ECLI:NL:RBGEL:2018:3728

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
NL17.12155
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van gemeenten tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak vorderen de gemeenten Tiel, Buren en Neder-Betuwe schadevergoeding van de Stichting Job Lanceer en haar bestuurder [Gedaagde sub 2] wegens onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank Gelderland heeft op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De gemeenten stellen dat Job Lanceer tekort is geschoten in de nakoming van de raamovereenkomsten voor zorgverlening, door zorg te declareren die niet is geleverd. De gemeenten hebben in totaal € 1.134.859,33 aan zorggelden aan Job Lanceer betaald, waarvan een aanzienlijk deel door de gemeente Tiel. Job Lanceer is in 2017 failliet verklaard, waardoor de vorderingen tegen de stichting niet meer beoordeeld kunnen worden. De rechtbank oordeelt dat de gemeenten onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen dat Job Lanceer onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank wijst de vordering van de gemeenten af, omdat zij niet hebben aangetoond dat Job Lanceer in de periode van 1 januari 2015 tot augustus 2017 in het geheel geen zorg heeft geleverd. De rechtbank concludeert dat de gemeenten niet hebben aangetoond dat [Gedaagde sub 2] persoonlijk aansprakelijk is voor de vermeende wanprestatie van Job Lanceer. De tegenvordering van [Gedaagde sub 2] wegens reputatieschade en onrechtmatige beslaglegging door de gemeenten wordt eveneens afgewezen. De rechtbank veroordeelt de gemeenten in de proceskosten van [Gedaagde sub 2].

Uitspraak

VOORBLAD
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: NL17.12155
Gemeente Tiel e.a. tegen Stichting Job Lanceer, re-integratie jongeren en jong-volwassenen e.a.
Vonnis van 30 augustus 2018
vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL17.12155
Vonnis van 30 augustus 2018
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersonen
1.
GEMEENTE TIEL,
zetelend te Tiel,
2.
GEMEENTE BUREN,
zetelend te Maurik,
3.
GEMEENTE NEDER-BETUWE,
zetelend te Opheusden,
eiseressen van de vordering,
verweersters op de tegenvordering,
advocaat mr. R.A.M. Saedt te Nijmegen,
tegen
1. de stichting
STICHTING JOB LANCEER, RE-INTEGRATIE JONGEREN EN JONG-VOLWASSENEN,
gevestigd te Tiel,
verweerster op de vordering,
2.
[Gedaagde sub 2],
[woonplaats] ,
verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
advocaat mr. drs. T.H.G. Robbe te Alkmaar,
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk “de Gemeenten” worden genoemd. Gedaagde sub 1 wordt aangeduid als “Job Lanceer” en gedaagde sub 2 als “ [Gedaagde sub 2] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding met producties;
- de akte aanvulling eis (gemaakte beslagkosten) met producties van de Gemeente Tiel c.s.;
- het verweerschrift met een tegenvordering met producties;
- het verweerschrift op de tegenvordering;
- de akte overlegging productie 10 met productie van [Gedaagde sub 2] ;
- de akte overlegging producties 11 tot en met 20 met producties van Gemeente Tiel c.s.;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 26 juni 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Vanwege het faillissement van Job Lanceer – na het indienen van de procesinleiding door de Gemeenten en voor het indienen van het verweerschrift met de tegenvordering van [Gedaagde sub 2] – is de procedure jegens haar wat betreft de behandeling van de door de Gemeenten ingestelde vorderingen van rechtswege geschorst. Dit betekent dat de vorderingen gericht tegen Job Lanceer in deze procedure niet worden beoordeeld.
1.4.
Job Lanceer is een zorgaanbieder die woonbegeleiding en dagbesteding aanbiedt aan jongeren en (jong)volwassen met een verstandelijke beperking, psychiatrische hulpvraag of verslavingsproblematiek. Job Lanceer is in 2011 opgericht door [Gedaagde sub 2] . Tot 1 oktober 2015 was [Gedaagde sub 2] enig bestuurder van Job Lanceer.
1.5.
Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) kunnen mensen met psychische en/of psychosociale problemen bij hun gemeente aanspraak maken op zorg en ondersteuning. De zorg en ondersteuning kan worden geboden door ofwel het verstrekken van zorg in natura ofwel door het beschikbaar stellen van een persoonsgebonden budget (“een pgb”) waarmee zorg of ondersteuning kan worden ingekocht. De hoeveelheid uren zorg en ondersteuning waaraan iemand die gebruik maakt van zorg in natura of aan wie een pgb beschikbaar is gesteld (“de cliënt”) behoefte heeft en waarop hij aanspraak kan maken, wordt door een gemeente in een besluit vastgesteld aan de hand van een door de gemeente uit te voeren onderzoek (de indicatiestelling; artikel 2.3.2 Wmo 2015). Ten behoeve van de zorgverlening in natura sluiten gemeenten contracten met zorgaanbieders en regelen zij de administratie van de cliënten die van deze zorgverlening gebruik maken. De zorgaanbieders worden vervolgens rechtstreeks door de gemeente betaald. Cliënten aan wie een pgb is toegekend, sluiten zelf een zorgovereenkomst met een zorgaanbieder. Een vergoeding voor de door de zorgaanbieder ten behoeve van de cliënt verleende zorg wordt vervolgens door Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan de zorgaanbieder uitbetaald uit het pgb van de desbetreffende cliënt, dat door de gemeente op een rekening bij SVB is gestort (het zogenoemde trekkingsrecht).
1.6.
Vanaf de invoering van de Wmo 2015 op 1 januari 2015 heeft Job Lanceer zorg verleend aan cliënten met een pgb. Met ingang van 1 januari 2016 is Job Lanceer ook zorg aan cliënten gaan verlenen op basis van zorg in natura. Ten behoeve van de zorgverlening in natura hebben de Gemeenten ieder afzonderlijk een raamovereenkomst met Job Lanceer gesloten. Behoudens de partijnamen is de inhoud van die afzonderlijke overeenkomsten gelijkluidend. De overeenkomsten hebben een looptijd van 1 januari 2016 tot in ieder geval 31 december 2017. Op de raamovereenkomsten zijn de VNG Model Algemene Inkoopvoorwaarden voor leveringen en diensten (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
- Artikel 12, eerste lid, van deze raamovereenkomsten luidt:
“Een vergoeding voor een Product welke geleverd is in 2016 aan Cliënten kan alleen gefactureerd worden op basis van een Verwijzing die is afgegeven voor dat Product en indien er een Raamovereenkomst is afgesloten met Opdrachtgever inzake het Product”.
- Artikel 6, eerste lid, van de algemene voorwaarden luidt:
“De Contractant garandeert dat de geleverde Prestaties voldoen aan de Overeenkomst, aan de algemeen geldende normen en aan de voorschriften die bij of krachtens wet of verdrag gelden met betrekking tot, doch niet uitsluitend, veiligheid, gezondheid en milieu”.
1.7.
