ECLI:NL:RVS:2018:2001

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
201704491/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhavingsverzoeken inzake bestemmingsplan en speeltoestellen op minicampings in Veere

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 april 2017, waarin de rechtbank de beroepen van AGRAforce Take 2 C.V. en [appellant sub 3] tegen het niet tijdig beslissen op handhavingsverzoeken gegrond verklaarde. AGRAforce en [appellant sub 3] hadden het college van burgemeester en wethouders van Veere verzocht om handhavend op te treden tegen het in strijd met het bestemmingsplan plaatsen van speeltoestellen op verschillende minicampings in de gemeente Veere. Het college weigerde echter om op deze verzoeken te beslissen, omdat zij AGRAforce en [appellant sub 3] niet als belanghebbenden beschouwde. De rechtbank oordeelde dat AGRAforce wel belanghebbende was, maar dat [appellant sub 3] dat niet was. Het college en [appellant sub 2] gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 april 2018 behandeld. De Afdeling oordeelde dat AGRAforce geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet aannemelijk is dat de handhavingsverzoeken rechtstreeks invloed hebben op haar belangen. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op AGRAforce en verklaarde de beroepen van het college en [appellant sub 2] gegrond. De rechtbank had niet onderkend dat de handhavingsverzoeken geen aanvragen waren in de zin van de Awb, waardoor het college terecht geen besluiten had genomen. De Afdeling verklaarde de beroepen van AGRAforce niet-ontvankelijk en veroordeelde het college tot vergoeding van proceskosten aan [appellant sub 2].

Uitspraak

201704491/1/A1.
Datum uitspraak: 20 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college),
2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Vrouwenpolder, gemeente Veere,
3.    [appellant sub 3], wonend te Veere,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 april 2017 in zaken nrs. 16/5912, 16/5914, 16/5917, 16/5920 en 16/5922 in het geding tussen:
AGRAforce Take 2 C.V. (hierna: AGRAforce) en [appellant sub 3]
en
het college.
Procesverloop
Bij brieven van 12 januari 2016 en 24 januari 2016 hebben AGRAforce en [appellant sub 3] het college verzocht om handhavend op te treden tegen het in strijd met het bestemmingsplan buiten het bouwvlak plaatsen van speeltoestellen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de minicampings op de volgende percelen: [locatie 1] te Grijpskerke, [locatie 2] te Biggekerke, [locatie 3] te Koudekerke, [locatie 4] te Vrouwenpolder en [locatie 5] te Biggekerke, alle gelegen in de gemeente Veere.
Bij brieven van 29 maart 2016 hebben AGRAforce en [appellant sub 3] het college in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op deze handhavingsverzoeken.
AGRAforce en [appellant sub 3] hebben gezamenlijk bij de rechtbank beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op de handhavingsverzoeken.
Bij uitspraak van 24 april 2017 heeft de rechtbank onder meer de beroepen, voor zover ingesteld door [appellant sub 3], niet-ontvankelijk en, voor zover ingesteld door AGRAforce, gegrond verklaard. De rechtbank heeft het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten op de handhavingsverzoeken vernietigd. Het college is opgedragen om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog op de handhavingsverzoeken te beslissen.
Tegen deze uitspraak hebben het college, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hoger beroep ingesteld.
Het college en AGRAforce hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.E. Jansen-van der Hoek, en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, advocaat te Den Haag zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het college heeft zich, in reactie op de handhavingsverzoeken van AGRAforce en [appellant sub 3], bij brieven van 11 februari 2016 op het standpunt gesteld dat zij niet zijn aan te merken als belanghebbenden bij hun verzoeken om handhaving wat betreft de plaats van onder meer speeltoestellen op de vijf minicampings, genoemd in de handhavingsverzoeken. Volgens het college zijn deze verzoeken daarom geen aanvragen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), waarop het college besluiten moet nemen.
