezwaar gemaakt
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het bezwaarschrift van 28 januari 2020 onder eigen naam heeft ingediend. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat eiser dit heeft gedaan in zijn hoedanigheid van exploitant en eigenaar van zijn bedrijf. In het bezwaarschrift geeft eiser immers ook uitdrukkelijk aan dat hij opkomt ‘als eigenaar van de locatie [locatie] en [locatie]’. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dan ook bij eiser moeten informeren of hij als natuurlijk persoon of als eigenaar van zijn bedrijf bezwaar heeft willen maken. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, zal de rechtbank het bezwaar van eiser aan zijn bedrijf toerekenen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de belangen van eiser als exploitant en eigenaar van zijn bedrijf identiek zijn aan de belangen van zijn bedrijf en hiermee kunnen worden vereenzelvigd. [1] Verweerders standpunt dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, reeds omdat hij het bezwaarschrift onder zijn eigen naam heeft ingediend, volgt de rechtbank daarom niet.
Heeft de omgevingsvergunning gevolgen in de directe omgeving van eiser
5. Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, belanghebbende is bij dat besluit. Bij ruimtelijke besluiten is pas sprake van belanghebbendheid als gevolgen van enige betekenis worden ondervonden.
Verder volgt uit vaste rechtspraak [3] van de Afdeling dat gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar die gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt onder meer acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op en planologische uitstraling van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5.1.
De rechtbank overweegt dat eiser vanaf zijn perceel geen zicht heeft op het perceel van derde-partij, omdat het tussenliggende gebied zich kenmerkt door afschermende bebouwing. Verder is ook niet gebleken dat eiser als eigenaar van het bedrijf gevolgen van enige betekenis ondervindt vanwege ruimtelijke effecten, mede gelet op de afstand tussen beide percelen. In zoverre is eiser geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat hij geen gevolgen in de directe omgeving van zijn percelen ondervindt.
Heeft eiser belang omdat hij concurrent is van derde-partij
6. Eiser betoogt dat hij belanghebbende is omdat hij concurrent is van derde-partij. Hiervoor wijst eiser erop dat beiden hun pand verhuren aan bouwmarkten en dat Praxis, de voormalige huurder van eisers pand, is verhuisd naar het pand van derde-partij. Het gevolg hiervan is dat eisers pand momenteel leeg staat.
6.1
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, als belanghebbende kan worden aangemerkt. Om als concurrent te kunnen worden aangemerkt, dient eiser activiteiten te ontplooien binnen hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied als derde-partij. Het zijn van concurrent kwalificeert echter niet per definitie tot belanghebbende. Steeds moet ook worden bezien of een in rechte bestreden besluit, daadwerkelijk de belangen van de desbetreffende concurrent raakt [4] .
6.2
De rechtbank stelt vast dat eiser en derde-partij in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment activiteiten ontplooien. Beide willen onroerend goed in [woonplaats] aan bouwmarkten verhuren. Dat eiser in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als derde-partij, is echter nog niet genoeg om als belanghebbende te worden aangemerkt. Eiser moet ook nog een feitelijk belang hebben bij het betrokken besluit. Omdat de op 17 december 2019 verleende omgevingsvergunning alleen de bouw van een winkelcentrum mogelijk maakt en deze vergunning expliciet geen bouwmarkt mogelijk maakt, heeft eiser bij deze vergunning van 17 december 2019 geen belang. Van het impliciet afwijken van het bestemmingsplan, waardoor toch een bouwmarkt wordt toegestaan, zoals eiser heeft betoogd, is bij deze vergunning geen sprake. Ook uit concurrentieoverwegingen heeft eiser dus geen belang bij de bestreden omgevingsvergunning. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat eiser niet in zijn concurrentiebelang wordt geraakt nu de vergunning geen bouwmarkt toestaat.
Het betoog van eiser slaagt niet.
6.3
Eisers stelling dat de aanvraag van derde-partij ten onrechte niet is aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met het bestemmingsplan, omdat ten tijde van de aanvraag van 11 juli 2019 al duidelijk was dat derde-partij het winkelcentrum (ook) wilde gebruiken voor een bouwmarkt, kan dus niet worden beoordeeld.
Conclusie
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder ervan uit moest gaan dat eiser als eigenaar van de percelen aan de [locatie]-[locatie] in [woonplaats] bezwaar maakte, maar dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is omdat hij geen ruimtelijke en geen concurrentie gevolgen heeft van de verleende omgevingsvergunning van 17 december 2019.
Dit betekent niet dat eiser zich niet kan verweren tegen de verplaatsing van de bouwmarkt. Eiser dient daarvoor rechtsmiddelen aan te wenden tegen het besluit dat de komst van de bouwmarkt wel mogelijk maakt. Dat is, na intrekking van het besluit van 27 mei 2020 om af te wijken van het bestemmingsplan, het bestemmingsplan ‘Zeebuurt De Harder 2020’. Daartegen kan eiser zich verweren.
7.1
In deze zaak heeft eiser echter geen belang. Verweerder heeft het bezwaar dus niet-ontvankelijk mogen verklaren. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Gelo, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 12 mei 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO9213 en van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1943.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2001 (https://www.navigator.nl/document/idfadea64965524ac5909b0158d8d9f781?anchor=id-6c68caf6-8640-493d-9370-29f2f823af0a) en 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3292