In 2016 heeft de WMO-toezichthouder van de gemeente Tiel, GGD Gelderland-Zuid, een onderzoek ingesteld naar Job Lanceer. Dit onderzoek heeft geresulteerd in het “Rapport Wmo-toezicht Stichting Job Lanceer” van 20 september 2016. Dit rapport houdt onder meer in:

4 Oordeel
Dit hoofdstuk beschrijft het oordeel van het Wmo-toezicht over de kwaliteit van het aanbod van Stichting Job Lanceer. Dit omvat successen en verbeterpunten.
4.1
Successen Stichting Job Lanceer
Het Wmo-toezicht constateert de volgende successen:
- Job Lanceer realiseert een uniek zorgaanbod voor cliënten met een complexe problematiek. Dit is voor hen vaak de laatste kans om hun leven op de rails te krijgen;
- Cliënten zijn tevreden over de geboden zorg door Job Lanceer;
- Cliënten krijgen de ruimte om zelf in een ritme te komen, dat voor hen passend is;
- Cliënten staan centraal; de begeleiding wordt op maat geboden;
- Er wordt met veel partijen samengewerkt teneinde voor cliënten het behalen van de doelstellingen mogelijk te maken;
- Cliënten worden gemotiveerd om een sociaal netwerk op te bouwen en/of te vergroten;
- Medewerkers zijn gemotiveerd en hebben hart voor de organisatie en hun cliënten;
- Door de mix van ervaringsdeskundigen en via opleiding geschoolde medewerkers biedt men begeleiding, die nauw aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de cliënten;
- Medewerkers van Job Lanceer tonen een grote mate van flexibiliteit en creativiteit in het leveren van de zorg. Tussen de vaak onvoorspelbare en onrustige cliënten weet men de rust te bewaren en de situatie te overzien;
- De contacten met professionals vanuit de (forensische) psychiatrie bevorderen de deskundigheid van het team;
- Er is een start gemaakt met professionalisering van de Organisatie en het vormgeven van het kwaliteitsbeleid;
- Job Lanceer werkt alleen met medewerkers die een VOG kunnen overleggen.
4.2
Verbeterpunten Stichting Job Lanceer
Ondanks bovenstaande successen is het Wmo-toezicht van oordeel dat de kwaliteit van het aanbod van Stichting Job Lanceer op een aantal punten verbeterd dient te worden.
Verbeterpunten zijn:
1. Veiligheid van cliënten
- Zorg te allen tijden voor adequaat toezicht in de brommerwerkplaats en voor aanwezigheid van een BHV-er;
- Zorg voor een geïmplementeerd privacy-beleid aangaande de toegang tot dossiers en de aanwezigheid bij cliëntgebonden werkoverleggen en overdrachtsmomenten.
- Neem een getekende verklaring op in cliëntdossiers, dat gegevens met derden mogen worden gedeeld;
- Zorg voor een adequate 24-uurs-begeleiding voor de cliënten die dit nodig hebben en vraag hiervoor de goede indicatie aan;
- Maak bij elke cliënt gebruik van een signaleringsplan.
2. Gestructureerde en planmatige aanpak
- Kies voor een registratiesysteem waarbij alle informatie over cliënten in één dossier is samengevoegd. Ook rapportages dienen hierin een plaats te krijgen;
- Voorzie alle intakeverslagen en begeleidingsplannen van een datum, de naam van de opsteller en handtekeningen van opsteller en cliënt;
- Neem een getekende zorgovereenkomst op in het dossier;
- Formuleer de begeleidingsdoelen SMART en werk deze uit in een plan van aanpak, zodat duidelijk is wat de cliënt doet en wat wordt overgenomen;
- Formuleer de doelen naar aanleiding van de startsituatie van de verschillende levensdomeinen;
- Zorg ervoor dat begeleidingsdoelen gestructureerd geëvalueerd worden en dat dit wordt vastgelegd en ondertekend;
- Draag zorg voor een rapportagesysteem waarbij gerapporteerd kan worden op doelen
- Breng het sociale netwerk van de cliënt in kaart in het dossier;
- Rapporteer afspraken over de samenwerking rondom de cliënt met externe partijen in het dossier;
- Neem in het dossier een verklaring op dat de cliënt akkoord gaat met bepaalde vrijheid beperkende maatregelen;
- Neem een medicijnlijst op in het dossier, als cliënten medicijnen gebruiken;
3. Kwaliteit van de Organisatie
- Ontwikkel met behulp van deskundigen een, vanuit de beroepsstandaard, onderbouwd programma voor begeleiding van deze doelgroep, zodat de beoogde blauwdruk van de zorg nog beter uit de verf komt. Maak medewerkers vertrouwd met deze werkwijze;
- Zorg dat alle medewerkers, ook de ervaringsdeskundigen, voldoen aan de minimale opleidingseisen voor het uitvoeren van hun taken. Leg dit vast in de personeelsdossiers d.m.v. kopieën van diploma’s of certificaten;
- Zorg dat verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden voldoende beschreven zijn, zodat voor medewerkers helder is wie waarvoor verantwoordelijk is.
- Zorg voor een professioneel personeelsbeleid waarin medewerkers beoordeeld
worden op hun resultaten en waar nodig adequate deskundigheidsbevordering
aangeboden krijgen;
- Zorg dat medewerkers voldoende kundig zijn in het SMART opstellen van doelen in het begeleidingsplan en in het rapporteren op doelen;
- Zorg dat medewerkers geschoold zijn om cliënten te kunnen begeleiden bij medicijngebruik;
- Structureer de werkoverleggen en scheidt cliënt- en niet-cliënt-gebonden overleggen;
- Zorg voor een professionele afstand tussen medewerker en cliënt;
- Zorg voor implementatie van het (kwaliteits)beleid, protocollen en werkwijzen;
- Laat regelmatig cliënttevredenheidsonderzoek doen door een onafhankelijke instantie;
- Zorg voor verdere professionalisering en facilitering van de cliëntenraad;
- Maak jaarlijks een verslag waarin verantwoording wordt afgelegd en resultaten zichtbaar worden gemaakt. Neem hierin cijfers op over in- en uitstroom van cliënten en redenen van ontslag. Neem ook een klachtenjaarverslag op en een verslag van de Incidentmeldingen (MIC); beschrijf in deze verslagen ook welke verbetermaatregelen getroffen zijn.
- Voorkom intimiderend gedrag door de bestuurder van de Stichting Job Lanceer.
4.3
Vervolg
Dit onderzoeksrapport stuurt het Wmo-toezicht aan Job Lanceer en naar de gemeenten in Rivierenland, die Job Lanceer gecontracteerd hebben. Ook stuurt het Wmo-toezicht dit rapport aan Wmo-toezicht GGD regio Utrecht, aangezien Job Lanceer in beide inspectieregio’s actief is.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Dit betekent onder andere dat zij bevoegd zijn tot het nemen van maatregelen in het kader van handhaving. Of en wanneer dit aan de orde is, bepalen de gemeenten.
Daarnaast verwacht het Wmo-toezicht dat Job Lanceer de verbeterpunten, die in paragraaf 4.2 worden benoemd, gaat realiseren. Omdat er bij Job Lanceer al veel essentiële zaken op orde zijn of in ontwikkeling, geeft Wmo-toezicht Job Lanceer hier voldoende tijd voor”.
1.8.
