In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiseres, een haptotherapeut, bezwaar had gemaakt tegen de voldoening van omzetbelasting over verschillende tijdvakken. Eiseres had op 30 januari 2014, 22 april 2014 en 21 juli 2014 de verschuldigde omzetbelasting voldaan, maar maakte op 23 november 2016 bezwaar tegen deze voldoeningen. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk, omdat deze te laat waren ingediend. Eiseres stelde echter dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij dacht dat zij geen bezwaar meer hoefde te maken na een eerdere overeenkomst met de Belastingdienst en de Vereniging van Haptotherapeuten (VvH). De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat eiseres niet had gereageerd op het bezwaarschrift voor toekomstige tijdvakken en er omstandigheden waren die haar in de veronderstelling hadden gebracht dat geen apart bezwaar nodig was. De rechtbank vernietigde de uitspraken op bezwaar en verklaarde de bezwaren ontvankelijk, waarbij de rechtbank zelf in de zaak voorzag en teruggaven toekende aan eiseres. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres.