Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 december 2020,
- het bericht van 8 februari 2021 aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] met productie 8,
- de brief van 9 februari 2021 aan de zijde van Prinsen Geerligs,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 22 februari 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
De in kracht van gewijsde gegane beslissing van de rechter over een processueel ondeelbare rechtsverhouding heeft steeds jegens alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen gezag van gewijsde, zowel indien gewezen in eerste aanleg als indien gewezen in volgende instanties, en ongeacht door en tegen wie de vordering is ingesteld en ongeacht wie tegen de vordering verweer heeft gevoerd”.
1.126,00(2,0 punt × tarief € 563)
aansprakelijk is voor de door haar toerekenbaar verzuim veroorzaakte schade”. Hoewel het mogelijk kan zijn dat het bewust achterwege laten van zaakwaarneming in een dergelijk geval onrechtmatigheid met zich brengt, heeft [ged.conv./eis.reconv.] dit niet gesteld. Evenmin heeft zij gesteld dat Prinsen Geerligs een wettelijke plicht had om wél beheer te voeren of dat zij in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hiermee heeft [ged.conv./eis.reconv.] op dit onderdeel onvoldoende gesteld terwijl dit wel op de weg van [ged.conv./eis.reconv.] lag. Het partijdebat heeft zich dan niet gericht op deze grondslag. [ged.conv./eis.reconv.] ’ onvoldoende stelling komt voor haar risico, zodat de vordering zal worden afgewezen.
€ 563,00(2,0 punt × 0,5 × tarief € 563)