ECLI:NL:RBGEL:2021:3053

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3574
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Wob-verzoek door de Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft eiser, een particulier, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door de Staatssecretaris van Financiën. Het bestreden besluit, dat op 18 mei 2020 is genomen, verklaarde het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn Wob-verzoek niet-ontvankelijk. Eiser had verzocht om documenten en informatie die verband hielden met zijn aangiftes en financiële positie, maar de Staatssecretaris weigerde deze op basis van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank Gelderland heeft op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de zitting op 13 april 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. H.G.M. van Zutphen, zijn standpunt toegelicht. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. L. Waardenburg. De rechtbank heeft overwogen dat de afwijzing van het Wob-verzoek door de Staatssecretaris niet correct was, omdat deze afwijzing als een besluit op grond van de Wob moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de algemene bestuursrechter bevoegd is om van het beroep kennis te nemen, ondanks het standpunt van de Staatssecretaris dat de belastingrechter bevoegd zou zijn.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van het Wob-verzoek onterecht was en dat het bezwaar van eiser gegrond is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de Staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3574

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H.G.M. van Zutphen),
en

de Staatssecretaris van Financiën te Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur bij brief van 18 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Waardenburg.

Overwegingen

1. In de bijlage bij deze uitspraak staan de wetsartikelen die op deze zaak van toepassing zijn.
2. In het kader van een, zoals hij het noemt, al jarenlang durende discussie met de belastingdienst over zijn aangiftes en financiële positie, heeft eiser bij een aan de belastingdienst Doetinchem gerichte brief van 20 december 2019, onder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), verzocht hem de navolgende informatie/documenten toe te zenden:
-de eerder door de belastingdienst in beslag genomen agenda’s, kentekenbewijzen van auto’s, aangiftes door zijn boekhouders e.d.;
-toepasselijke verslagen en/of memo’s die zijn opgesteld in het kader van eisers aanslagen e.d.;
-en voorts alles waarover de belastingdienst beschikt en dat de belastingdienst gebruikt in het kader van haar taak jegens hem als belastingplichtige.
Naar het oordeel van de rechtbank laten de bewoordingen er geen twijfel over bestaan dat dit een verzoek is op grond van de Wob.
3. Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 18 april 2020 afgewezen omdat de gevraagde informatie valt onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en deze geheimhoudingsplicht voorgaat op de Wob.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het besluit op het wob-verzoek, waarbij dit verzoek is afgewezen met toepassing van artikel 67 van de Awr, een ingevolge de belastingwet genomen besluit is. De algemene bestuursrechter is niet bevoegd, maar de belastingrechter wel. Een beslissing op een wob-verzoek kan voorts niet worden aangemerkt als een van de in artikel 26, eerste lid, onderdelen a en b, van de Awr opgesomde besluiten en evenmin als de daarmee op grond van artikellid 2 gelijk te stellen handelingen. Gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betekent dit dat tegen de op artikel 67 van de Awr gebaseerde afwijzing van een wob-verzoek niet het rechtsmiddel bezwaar openstaat.
4. Eiser heeft het bestreden besluit in beroep gemotiveerd aangevochten. Op zijn stellingen zal de rechtbank, voor zover van belang, in het navolgende ingaan.
5. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:54, is de algemene bestuursrechter bevoegd van het beroep kennis te nemen. De rechtbank zal het beroep daarom, zoals ook op de zitting is besproken met partijen, niet doorzenden aan de belastingrechter.
6. In geschil is de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Uit de brief van 18 april 2020 blijkt dat verweerder het Wob-verzoek heeft afgewezen omdat artikel 67 van de Awr aan toewijzing ervan in de weg staat. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert deze afwijzing, gelet op de grondslag van het verzoek, als een besluit op grond van de Wob, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Het standpunt van verweerder is dus onjuist, zodat het beroep gegrond is. Het besluit op bezwaar moet worden vernietigd.
7. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Zij overweegt daartoe als volgt.
7.1.
De gegevens en documenten die eiser verzoekt openbaar te maken, betreffen belastinggegevens die vallen onder artikel 67 van de Awr en tot het fiscale dossier van eiser behoren. Dit betekent dat het verzoek van eiser terecht is afgewezen omdat artikel 67 een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter is, die prevaleert boven de Wob [1] .
De bestuursrechter hoeft bij documenten die specifiek zijn opgesteld of verkregen in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet, in een Wob-procedure niet per document te beoordelen of daar mogelijk nog gegevens in staan die niet onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Awr vallen. Deze beoordeling is bij zulke documenten, vanwege de aard van deze documenten, voorbehouden aan de burgerlijke rechter. [2]
8. De conclusie is dat verweerder het Wob-verzoek terecht heeft afgewezen met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Awr.
Dit betekent dat het bezwaar van eiser ongegrond is.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit:
verklaart het bezwaar van eiser ongegrond;
gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 178,- aan hem vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: .
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage.

Wetttelijk kader.
Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
[…]
Artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
[…]
Artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur.
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
[…]
Artikel 6 van de Wet openbaarheid van bestuur.
1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
[…]
Artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
1. Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht).
2. De geheimhoudingsplicht geldt niet indien:
a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;
b. bij regeling van Onze Minister is bepaald dat bekendmaking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan;
c. bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voorzover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.
3. In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid kan Onze Minister ontheffing verlenen van de geheimhoudingsplicht.