De rechtbank heeft overwogen dat [appellant sub 3] geen belanghebbende is en dat AGRAforce wel moet worden aangemerkt als belanghebbende, omdat zij als exploitant van een minicamping in Veere een concurrentiebelang heeft. Het college was, volgens de rechtbank, daarom gehouden op de handhavingsverzoeken, voor zover ingediend door AGRAforce, te beslissen.
[appellant sub 3] en het college hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. [appellant sub 2], eigenaar van de minicamping op het perceel [locatie 4] te Vrouwenpolder, heeft tegen deze uitspraak ook hoger beroep ingesteld. Zijn hoger beroep beperkt zich tot de uitspraak van de rechtbank over het verzoek om handhaving dat betrekking heeft op zijn eigen perceel.
Hoger beroep van [appellant sub 3]
2.    [appellant sub 3] heeft in het hogerberoepschrift slechts verwezen naar al wat zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. Aan de beroepsprocedure is echter geen bezwaarfase voorafgegaan. Wat betreft de verwijzing naar de gronden in beroep overweegt de Afdeling dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak op deze gronden is ingegaan. In hoger beroep heeft [appellant sub 3] met de enkele verwijzing naar wat zij in beroep naar voren heeft gebracht, geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van deze gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. Het hoger beroep geeft daarom geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.
Hoger beroepen van het college en [appellant sub 2]
4.    Het college en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat AGRAforce geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Ten onrechte heeft de rechtbank volgens hen aangenomen dat AGRAforce een belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij de handhavingsverzoeken. Het college en [appellant sub 2] wijzen erop dat AGRAforce niet beschikt over een kampeervergunning en om die reden niet daadwerkelijk in een concurrentiebelang getroffen kan worden als het college zou besluiten tot handhavend optreden tegen beweerdelijke overtredingen op andere minicampings. Het college heeft ter zitting nog gesteld dat AGRAforce van de te nemen besluiten geen gevolgen zal ondervinden, mede omdat er in de gemeente Veere ongeveer 162 minicampings zijn gelegen.
4.1.    Artikel 1:2, eerste lid, van Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:3, eerste lid, luidt: "Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling."
Het derde lid luidt: "Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen."
Artikel 6:2, aanhef en onder b luidt: "Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit."
4.2.    Voor de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college gehouden was om op de handhavingsverzoeken besluiten te nemen, is relevant of AGRAforce belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb, in welk geval de handhavingsverzoeken, voor zover door haar ingediend, zijn te beschouwen als aanvragen waarop het college besluiten moet nemen.
4.3.    AGRAforce huurt minicamping "De Heksenketel" van [appellant sub 3]. De minicamping ligt op het perceel Kraaienestweg 1 te Veere. De minicampings in de gemeente Veere waar de verzoeken om handhaving op zien, liggen op een afstand van tussen de 2.6 km en 11.1 km, gemeten vanaf minicamping "De Heksenketel".. Niet is in geschil dat niet wordt voldaan aan het afstands- en zichtcriterium.
4.4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 28 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:183)) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende.
Verder heeft de Afdeling eerder overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 5 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2648)) dat een onderneming slechts een concurrentiebelang heeft als zij in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment bedrijfsactiviteiten ontplooit als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden.
Ter zitting heeft het college onbetwist gesteld dat AGRAforce op minicamping "De Heksenketel" vijftien kampeerplekken aan recreanten verhuurt. Het bieden van verblijf aan recreanten behoort blijkens de inschrijving van AGRAforce bij de Kamer van Koophandel tot haar activiteiten. De omstandigheid dat AGRAforce niet zou beschikken over een op haar naam gestelde kampeervergunning, wat daar verder ook van zij, doet er niet aan af dat AGRAforce feitelijk betrokken is bij de exploitatie van minicamping "De Heksenketel".
