4.1.[naam verweerster] verzoekt – na een wijziging – dat de rechtbank bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
1. het conservatoir derdenbeslag dat [naam verzoeker] heeft doen leggen onder
ABN Amro Asset Based Finance N.V. binnen één dag na betekening van deze beschikking opheft en verbiedt om nogmaals beslag te leggen;
2. het conservatoir derdenbeslag dat [naam verzoeker] heeft doen leggen onder ABN Amro Bank N.V. binnen één dag na betekening van deze beschikking opheft en verbiedt om nogmaals beslag te leggen;
3. [naam verzoeker] veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten van
€ 131,00 zonder betekening en verhoogd met € 81,00 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na deze beschikking, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
in de hoofdzaak
1. voor recht verklaart dat de arbeidsovereenkomst tussen [naam verweerster] en [naam verzoeker] per
1 oktober 2019 dan wel 1 december 2019 is geëindigd;
2. voor recht verklaart dat [naam verzoeker] bij ziekte vanaf 5 november 2018 recht heeft op de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte volgens artikel 7:629 BW, althans volgens de van toepassing zijnde cao;
3. [naam verzoeker] veroordeelt in de kosten van het beslag en de schade die [naam verweerster] hierdoor heeft geleden van € 7.536,34, binnen vijf dagen na deze beschikking te verhogen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019, de datum van de grootste schadepost, respectievelijk 9 november 2019;
4. [naam verzoeker] veroordeelt tot betaling aan [naam verweerster] van € 6.904,28 aan geleden schade door de onrechtmatige beslaglegging van 8 oktober 2019;
5. [naam verzoeker] veroordeelt tot terugbetaling aan [naam verweerster] van de door haar aan [naam verzoeker] betaalde proceskosten op grond van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland zaaknummer / rolnummer CI I6/489255 / KL ZA 19-270 van € 1.277,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019, respectievelijk 9 november 2019;
6. [naam verzoeker] veroordeelt tot betaling van de schade die het gelegde beslag van 23 of
24 januari 2020 heeft veroorzaakt of zal veroorzaken, op te maken bij staat;
7. indien de rechtbank beslist dat de arbeidsovereenkomst tussen [naam verweerster] en [naam verzoeker] nog steeds bestaat
primair
de arbeidsovereenkomst tussen [naam verweerster] of haar rechtsopvolger en [naam verzoeker] op zo kort mogelijke termijn ontbindt, met bepaling dat tot de datum van ontbinding [naam verzoeker] vrijgesteld is van werkzaamheden, hij geen recht heeft op loon of emolumenten vanaf 1 oktober 2019, zonder toekenning van een transitievergoeding;
subsidiair
de arbeidsovereenkomst tussen [naam verweerster] of haar rechtsopvolger en [naam verzoeker] op zo kort mogelijke termijn ontbindt, met bepaling dat tot de datum van ontbinding [naam verzoeker] vrijgesteld is van werkzaamheden, hij geen recht heeft op loon of emolumenten vanaf 1 oktober 2019, met toekenning van een transitievergoeding van € 0,00;
meer subsidiair
de arbeidsovereenkomst tussen [naam verweerster] of haar rechtsopvolger en [naam verzoeker] op zo kort mogelijke termijn ontbindt, met bepaling dat tot de datum van ontbinding [naam verzoeker] vrijgesteld is van werkzaamheden, geen recht heeft op loon of emolumenten vanaf 1 oktober 2019, met toekenning van een transitievergoeding te berekenen volgens het gestelde in het verweerschrift onder randnummer 145;
8. [naam verzoeker] veroordeelt in de kosten van deze procedure.