Gemeente Tiel heeft in de bevindingen van het rapport van 20 september 2016 aanleiding gezien Job Lanceer bij brief van 25 oktober 2016 in gebreke te stellen wegens het niet voldoen aan eisen uit de raamovereenkomst. Deze brief houdt onder meer in:
“Uit het Rapport blijkt in paragraaf 4.2 dat de volgende punten door u verbeterd moeten worden:
1. Veiligheid van cliënten
2. Gestructureerde en planmatige aanpak
3. Kwaliteit van de organisatie, o.a. opleiding van personeel en continuïteit
Voor een volledige omschrijving van de geconstateerde feiten verwijzen wij naar paragraaf 4.2 van het Rapport.
Naar aanleiding van deze verbeterpunten constateren wij dat u op acht eisen uit de
Offerteaanvraag Inkoop 2016 Wmo en Jeugdwet d.d. 5 oktober 2015, niet voldoet. Deze
Offerteaanvraag is als bijlage B opgenomen in de Raamovereenkomst. De eisen waar u niet aan voldoet zijn vermeld in Bijlage 1 bij deze brief.
Omdat u niet voldoet aan de eisen van de Raamovereenkomst, stellen wij u in gebreke. Indien u niet tijdig of niet volledig aan de onderstaande verplichting voldoet, overwegen wij over te gaan tot ontbinding van de Raamovereenkomst, conform artikel 18.1 sub e. Of gaan wij over tot het opleggen van een maatregel, zoals bedoeld in het Handhavingskader na Wmo-toezicht en door ons college vastgesteld is.
U dient uiterlijk 15 december 2016 een SMART geformuleerd verbeterplan aan te bieden aan de Wmo toezichthouder, waarin staat hoe de genoemde verbetermaatregelen in paragraaf 4.2 van het eindrapport zijn, of zullen worden opgepakt.
(…)
Bijlage 1
bij brief in gebrekestelling Job Lanceer
Acht eisen uit de Offerteaanvraag Inkoop 2016 Wmo en Jeugdwet d.d. 5 oktober 2015 waarop Job Lanceer niet voldoet, blijkend uit het rapport Wmo toezicht d.d. 20 september 2016 over Job Lanceer.
Eis 1.4 Opdrachtnemer neemt bij het verlenen van ondersteuning en zorg de eisen in acht die volgens de algemeen aanvaarde professionele standaard redelijkerwijs aan de zorgverlener mogen worden gesteld.
Eis 1.5 Opdrachtnemer houdt zich aan alle wet- en regelgeving voor zover deze of artikelen in die wetten van toepassing zijn op de Producten die Opdrachtnemer levert waaronder maar niet uitsluitend de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp), en dergelijke.
Eis 1.6 De bij de Opdrachtnemer in dienst zijnde professionals, dan wel onderaannemers van de Opdrachtnemer, houden zich aan de voor hen geldende Beroepscode, standaarden, richtlijnen, protocollen, meldcodes, regelgeving en wettelijke eisen. Opdrachtnemer ziet hier ook op toe.
Eis 1.7 Opdrachtnemer draagt zorg voor bij- en nascholing van in dienst zijnde professionals zodat zij over actuele kennis en vaardigheden beschikken.
Eis 1.10 Opdrachtnemer hanteert een kwaliteitssysteem dat door een onafhankelijke derde is goedgekeurd en tenminste gericht is op het monitoren en waar nodig verbeteren van de kwaliteit van:
- zorg aan Cliënten;
- personeel dat werkt met Cliënten;
- Cliëntdossiers;
- informatiesystemen en financiële systemen.
Het kwaliteitssysteem en informatie uit het kwaliteitssysteem is een onderwerp van gesprek in het reguliere overleg tussen Opdrachtnemer en Opdrachtgever. Indien gesprekken en informatie die is uitgewisseld over dit onderwerp daar aanleiding toe geven kan Opdrachtgever specifiekere eisen gaan stellen aan Opdrachtnemer inzake het bewaken van de kwaliteit. Hierbij kan een onafhankelijke deskundige derde partij worden betrokken. Indien Opdrachtnemer daar geen gehoor aan kan of wil geven kan dat een grond zijn voor het ontbinden van de Raamovereenkomst.
Eis 1.11 Opdrachtnemer doet jaarlijks een onderzoek onder Cliënten over de tevredenheid van de Cliënten over de geboden zorg en ondersteuning, en de resultaten die Cliënten ervaren van die geboden zorg en ondersteuning in hun dagelijks leven. De uitkomsten van dit onderzoek zijn een onderwerp in het reguliere overleg tussen Opdrachtnemer en Opdrachtgever.
Eis 1.12 Indien Opdrachtnemer wettelijk verplicht is om een cliëntenraad te hebben, is cliëntparticipatie bij Opdrachtnemer ingebed in het beleidsproces. Opdrachtnemer informeert Opdrachtgever tijdens reguliere contacten met Opdrachtgever over de wijze waarop cliëntparticipatie beleidsmatig ingebed is en wat recente activiteiten (twee maanden voorafgaand aan het contactmoment) en resultaten zijn geweest rondom cliëntparticipatie.
Eis 1.24 Opdrachtnemer informeert zichzelf, of wel via Cliënt ofwel via een (Ondersteunings-)plan en/of Verwijzer, of er meerdere Aanbieders zorg en/of ondersteuning leveren aan Cliënt en zijn of haar huishouden en indien dit het geval is of duidelijk is wie de regie voert rondom Cliënt, zijn of haar huishouden en de betrokken Aanbieders. Naast Aanbieders informeert Opdrachtnemer zichzelf zo goed als mogelijk over eventuele betrokkenheid van mantelzorgers, burenhulp of vrijwillige zorg en ondersteuning en bekijkt hoe de samenwerking daarmee het beste vorm kan krijgen”.
1.9.
Job Lanceer heeft naar aanleiding van deze brief het 33 pagina’s tellende “Plan van aanpak verbeterplan Stichting Job Lanceer” opgesteld.
1.10.
De WMO-toezichthouder heeft naar aanleiding van het verbeterplan een vervolgonderzoek uitgevoerd. Dit vervolgonderzoek heeft geresulteerd in het “Rapport van bevindingen Follow-up Wmo-toezicht bij Stichting Job Lanceer”. Dit rapport houdt onder meer in:
“Van de 29 te realiseren verbeterpunten heeft Job Lanceer er 26
NIETbehaald. Eén punt is deels behaald. Van twee verbeterpunten is niet te achterhalen of ze zijn behaald”.
1.11.
Gelijktijdig heeft Gemeente Tiel de Sociale Recherche Regio Rivierenland opdracht gegeven onderzoek te doen naar de besteding van zorggelden door Job Lanceer. In het kader van dat onderzoek heeft de Sociale Recherche verklaringen afgenomen van
(oud-)cliënten en (oud-)medewerkers van Job Lanceer. Samenvattingen van deze verklaringen zijn opgenomen in een “Bestuurlijke Rapportage” van 29 september 2016 van de Sociale Recherche (productie 6 bij de procesinleiding) en een proces-verbaal van de Sociale Recherche dat als productie 8 door de Gemeenten aan de procesinleiding is gehecht.
1.12.
Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van een verhoor door de Sociale Recherche van een oud-medewerker van Job Lanceer van 12 oktober 2017 (productie 17 van de Gemeenten, p. 486-492). Deze verklaring houdt onder meer in:
“V: Waaruit bestonden uw werkzaamheden bij St. Job Lanceer?
A: Hetgeen ik het meest mee bezig ben geweest was de facturatie. Dat ging om begeleiding individueel en de begeleiding groep van Job Lanceer naar de gemeente toe.
V: Had jij ook de eindverantwoording over deze facturen?
A: Nee ik maakte deze facturen aan de hand van de indicaties die de gemeente had gesteld. [naam A] keek deze facturen na en [naam B] keek deze weer na. Aan de hand van deze papieren vulde ik op internet de gegevens in. [naam A] heeft hierin altijd de eindverantwoording gehad en [naam A] en ik hebben hier ook aardig discussie over gehad.
V: Wat was die discussie dan?
A: Dat ging over de dagbesteding waarvan ik wist dat deze niet geleverd werd maar wel gefactureerd. Onze doelgroep is natuurlijk wel wat moeilijker dan een groep met verstandelijk gehandicapten. Er zitten dus best wel wat haken en ogen aan. Feit blijft wel dat er gefactureerd werd voor begeleiding die niet werd geboden. Cliënten liepen ook wel eens boos weg of kwamen helemaal niet opdagen.
(…)
V: Weet u hoe deze uren worden gedeclareerd?
A: Omdat het geen PGB meer is maar ZIN [
de rechtbank begrijpt: zorg in natura] hoef je dat niet bij te houden omdat de gemeente de indicatie gaf voor de zorg. Ik heb begrepen van [naam A] dat je daar dan geen verantwoording over hoefde te overleggen. De indicatie werd in ieder geval altijd volledig gedeclareerd en het maakte niet uit of die uren zorg ook geleverd waren. Dit was een discussie punt tussen [naam A] en mij. Als er een herindicatie was en de uren moesten naar beneden dan vond [naam A] dat hij bestolen werd. Als een jongere minder dagbesteding meer nodig had omdat hij bijvoorbeeld een baan had dan moest ik toch compleet een dagbesteding declareren bijvoorbeeld. Ik kon dat moreel niet meer verantwoorden. Dit was ook wel een reden waarom ik weg ging. [naam A] kon wel een hele poos discussiëren tot dat je murw was en dan gaf je hem maar gelijk en deed je wat hij wilde. Ik moest voor [naam C] bijvoorbeeld alle dagbesteding declareren maar hij was gewoon aan het werk op die dagen. Dat was niet maanden achter elkaar, dat niet, maar het is wel gebeurd. [naam D] was ook naar beneden gegaan met zijn indicatie. Het ging echt beter met hem het was terecht vond ik ook. [naam D] vond dit zelf ook. [naam A] ging toen in strijd met de gemeente om een hogere declaratie te krijgen. Ik moest toen van [naam A] ook gewoon de hoge indicatie nog declareren. Uiteindelijk betaalde de gemeente niet uit. Toen wij de lagere indicatie gingen declareren kregen wij deze wel uitbetaald.
V: Waarom zou [naam A] niet meegaan met de bijstelling naar beneden van de indicatie?
A: Ik denk niet dat het, alleen maar was, om Job Lanceer groter te maken. Ik denk dat het vooral ook was om de jongeren te kunnen blijven helpen ook als zij terug zouden vallen.
V: Hoeveel cliënten heeft St. Job Lanceer?
A: Toen ik weg ging waren er dat een stuk of 35 op papier. Er zijn ook potentiële patiënten en mensen die gewoon weglopen. Ik heb er aardig wat zien komen en gaan toen ik daar werkzaam was.
V: Zijn er ook cliënten waar geen indicatie voor is maar die wel geholpen worden?
A: Ja [naam E] uit Arnhem was er zo eentje. [naam A] ging daar wel naar toe en die jongen kwam ook wel naar de zaak toen. Alle intakes werden natuurlijk ook gedaan zonder indicatie. [naam A] hielp jongeren die kwamen met problemen meteen. Die jongeren werden geplaatst en kregen eten maar deze waren op papier nog geen cliënt”.
1.13.
In de periode van 1 januari 2015 tot en met augustus 2017 hebben de gemeenten in totaal een bedrag van € 1.134.859,33, al dan niet indirect via SVB uitbetaald aan Job Lanceer naar aanleiding van declaraties op grond van de raamovereenkomsten en op grond van uitgekeerde pgb’s: Gemeente Tiel keerde daarvan een bedrag van € 1.015.514,93 uit, Gemeente Buren € 14.873,30 en Gemeente Neder-Betuwe € 104.471,10.
1.14.
Bij vonnis van deze rechtbank van 5 december 2017 is Job Lanceer in staat van faillissement verklaard.
1.15.
De Gemeenten hebben conservatoir beslag laten leggen op vermogensbestanddelen van Job Lanceer en [Gedaagde sub 2] , waaronder op bankrekeningen en inventarisgoederen uit de woning en de bedrijfsruimte van (de eenmanszaken van) [Gedaagde sub 2] .

2.De vordering van de Gemeenten en het verweer van [Gedaagde sub 2]

2.1.
De Gemeenten vorderen – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Job Lanceer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de raamovereenkomsten en dat [Gedaagde sub 2] jegens de Gemeenten onrechtmatig heeft gehandeld, alsook dat de rechtbank Job Lanceer en [Gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.015.514,93 aan Gemeente Tiel, van een bedrag van € 14.873,30 aan Gemeente Buren, van een bedrag van € 104.471,10 aan Gemeente Neder-Betuwe, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van Job Lanceer en [Gedaagde sub 2] in de proceskosten waaronder een bedrag van € 23.842,64 wegens beslagkosten.
2.2.
De Gemeenten leggen aan hun vordering ten grondslag dat Job Lanceer is tekortgeschoten in de nakoming van de raamovereenkomsten. Zij stellen daartoe dat uit artikel 12 van de raamovereenkomsten moet worden afgeleid dat alleen vergoedingen mogen worden gedeclareerd wanneer ook daadwerkelijk zorg is verleend. Job Lanceer is volgens hen daarom gehouden de door het tekortschieten ontstane schade – die door de Gemeenten wordt gesteld op 100% van de aan Job Lanceer uitbetaalde bedragen – te vergoeden. Subsidiair stellen de Gemeenten zich op het standpunt dat Job Lanceer gehouden is de gevorderde bedragen terug te betalen, omdat deze onverschuldigd zijn betaald, dan wel dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Volgens de Gemeenten is [Gedaagde sub 2] gehouden de gevorderde bedragen te vergoeden, omdat hij onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en omdat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
2.3.
[Gedaagde sub 2] heeft in zijn verweerschrift betwist dat sprake is van onjuiste declaraties en dat door de Gemeenten aan Job Lanceer uitbetaalde bedragen door hem voor privé-uitgaven zijn aangewend.

3.De tegenvordering van [Gedaagde sub 2] en het verweer van de Gemeenten

3.1.
