ECLI:NL:HR:2003:AF2159

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/030HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning en de rol van erfpacht in het huurrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontruiming van een woning. De Gemeente 's-Gravenhage en Woningbeheer N.V. hebben eiseres, die in de woning woont, gedagvaard om de woning te ontruimen. Eiseres heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat zij als huurder van de woning wordt erkend. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de Gemeente en Woningbeheer in de gelegenheid heeft gesteld Stedelijk Belang N.V. als partij op te roepen. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Gemeente juridisch eigenaar is en Woningbeheer economisch eigenaar van de woning. Eiseres voerde aan dat de Gemeente en Woningbeheer geen belang hadden bij de ontruiming omdat de woning in erfpacht was uitgegeven aan Stedelijk Belang N.V. Het Hof heeft geoordeeld dat de erfpachter niet tijdig in het geding was betrokken, maar dat de oproeping van Stedelijk Belang nog tijdig kon zijn, ook al vond deze pas in hoger beroep plaats. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en geoordeeld dat de rechter ambtshalve de erfpachter in de gelegenheid kan stellen om alsnog op te roepen.

De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Gemeente en Woningbeheer begroot op nihil. Dit arrest benadrukt de noodzaak van tijdige oproeping van partijen in huur- en erfpachtzaken en de mogelijkheden voor de rechter om omissies in de procedure te herstellen.

