ECLI:NL:RBGEL:2021:2081
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een RAAF-aanvraag en het recht op een eenmalige uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een ambtenaar bij de politie, en de korpschef van politie als verweerder. De eiser had een aanvraag ingediend op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF), die op 9 mei 2018 was toegewezen. De eiser was met ingang van 2 augustus 2017 geplaatst in de functie van Senior GGP, gewaardeerd op schaal 8. Echter, de eiser stelde dat hij recht had op een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de RAAF, voor de periode van 1 juli 2016 tot 2 augustus 2017. De verweerder had het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep van de eiser.
Tijdens de zitting op 1 april 2021 heeft de rechtbank de feiten en argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen recht had op de eenmalige uitkering, omdat de aanvraag op grond van de RAAF was toegewezen. De rechtbank verduidelijkte dat artikel 5, tweede lid, van de RAAF enkel van toepassing is wanneer een aanvraag wordt afgewezen, en dat de eenmalige uitkering bedoeld is als compensatie voor ambtenaren die niet worden geplaatst in de door hen aangevraagde functie. De rechtbank volgde de redenering van de verweerder dat de eenmalige uitkering geen betaling voor verrichte werkzaamheden is, maar een compensatie voor het niet ontvangen van het hogere salaris dat bij de aangevraagde functie hoort. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.