[Gedaagde sub 2] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart:
- dat de Gemeenten jegens [Gedaagde sub 2] onrechtmatig handelen en hebben gehandeld door zich publiekelijk negatief over hem uit te laten en daarmee zijn eer en goede naam te schaden,
- dat de Gemeenten jegens hem onrechtmatig hebben gehandeld door het leggen van vexatoire beslagen op vermogensbestanddelen en eenmanszaken van [Gedaagde sub 2] .
Verder vordert [Gedaagde sub 2] de veroordeling van de Gemeenten tot het vergoeden van de schade die hij door deze onrechtmatige daden heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
De Gemeenten betwisten dat sprake is van onrechtmatige uitlatingen en dat [Gedaagde sub 2] schade, althans schade van de in het verweerschrift gestelde mate, heeft geleden door de beslagleggingen.

4.De beoordeling

De vordering van de Gemeenten
Gevolgen van het faillissement Job Lanceer4.1. Zoals hiervoor onder 1.3 al is overwogen, zullen vanwege het faillissement van Job Lanceer de vorderingen gericht tegen Job Lanceer in deze procedure niet worden beoordeeld. Het gaat dus alleen nog om de vragen of [Gedaagde sub 2] jegens de Gemeenten onrechtmatig heeft gehandeld en of sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
Algemeen
4.2.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Het rapport van de Wmo-toezichthouder van september 2016 geeft een opsomming van 29 voornamelijk organisatorische verbeterpunten voor Job Lanceer. Een maand na het verschijnen van dit rapport heeft de gemeente Tiel naar aanleiding van deze verbeterpunten een brief aan Job Lanceer gestuurd waarin wordt gesteld dat op basis van dat rapport is vastgesteld dat de raamovereenkomst op acht punten niet correct wordt nagekomen, en wordt geëist dat vóór 15 december 2016 een verbeterplan wordt aangeboden. Daaraan is door Job Lanceer voldaan. De Wmo-toezichthouder heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat 26 van de 29 verbeterpunten niet zijn behaald. Ondertussen is door de gemeente Tiel ook een onderzoek door de sociale recherche geëntameerd, waarin (oud-)cliënten en (oud)-medewerkers zijn gehoord. De Gemeenten verwijzen in deze procedure steeds naar deze stukken. Uit de brief van 25 oktober 2016 blijkt niet op basis van welke door de Wmo-toezichthouder opgesomde verbeterpunten de acht contractschendingen zijn vastgesteld. Die schendingen worden verder ook niet feitelijk geconcretiseerd. Ook de conclusies van de Sociale Recherche sluiten niet zonder meer aan op die brief. Het is dan ook aan de Gemeenten om in deze procedure de nodige verbanden tussen deze stukken aan te brengen en zodoende duidelijkheid te scheppen over de verwijten die worden gemaakt aan het adres van Job Lanceer en [Gedaagde sub 2] . Daar waar immers de rechtbank ook de verweren van de laatstgenoemden in haar beoordeling dient te betrekken, is het niet aan haar om uit de genoemde stukken af te leiden wat daarmee kan zijn bedoeld en vervolgens zelfstandig conclusies daaruit te trekken.
Onrechtmatig handelen door [Gedaagde sub 2]
4.3.
De Gemeenten hebben hun standpunt dat sprake is van onrechtmatig handelen door [Gedaagde sub 2] op drie manieren onderbouwd. Ten eerste hebben zij daartoe aangevoerd dat [Gedaagde sub 2] willens en wetens onjuiste declaraties heeft opgemaakt en gebruikt, dan wel heeft laten opmaken en gebruiken. Ten tweede wordt gesteld dat [Gedaagde sub 2] als bestuurder van Job Lanceer persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die is ontstaan door de wanprestatie van Job Lanceer. Tot slot stellen de Gemeenten dat sprake is van onrechtmatig handelen omdat [Gedaagde sub 2] als privé-persoon heeft geprofiteerd van de wanprestatie van Job Lanceer door ten onrechte bedragen die aan Job Lanceer zijn uitbetaald aan te wenden voor privé-uitgaven.
(Doen) opstellen en gebruiken van valse declaraties
4.4.
Ten aanzien van het standpunt dat [Gedaagde sub 2] valsheid in geschrifte heeft gepleegd, hebben de Gemeenten gewezen op de bevindingen in het rapport van de WMO-toezichthouder van de gemeente Tiel en op door hen overgelegde (samenvattingen van) verklaringen van oud-cliënten, oud-medewerkers en van [Gedaagde sub 2] zelf. In het bijzonder is gewezen op een verklaring van een oud-cliënt van Job Lanceer (productie 16 van de Gemeenten, p. 285-286), de hiervoor onder 2.9 aangehaalde verklaring van een oud-medewerker van Job Lanceer en een verklaring [Gedaagde sub 2] afgelegd ten overstaan van de Sociale Recherche (productie 19 van de Gemeenten, p. 2016). De oud-cliënt stelt in zijn verklaring dat hij in 2015 door [Gedaagde sub 2] onder druk is gezet om facturen voor uren dagbesteding en individuele begeleiding te tekenen, terwijl hij feitelijk niet of niet volledig voor die hoeveelheid uren zorg heeft gekregen alsook dat hij een handtekening onder een urenverantwoordingsoverzicht van 23 februari 2016 niet herkent als die van hemzelf. [Gedaagde sub 2] geeft in zijn verklaring aan dat hij (samen met een accountant) verantwoordelijk is voor het declaratieproces bij Job Lanceer.
4.5.
Kennelijk is het standpunt van de Gemeenten dat als aangenomen moet worden dat Job Lanceer wanprestatie heeft gepleegd door meer zorguren te declareren dan zij feitelijk heeft geleverd en [Gedaagde sub 2] binnen Job Lanceer de verantwoordelijke was voor het declaratieproces, het [Gedaagde sub 2] is geweest die dit onrechtmatige declaratieproces heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren en daarmee (dus) persoonlijk onrechtmatig jegens de Gemeenten heeft gehandeld. Of [Gedaagde sub 2] door zijn rol bij het declaratieproces onrechtmatig jegens de Gemeenten heeft gehandeld, hangt in deze redenering nauw samen met de vraag of sprake is geweest van wanprestatie door Job Lanceer. Bovendien vertoont het verwijt dat de Gemeenten op deze manier aan [Gedaagde sub 2] maken – het feitelijk uitvoeren van een onrechtmatig declaratieproces – overlap met het verwijt dat hij als bestuurder aansprakelijk is, welk verwijt zij hem eveneens maken. De rechtbank zal daarom hierna eerst ingaan op de vragen of sprake is van wanprestatie door Job Lanceer en van bestuurdersaansprakelijkheid van [Gedaagde sub 2] alvorens zij oordeelt over de vraag of [Gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens de Gemeenten heeft gehandeld door zijn rol bij het declaratieproces als medewerker van Job Lanceer. Nu in de procesinleiding en tijdens de mondelinge behandeling door de Gemeenten ook erop is gewezen dat in verklaringen en andere al dan niet in het geding gebrachte documenten wordt gesproken over het vervalsen van handtekeningen dan wel over handtekeningen die onder druk zijn gezet onder valse documenten overweegt de rechtbank eerst nog als volgt.
4.6.
Voor zover de Gemeenten aan hun vordering ten grondslag hebben willen leggen dat sprake is van onrechtmatig handelen van [Gedaagde sub 2] omdat bedragen zijn uitbetaald als gevolg van door of in opdracht van [Gedaagde sub 2] geplaatste valse handtekeningen, is de rechtbank van oordeel dat de Gemeenten onvoldoende hebben gesteld, althans dat zij hun stellingen in zoverre onvoldoende hebben toegelicht en onderbouwd om op die grond tot een toewijzing van de vordering te komen. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de Gemeenten opgemerkt dat het openbaar ministerie ervoor heeft gekozen (slechts) vijf cliënten van Job Lanceer te onderzoeken en dat bij “meerdere van deze cliënten blijkt dat zij worden geconfronteerd met handtekeningen op facturen die zij niet zelf hebben gezet”. Nu [Gedaagde sub 2] ontkent dat handtekeningen zijn vervalst, mocht van de Gemeenten worden verwacht dat zij die opmerking in deze civiele procedure nader zouden onderbouwen om [Gedaagde sub 2] in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. De Gemeenten hebben in dat verband echter niet verwezen naar een overgelegd proces-verbaal of onderzoeksrapport waaraan de beweringen over vervalste handtekeningen kunnen worden gestaafd en evenmin zijn de bedoelde facturen of ten minste enkele voorbeelden in het geding gebracht. Met het plaatsten van een algemene opmerking over het onderzoek door het openbaar ministerie hebben de Gemeenten onvoldoende gemotiveerd gesteld dat het [Gedaagde sub 2] is geweest die structureel valse handtekeningen heeft geplaatst of heeft laten plaatsen en dat die valse handtekeningen hebben geleid tot onterechte uitbetalingen door de Gemeenten. De rechtbank merkt daarbij op dat de Gemeenten weliswaar een concreet voorbeeld hebben aangehaald van een met name genoemde oud-cliënt die stelt een handtekening onder één urenverantwoordingsformulier niet als die van hemzelf te herkennen, maar – als al aangenomen moet worden dat de desbetreffende handtekening dan (dus) door of in opdracht van [Gedaagde sub 2] is gezet; hetgeen [Gedaagde sub 2] betwist – zij hebben ten aanzien van dat voorbeeld niet gesteld en toegelicht dat het ondertekenen van urenverantwoordingsformulieren in het declaratieproces een voorwaarde was voor het doen van uitbetalingen en tot de uitbetaling van welk bedrag het hier bedoelde formulier dan heeft geleid.
4.7.
Ook wanneer de Gemeenten aan hun vordering ten grondslag hebben willen leggen dat het onrechtmatig handelen van [Gedaagde sub 2] specifiek ligt in (de handeling van) het tekenen of, al dan niet onder dwang laten tekenen van valse declaraties kan dat evenmin tot toewijzing van de vordering leiden. Ook die grondslag is door de Gemeenten onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Ook hier geldt dat geen (voorbeelden van) declaraties, facturen of andere documenten zijn overgelegd waarop door of in opdracht van [Gedaagde sub 2] geplaatste handtekeningen zijn te zien, waardoor [Gedaagde sub 2] – die immers ontkent dat handtekeningen onder valse declaraties zijn geplaatst – in de gelegenheid is gesteld te reageren. Bovendien hebben de Gemeenten geen toelichting gegeven op het declaratieproces en de rol van handtekeningen daarin. Nu kennelijk sprake is geweest van verschillende betalingsstromen – zorg in natura werd door de Gemeenten rechtstreeks aan Job Lanceer uitbetaald, terwijl cliënten met een pgb zelf verantwoordelijk waren voor de uitbetaling door SVB van de aan hen verleende zorg – mocht een dergelijke toelichting echter wel worden verwacht. De door de Gemeenten aangehaalde verklaringen bieden in dit verband geen helderheid. Sterker nog, uit de hiervoor onder 2.9 aangehaalde verklaring van een oud-medewerker van Job Lanceer lijkt zelfs te kunnen worden afgeleid dat declaraties niet op papier maar via internet werden verwerkt.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de Gemeenten zich in aanvulling op hetgeen in de procesinleiding is aangevoerd op het standpunt gesteld dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en daartoe gesteld dat [Gedaagde sub 2] is tekortgeschoten in de op hem als bestuurder rustende verplichtingen tot behoorlijke taakinvulling (artikel 2:9 BW) en tot het voeren van een deugdelijke administratie (artikel 2:10 BW).
4.9.
Als een rechtspersoon tekortschiet in de nakoming van een verbintenis kan in beginsel alleen die rechtspersoon jegens een derde aansprakelijk zijn voor de schade die daardoor wordt veroorzaakt. Dit geldt voor een verbintenis uit overeenkomst, maar ook voor verbintenissen uit onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking. Onder bijzondere omstandigheden kan uitzondering worden gemaakt op dat uitgangspunt en kan naast de rechtspersoon ook de bestuurder van die rechtspersoon aansprakelijk zijn. Daarbij gelden hoge eisen. Aan die bestuurder moet dan een persoonlijk ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. De door de Gemeenten genoemde normen betreffen verplichtingen die een bestuurder in relatie tot de rechtspersoon in acht moet nemen en die bij schending ervan in die (interne) relatie tot aansprakelijkheid kunnen leiden.
Dat neemt niet weg dat die normen ook een rol kunnen spelen bij de vraag of sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt zoals hiervoor bedoeld. Het is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval of een dergelijk verwijt kan worden gemaakt. Zo kan sprake zijn van aansprakelijkheid van een bestuurder als deze namens de rechtspersoon een verbintenis met een schuldeiser is aangegaan en de vordering van de schuldeiser vervolgens onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, terwijl de bestuurder bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze hoorde te begrijpen dat de rechtspersoon niet aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden (HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521, NJ 1990/286 (Beklamel)). Ook kan persoonlijke aansprakelijkheid worden aangenomen als de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had horen te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de rechtspersoon tot gevolg zou hebben dat deze zijn verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de schade die daardoor ontstaat (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen)).
4.10.
Uiteraard alleen als Job Lanceer zelf tekort is geschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis kan er grond zijn om naast Job Lanceer ook [Gedaagde sub 2] aansprakelijk te houden op deze grond. Volgens de Gemeenten is van dergelijk tekortschieten sprake. Zij wijzen daartoe op de verplichtingen die zijn opgenomen in de raamovereenkomsten die zij met Job Lanceer hebben gesloten en stellen dat Job Lanceer in strijd met deze overeenkomsten zorguren heeft gedeclareerd die zij feitelijk niet heeft verleend alsook dat de zorgverlening door Job Lanceer daarnaast niet voldeed aan de in de raamovereenkomsten opgenomen eisen. Ter onderbouwing halen de Gemeenten de bevindingen en (samenvattingen van) verklaringen van oud-cliënten en oud-medewerkers in de rapporten van de Wmo-toezichthouder van Gemeente Tiel en de bestuurlijke rapportage van de Sociale Recherche (zoals hiervoor onder 2.4, 2.7 en 2.8 vermeld) en de hiervoor onder 2.5 aangehaalde brief van 25 oktober 2016 van Gemeente Tiel aan. De Gemeenten wijzen erop dat oud-cliënten in die verklaringen aangeven dat bij Job Lanceer geen dagbesteding werd gegeven of dat zij alleen bij Job Lanceer langskwamen om leefgeld op te halen of achter de computer te zitten.
