ECLI:NL:RBGEL:2020:5564
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van aanspraken op ziekengeld en rechtszekerheid in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Aslan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een verzoek ingediend om herziening van een eerder besluit van 22 augustus 2005, waarin hem geen recht op ziekengeld werd toegekend. Eiser stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, waaronder zijn knieklachten en een diagnose van beperkte intelligentie en een autistiforme stoornis. Het UWV had echter geweigerd om het besluit te herzien, met als argument dat de nieuwe feiten medisch gezien geen aanleiding gaven om de eerdere beslissing te herzien en dat de aanspraak op ziekengeld na vijf jaar was verjaard.
De rechtbank oordeelde dat het UWV zich terecht op het beginsel van rechtszekerheid kon beroepen en dat de termijn van vijf jaar voor het afdwingen van de aanspraak was verstreken. De rechtbank benadrukte dat de verjaring niet betekent dat de aanspraak vervalt, maar dat deze niet meer in rechte kan worden afgedwongen. Eiser had zijn verzoek om herziening pas in 2017 ingediend, terwijl de relevante feiten zich al in 2005 hadden voorgedaan. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het UWV hadden moeten weerhouden van het beroep op verjaring. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
Deze uitspraak benadrukt de toepassing van het verjaringsbeginsel in het bestuursrecht, met name in zaken die betrekking hebben op sociale zekerheidsuitkeringen. De rechtbank bevestigde dat het bestuursorgaan bevoegd is om zich te beroepen op verjaring, ook in gevallen van herziening van eerder genomen besluiten, zolang er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit zouden uitsluiten.