Uitspraak

7 maart 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/030HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
1. de GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE, zetelende te 's-Gravenhage,
2. WONINGBEHEER N.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweersters in cassatie - verder te noemen: de Gemeente respectievelijk Woningbeheer - hebben bij exploit van 10 december 1999 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd [eiseres] te veroordelen de woning aan de [a-straat 1] te ontruimen met het hare en de haren en die leeg ter beschikking te stellen aan verweersters binnen een maand na betekening van het te deze te wijzen vonnis, met machtiging aan verweersters zonodig zelf de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie of justitie.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd te bepalen dat zij als huurder van de woning wordt beschouwd.
Na een tussenvonnis van 7 maart 2000, waarbij een comparitie van partijen is gelast, heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 6 september 2000 de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 19 december 2001 (gepubliceerd in NJ 2002, 306) heeft het Hof alvorens nader te beslissen, de Gemeente en Woningbeheer in de gelegenheid gesteld Stedelijk Belang N.V. als partij in dit geding op te roepen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente en Woningbeheer is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De Gemeente is juridisch eigenaar, Woningbeheer economisch eigenaar van de woning waarop de onder 1 vermelde vordering tot ontruiming betrekking heeft. [Eiseres] heeft tegen die vordering onder meer aangevoerd dat de Gemeente en Woningbeheer daarbij geen belang hebben omdat de woning in erfpacht is uitgegeven aan Stedelijk Belang N.V. (hierna: Stedelijk Belang). De Rechtbank heeft dat verweer verworpen. De eerste grief van [eiseres] in het door haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de Rechtbank hield in dat de Gemeente en Woningbeheer alsnog niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard, omdat de erfpachter Stedelijk Belang niet op de voet van art. 5:95 BW tijdig in het geding was betrokken.
3.2 Het Hof heeft, in cassatie niet bestreden, geoordeeld dat in dit geding ervan moet worden uitgegaan dat Stedelijk Belang erfpachter van de woning is en dat de door de Gemeente en Woningbeheer ingestelde vordering tot ontruiming van de woning ziet op een recht dat zowel de Gemeente betreft in haar hoedanigheid van eigenaar als Stedelijk Belang in haar hoedanigheid van erfpachter. Vervolgens heeft het Hof overwogen:
"Ingevolge het bepaalde in art. 5:95 BW is zowel de eigenaar als de erfpachter bevoegd tot het instellen van een dergelijke rechtsvordering, mits ervoor zorg wordt gedragen dat de ander tijdig in het geding wordt geroepen. Naar het Hof begrijpt is de oproeping van Stedelijk Belang N.V. door een misverstand achterwege gebleven. Aangezien de procedure in hoger beroep er mede toe strekt omissies in eerste aanleg te herstellen zal het hof geïntimeerden in de gelegenheid stellen Stedelijk Belang N.V. op de voet van art. 12a Rv. op te roepen. Uiteraard zullen partijen nadien in de gelegenheid gesteld worden bij akte te reageren op hetgeen alsdan door Stedelijk Belang N.V. naar voren gebracht wordt. In dit kader wijst het hof er overigens op dat niet voldoening aan de eis van tijdige oproeping leidt tot niet-ontvankelijkheid, zie Parlementaire Geschiedenis Invoeringswet Boek 5, blz. 1052".
3.3 Het middel bestrijdt dit oordeel met het betoog dat geen sprake is van een misverstand of omissie bij de Gemeente en Woningbeheer en dat het Hof had moeten oordelen dat de hiervoor in 3.1 vermelde grief van [eiseres] tegen het vonnis van de Rechtbank gegrond was. Het Hof had de Gemeente en Woningbeheer volgens het middel niet-ontvankelijk moeten verklaren, omdat een oproeping van de erfpachter tijdens het geding in hoger beroep, zoals door het Hof bevolen, niet tijdig kan zijn. Om te voorkomen dat de andere procespartij te zeer in haar procesbelang wordt geschaad, zou een dergelijke oproeping uiterlijk bij conclusie van repliek in eerste aanleg gedaan moeten worden; anders zou de procedure tussen die andere partij en de opgeroepen erfpachter worden beperkt tot één instantie. Bovendien is volgens het middel geen sprake van een ambtshalve bevoegdheid van de rechter.
3.4 Tijdig is een oproeping in de zin van art. 5:95 BW volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de overeenkomstige bepaling voor vruchtgebruik (art. 3:218) indien zij "niet zo laat [gebeurt] dat de opgeroepene niet meer de volle gelegenheid zou hebben zijn standpunt uiteen te zetten of dat de gedaagde of verweerder in zijn verdediging zou worden geschaad" (Parl.Gesch. Boek 3, blz. 672). Deze maatstaf brengt mee dat pas na kennisneming van het standpunt van de opgeroepene kan worden beoordeeld of de oproeping tijdig is geweest. Als de opgeroepene niet verschijnt, zich refereert aan het oordeel van de rechter of zich zonder eigen argumentatie aansluit bij het standpunt van één van beide partijen, is immers de gelegenheid van de opgeroepene om zijn standpunt uiteen te zetten niet beperkt, noch de gedaagde of verweerder door de oproeping in zijn verdediging geschaad, ook als oproeping in een laat stadium is geschied. Zelfs een oproeping na de conclusiewisseling in hoger beroep, zoals in dit geval door het Hof toegestaan, kan in dat geval nog tijdig zijn. Als de opgeroepene een eigen standpunt inneemt, zal een oproeping in hoger beroep daarentegen in het algemeen niet tijdig zijn, omdat dan de opgeroepene en/of de oorspronkelijk gedaagde of verweerder van één instantie worden beroofd.
3.5 In het oordeel van het Hof ligt besloten dat de in zijn arrest bevolen oproeping van de erfpachter Stedelijk Belang nog tijdig kàn zijn, hoewel zij pas in hoger beroep plaats zal vinden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat dit oordeel juist is, zodat het middel faalt voorzover het dit oordeel bestrijdt. De vraag of de oproeping tijdig is geweest, zal het Hof pas kunnen beantwoorden nadat is gebleken welke houding Stedelijk Belang inneemt.
3.6 Ook voor het overige faalt het middel. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de rechter, als hij in een geding als bedoeld in art. 5:95 constateert dat de erfpachter niet is opgeroepen, ambtshalve de desbetreffende partij in de gelegenheid stelt daartoe alsnog over te gaan. Die mogelijkheid is bij de totstandkoming van deze bepaling uitdrukkelijk voorzien (Parl. Gesch. Inv. Boek 5, blz. 1052/1053). Of de oproeping tot dat tijdstip bewust dan wel bij vergissing achterwege is gebleven, doet daarbij niet terzake.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente en Woningbeheer begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 7 maart 2003.