ECLI:NL:RBGEL:2019:1840
Rechtbank Gelderland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
BPM-heffing en hoorplicht in belastingzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de voldoening van BPM, maar was niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat de gemachtigde van eiser had afgezien van het horen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst voldoende inspanningen had geleverd om eiser te horen, maar dat eiser geen gebruik had gemaakt van deze gelegenheid.
De kern van het geschil betrof de vraag of de BPM te hoog was vastgesteld. Eiser had een aangifte gedaan op basis van de koerslijst AutotelexPRO, maar stelde dat hij recht had op een lagere BPM op basis van de koerslijst X-ray ‘marge’. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij te veel BPM had betaald, omdat hij de benodigde gegevens niet had overgelegd. Bovendien was de aangifte gedaan na een arrest van de Hoge Raad, waarin was geoordeeld dat de referentieprijs voor BPM gebaseerd moest zijn op de prijs waarvoor een auto in gebruikte staat door een handelaar van een particulier wordt aangekocht.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de BPM te verlagen op basis van een vergelijking met een ex-rental auto, omdat eiser niet had aangetoond dat de auto een ex-rental auto was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om teruggaaf van belasting, rente en proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.