In deze zaak gaat het om een handhavingsverzoek van eisers tegen een grondverzetbedrijf dat op een perceel in Doetinchem is gevestigd. De rechtbank Gelderland heeft op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem in de beslissing op bezwaar ten onrechte het vernietigde bestemmingsplan niet had betrokken. Het primaire besluit van 17 december 2019, waarin het handhavingsverzoek werd afgewezen, was gebaseerd op een bestemmingsplan dat inmiddels was vernietigd. Hierdoor was het gebruik van het perceel voor het grondverzetbedrijf op dat moment illegaal. De rechtbank stelde dat verweerder bij de heroverweging van het bezwaar rekening had moeten houden met deze nieuwe omstandigheden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand konden blijven. Tevens werden de proceskosten van eisers vergoed en het griffierecht terugbetaald.