De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van 16 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:902), dat AGRAforce werkzaam is in hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied als onder meer de exploitanten van de vijf minicampings en dus een concurrent is van die exploitanten. AGRAforce is uit hoofde van het zijn van concurrent echter niet zonder meer belanghebbende bij elk besluit dat haar concurrent betreft. Dat is alleen het geval als haar belang rechtstreeks is betrokken bij dat besluit of in dit geval bij het nog te nemen besluit. Of dat het geval is, hangt af van de aard van het (te nemen) besluit en de gevolgen die AGRAforce daarvan ondervindt.
4.5.    AGRAforce heeft eerder in de procedure gesteld dat het al dan niet handhavend optreden van het college op de percelen van de vijf minicampings gevolgen heeft voor de verhuurbaarheid van kampeerplaatsen op haar minicamping. De Afdeling begrijpt dit zo dat volgens AGRAforce de vijf minicampings mogelijk aantrekkelijker zijn voor kampeerders dan haar minicamping, omdat buiten het bouwvlak speeltoestellen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn geplaatst, waardoor kampeerders mogelijk een kampeerplaats op één van deze minicampings zullen verkiezen boven een kampeerplaats op minicamping "De Heksenketel". Eventueel door het college te nemen handhavingsbesluiten zullen volgens haar dan kennelijk tot gevolg kunnen hebben dat op de vijf minicampings de speeltoestellen en bouwwerken alsnog binnen het bouwvlak moeten worden geplaatst of worden verwijderd. Dit zou dan, zo begrijpt de Afdeling, volgens AGRAforce gunstige gevolgen hebben voor de verhuurbaarheid van haar kampeerplekken.
De Afdeling is van oordeel dat de gestelde gevolgen niet maken dat het belang van AGRAforce rechtstreeks is betrokken bij de te nemen besluiten op de handhavingsverzoeken. Niet aannemelijk is dat zij door de te nemen besluiten rechtstreeks in haar belang wordt geraakt. Het gestelde gevolg van de besluiten, dat minicamping "De Heksenketel" daardoor aantrekkelijker wordt voor kampeerders, berust op een veronderstelling die geen enkele steun vindt in feiten of omstandigheden.
In de hiervoor genoemde uitspraak van 16 maart 2018, waarin AGRAforce wel als belanghebbende is aangemerkt bij een te nemen besluit op een handhavingsverzoek ter zake van minicampings in de gemeente Veere, betrof het een handhavingsverzoek van haar ter zake van het beweerdelijk in strijd met de gemeentelijke regelgeving verhuren van meer dan het toegestane aantal van 15 kampeerplaatsen op 20 minicampings. Die situatie is niet in relevant opzicht gelijk aan de nu voorliggende situatie. Indien het gaat om meer dan het toegestane aantal kampeerplaatsen op deze minicampings, kan er namelijk wel een oorzakelijk verband aanwezig worden geacht tussen het te nemen besluit en de verhuurbaarheid van kampeerplaatsen op minicamping "De Heksenketel". Het aantal verhuurde plaatsen heeft direct gevolg voor de kans op verhuur elders in het verzorgingsgebied.
Nu AGRAforce door de te nemen besluiten niet rechtstreeks in haar belang wordt geraakt, is zij geen belanghebbende. Dat betekent dat de handhavingsverzoeken geen aanvragen zijn in de zin van de Awb en dat het college daarop dus terecht geen besluiten heeft genomen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
5.    De hoger beroepen van het college en [appellant sub 2] zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd wat betreft de beroepen, voor zover ingediend door AGRAforce. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen, voor zover ingediend door AGRAforce, tegen het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
6.    Het college dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De griffier van de Raad van State zal aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep van [appellant sub 3] ongegrond;
II.    verklaart de hoger beroepen van het college van burgemeester en wethouders van Veere en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gegrond;
III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 april 2017 in zaken nrs. 16/5912, 16/5914, 16/5917, 16/5920 en 16/5922, voor zover het betreft de gegrondverklaring van de beroepen, voor zover ingediend door AGRAforce Take 2 C.V.;
IV.    verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen, voor zover ingediend door AGRAforce Take 2 C.V., niet-ontvankelijk;
V.    veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.    verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2018
163-870.