4.11.
[Gedaagde sub 2] betwist dat Job Lanceer jegens de Gemeenten is tekortgeschoten in de nakoming van verbintenissen. Ten aanzien van de periode vóór 1 januari 2016 wijst hij erop dat tot die datum zorg op basis van zorgovereenkomsten met individuele cliënten werd verleend en die zorg vanuit de pgb’s van de cliënten en niet rechtstreeks door de Gemeenten aan Job Lanceer werd betaald. De met de Gemeenten gesloten raamovereenkomsten hebben alleen betrekking op de zorgverlening na 1 januari 2016. Ten aanzien van de zorg die op grond van de raamovereenkomsten werd verleend, betwist [Gedaagde sub 2] dat zorguren door de Gemeenten zijn uitbetaald die niet daadwerkelijk door Job Lanceer zijn geleverd. Hij heeft daartoe – door de Gemeenten niet weersproken – aangevoerd dat Job Lanceer werkte met een lastige doelgroep en daarbij een onconventionele methode hanteerde. Het ging om cliënten die niet (meer) bij andere zorgaanbieders terecht konden. Volgens [Gedaagde sub 2] ging er veel tijd zitten in het motiveren en stabiliseren van cliënten en werkt bij de cliëntengroep van Job Lanceer een negen-tot-vijfaanpak niet. Cliënten komen soms afspraken niet na, maar hebben vervolgens wel op andere momenten in de avonden of tijdens weekeinden behoefte aan zorg en ondersteuning. Die zorg wordt dan op dat moment gegeven. Cliënten komen gedurende langere tijd niet opdagen maar hebben daarna ineens behoefte aan veertien dagdelen zorg in één week. Job Lanceer was daarin flexibel, omdat anders met deze cliëntengroep niet te werken valt. Andere zorgaanbieders stuurden cliënten juist om deze reden door naar Job Lanceer. [Gedaagde sub 2] heeft er in zijn verweerschrift op gewezen dat de Sociale Recherche slechts tien cliënten heeft gesproken van de zestig aan wie Job Lanceer in de periode van 1 januari 2015 tot aan het faillissement zorg heeft verleend. Volgens hem kan uit de verklaringen van die cliënten niet worden afgeleid dat in het geheel geen zorg is verleend en evenmin dat aan deze specifieke cliënten geen of onvoldoende zorg is verleend. Volgens [Gedaagde sub 2] is tussen Job Lanceer en de Gemeenten niet specifiek vastgelegd wat de door Job Lanceer te verlenen zorg precies moest inhouden en kan dat ook niet uit de aanbestedingsstukken worden opgemaakt, terwijl van cliënten al helemaal niet kan worden verwacht dat zij de contacten die zij met Job Lanceer hebben gehad juist kunnen kwalificeren. Dat deze cliënten verklaren dat zij minder zorg of dagbesteding hebben ontvangen dan waarop zij aanspraak hadden, hangt volgens [Gedaagde sub 2] voorts met hun subjectieve beleving samen. Het voeren van gesprekken om een band op te bouwen en vertrouwen te wekken en zodoende toe te werken naar stabilisatie, is zorg en kan als zodanig door Job Lanceer bij de Gemeenten worden gedeclareerd ook al ervaren cliënten deze contacten niet als zodanig.
4.12.
In de omstandigheid dat de Gemeenten de volledige bedragen die zij in de periode van 1 januari 2015 tot en met augustus 2017 aan Job Lanceer hebben betaald in deze procedure terugvorderen, ligt besloten dat zij zich op het standpunt stellen dat door Job Lanceer in die periode in het geheel geen zorg is geleverd die op grond van de raamovereenkomsten voor vergoeding in aanmerking kwam. De rechtbank is van oordeel dat de Gemeenten die stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting van [Gedaagde sub 2] onvoldoende hebben onderbouwd met de enkele verwijzing naar bevindingen en verklaringen van oud-cliënten en oud-medewerkers in de rapporten van de Wmo-toezichthouder van Gemeente Tiel en de bestuurlijke rapportage van de Sociale Recherche. In die rapporten en die rapportage worden slechts zeer algemeen geformuleerde bevindingen beschreven. Dit terwijl uit niets kan worden opgemaakt wat de partijen - na een openbare aanbesteding - van tevoren specifiek hebben afgesproken over de te leveren zorg. Bovendien heeft bij de totstandkoming van die documenten geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. Job Lanceer en [Gedaagde sub 2] zijn daardoor niet in de gelegenheid geweest een standpunt te formuleren en invloed uit te oefenen op de uitgangspunten en de vraagstelling die de onderzoekers tijdens hun onderzoek in het algemeen en tijdens hun gesprekken met oud-cliënten in het bijzonder hebben gehanteerd ten aanzien van de definities van de door Job Lanceer verleende zorg en de contacten die cliënten met Job Lanceer hebben gehad. Dat is op zichzelf wel begrijpelijk nu die rapporten en die rapportage niet in de eerste plaats lijken te zijn opgemaakt om (enkel) op basis daarvan een civielrechtelijke schadevergoedingsvordering jegens Job Lanceer en [Gedaagde sub 2] te baseren. Nu de Gemeenten deze documenten in deze procedure wel daarvoor gebruiken, mocht van hen worden verwacht dat zij de daarin beschreven bevindingen nader zouden concretiseren en onderbouwen en daarin ook zouden ingaan op hetgeen [Gedaagde sub 2] daartegen heeft in te brengen. In dat verband merkt de rechtbank op dat ook in de hiervoor onder 2.9 aangehaalde verklaring van een oud-medewerker waarop door de Gemeenten concreet is gewezen slechts in het algemeen wordt opgemerkt dat er door Job Lanceer altijd volledig werd gedeclareerd en dat het daarbij niet uitmaakte of zorguren ook waren geleverd terwijl uit die verklaring ook blijkt dat er wel degelijk zorg werd verleend en dat de cliënten van Job Lanceer zich niet aan geplande afspraken hielden en Job Lanceer daarmee dan flexibel omging. Voorts wordt in die verklaring wel gewezen op twee concreet genoemde cliënten, maar die verklaring houdt niet in – in tegendeel – dat aan die cliënten geen zorg is verleend of dat in die gevallen sprake is geweest van structurele fraude. Ook zouden hulpbehoevende jongeren (nog) zonder indicatie volgens die oud-medewerker door [Gedaagde sub 2] worden geholpen. Tegenover de concrete betwisting van [Gedaagde sub 2] biedt het betoog van de Gemeenten dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat al het geld moet worden terugbetaald.
4.13.
