Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
NJ1965, 340).
5.De beslissing
- [minderjarige sub 1]en,
- [minderjarige sub 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 juni 2019 geoordeeld over de terugbetalingsverplichting van de vrouw met betrekking tot de door de man betaalde kinderalimentatie. De man had een verzoek ingediend om de kinderalimentatie, die hij sinds 20 oktober 2016 aan de vrouw had betaald, terug te vorderen. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de vrouw op die datum in het huwelijk was getreden met een nieuwe echtgenoot, die de kinderen had erkend. Hierdoor was de rechtsgrond voor de alimentatieverplichting van de man komen te vervallen, aangezien de erkenning door de nieuwe echtgenoot de onderhoudsverplichting van de man jegens de kinderen beëindigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, die niet op de hoogte was van de erkenning, onverschuldigd had betaald. De rechtbank oordeelde dat de terughoudende maatstaf voor terugbetalingsverplichtingen niet van toepassing was, omdat er geen andere datum voor beëindiging van de onderhoudsplicht kon worden vastgesteld dan de datum van erkenning. De vrouw werd veroordeeld om het bedrag van € 8.612,12 in maximaal acht termijnen terug te betalen aan de man, met de mogelijkheid om het bedrag eerder te voldoen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.
Deze uitspraak benadrukt de gevolgen van erkenning door een nieuwe echtgenoot voor de alimentatieverplichtingen van de biologische vader en de voorwaarden waaronder terugbetaling van onverschuldigde betalingen kan plaatsvinden.