Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
2.
[naam 2],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 12 maart 2020, waarbij de rechtbank op verzoek van partijen heeft beslist dat de procedure zal worden vervolgd volgens het recht dat landelijk geldt in dagvaardingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging waarin het exploot van dagvaarding na 30 september 2019 is betekend
- de conclusie na enquête van [gedaagde 1]
- de conclusie na enquête van [naam 2]
- de beide antwoordconclusies na enquête van de curator.
2.De verdere beoordeling in de hoofdzaak
in conventie
mijn zoon [gedaagde 1] :
aan mijn stiefdochter [naam 2] :
Ik heb vaak met meneer [gedaagde 1] senior gesproken. Ik heb testamenten gemaakt, huwelijkse voorwaarden en andere notariële akten.
Als je een geld bedrag nalaat in een testament dan weet je dat, dat als aardigheid bedoeld is en dat het niet de bedoeling is dat dit als een boemerang terugkomt bij de kinderen.
Ik heb niet geadviseerd bij die cessie.(…)
In 2006 was de cessie al
”
De heer [gedaagde 2] besprak dit niet echt met mij maar ik was er wel eens bij. Dat was toen [gedaagde 1] een boot kocht en zijn vader het geld verschafte. Die zei:
Ik ben de ex-partner van [gedaagde 1] .(…)
Ik ben niet betrokken geweest bij geldbedragen die zijn verstrekt door de heer [gedaagde 1] senior. Ik weet niet of daar iets over op papier staat.
Ik weet dat is besproken dat de kinderen een huis kregen van hun vader, na de verkoop van het bedrijf.(…)
Ik had niet de indruk dat G. [gedaagde 1] moest terugbetalen. Ik had niet de indruk dat [gedaagde 2] aandrong op terugbetaling.(…)”
5.404,50(2,25 punten × tarief € 2.402,00)
7.806,50(3,25 punten × tarief € 2.402,00)
3.De procedure in de vrijwaringszaak
4.De verdere beoordeling in de vrijwaringszaak
543,00(1,0 punt × tarief € 543,00)