Desgevraagd hebben de Gemeenten op de mondelinge behandeling met zoveel woorden bevestigd dat hun stelling niet (langer) is dat door Job Lanceer in de periode januari 2015 tot en met augustus 2017 in het geheel geen zorg is geleverd. De Gemeenten hebben vervolgens echter niet gesteld, toegelicht en onderbouwd welke zorg Job Lanceer op grond van de raamovereenkomsten precies was gehouden te leveren en welk deel van die gedeclareerde zorg volgens de Gemeenten dan niet is geleverd dan wel welk deel van de wel geleverde zorg of cliëntencontacten niet op grond van de raamovereenkomsten had mogen worden gedeclareerd. Evenmin hebben de Gemeenten de uitbetalingen waarvan zij in deze procedure vergoeding vorderen onderscheiden in uitbetalingen aan Job Lanceer voor zorgverlening in natura en stortingen die zij hebben gedaan aan SVB in het kader van aan cliënten toegekende pgb’s. Nu de Gemeenten Job Lanceer verwijten dat zij in de nakoming van de raamovereenkomsten is tekortgeschoten, had van de Gemeenten mogen worden verwacht dat zij zou toelichten welk deel van de door hen gevorderde bedragen op zorgverlening in natura betrekking heeft. Bij die stand van zaken hebben de Gemeenten onvoldoende onderbouwd gesteld in hoeverre Job Lanceer is tekortgeschoten in de nakoming van de raamovereenkomsten door op grond van die overeenkomsten bedragen te declareren zonder daarvoor de overeengekomen zorg te verlenen.
4.14.
Ook voor zover de Gemeenten zich op het standpunt hebben gesteld dat Job Lanceer is tekortgeschoten in de nakoming van de raamovereenkomsten omdat zij niet heeft voldaan aan de eisen zoals genoemd in de hiervoor onder 2.5 aangehaalde brief van 25 oktober 2016, kan dat niet tot toewijzing van de vordering tegen [Gedaagde sub 2] leiden. Mede in het licht van de conclusie in het hiervoor onder 2.4 aangehaalde rapport – waarop de eisen in de brief van 25 oktober 2016 zijn gebaseerd – dat bij Job Lanceer al veel essentiële zaken op orde zijn, mocht van de Gemeenten worden verwacht dat zij nader zouden toelichten en onderbouwen waarom het niet naleven van (één van) deze eisen een zodanige tekortkoming in de nakoming van de raamovereenkomsten is dat dit zou moeten leiden tot terugbetaling van alle gedeclareerde bedragen. Bovendien hebben de Gemeenten niet concreet genoeg invulling gegeven aan hun stelling dat [Gedaagde sub 2] op grond van deze wanprestatie persoonlijk aansprakelijk zou zijn. Daarvoor geldt nu eenmaal volgens vaste jurisprudentie een hoge drempel, namelijk dat [Gedaagde sub 2] als bestuurder daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De eisen waaraan Job Lanceer volgens het rapport (nog) niet (voldoende) voldeed zien voor een groot deel op administratieve waarborgen, dossiervorming en dergelijke. Zoals hiervoor is vastgesteld was er bij Job Lanceer sprake van een onconventionele groep zorgbehoevenden waarvoor de onconventionele methode van zorgverlening door Job Lanceer (vaak) als laatste redmiddel werd aangegrepen. Met andere woorden, in het reguliere zorgcircuit met strak geregisseerde aanwezigheidsvereisten konden deze jongeren niet aarden (zie 5.10). Dat daarbij de administratie niet nauwkeurig is bijgehouden en niet alle werkzaamheden voldeden aan de vereisten op grond van de WMO, waarvan GGZ in het rapport melding heeft gemaakt, kan met zich brengen dat Job Lanceer daarmee is tekort geschoten in de (volledige) nakoming van de verplichtingen. Dit is echter zonder nadere toelichting – die ontbreekt – onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat [Gedaagde sub 2] daarvan als bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt treft. Daarbij is van belang dat deze grondslag eerst ter zitting is toegevoegd (in de processtukken hadden de Gemeenten deze niet aan hun vorderingen ten grondslag gelegd) en deze is verder niet concreet uitgewerkt, anders dan het noemen van de artikelen 2:9 en 2:10 BW. De gebrekkige administratieve verwerking van de verplichtingen op grond van de Wmo 2015 is niet gelijk te stellen met de verplichting een inzichtelijke administratie bij te houden waaruit de vermogenstoestand van de rechtspersoon inzichtelijk is, met name niet omdat deze laatste verplichting vooral is gericht op het zicht dat een bestuurder moet houden op de mogelijkheid van de rechtspersoon om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Dat sprake is geweest van schending van artikel 2:10 BW is evenmin concreet onderbouwd. Voor zover de Gemeenten hun vordering hebben gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid kan deze dus niet worden toegewezen.
Rol als medewerker
4.15.
Voor zover de Gemeenten menen dat [Gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens de Gemeenten heeft gehandeld door zijn rol bij het declaratieproces als medewerker van Job Lanceer, heeft te gelden dat ook in dit kader onvoldoende is gesteld en onderbouwd, zodat ook op deze grond de vordering van de Gemeenten niet kan worden toegewezen
Profiteren van wanprestatie
4.16.
In hun procesinleiding hebben de Gemeenten gesteld dat [Gedaagde sub 2] ook onrechtmatig jegens de Gemeenten heeft gehandeld door financieel te profiteren van de wanprestatie dan wel van onrechtmatig handelen van Job Lanceer. Zij hebben daartoe betoogd dat [Gedaagde sub 2] gelden van Job Lanceer heeft aangewend voor privé-uitgaven, zoals het betalen van verkeersboetes en doen van investeringen in eigen eenmanszaken en dat zij hebben vernomen dat [Gedaagde sub 2] aanzienlijke financiële vergoedingen van Job Lanceer heeft ontvangen. [Gedaagde sub 2] betwist dat hij persoonlijke uitgaven heeft gedaan met gelden van Job Lanceer. Hij bevestigt dat door Job Lanceer een verkeersboete is betaald. Volgens [Gedaagde sub 2] ging dit echter om een verkeersboete van een cliënt.
4.17.
Reeds omdat de Gemeenten onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat sprake is van schadeplichtig tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen door Job Lanceer, kan hun vordering niet worden toegewezen voor zover zij daaraan ten grondslag hebben gelegd dat [Gedaagde sub 2] van een wanprestatie van Job Lanceer heeft geprofiteerd. Daar komt bij dat, gelet op de betwisting door [Gedaagde sub 2] , de Gemeenten met de enkele hiervoor weergegeven niet geconcretiseerde en onderbouwde opmerkingen onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat door [Gedaagde sub 2] privé-uitgaven met gelden van Job Lanceer zijn betaald, dan wel dat hij op andere wijze zelf (via zijn eenmanszaak of rechtstreeks) geprofiteerd zou hebben van enige wanprestatie van Job Lanceer.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.18.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de Gemeenten opgemerkt dat “gesteld kan worden dat zijdens [Gedaagde sub 2] sprake is van ongerechtvaardigde verrijking”. In het midden kan blijven of de Gemeenten hiermee een nieuwe grondslag aan hun vordering hebben toegevoegd ten aanzien waarvan [Gedaagde sub 2] in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich nader uit te laten. Die opmerking is door de Gemeenten namelijk niet nader toegelicht en onderbouwd. Gelet op de feiten die door Gemeenten in deze procedure zijn gesteld, zou van een verrijking (slechts in die zin) sprake kunnen zijn omdat [Gedaagde sub 2] privé-uitgaven heeft gedaan met gelden van Job Lanceer of omdat Job Lanceer vergoedingen aan [Gedaagde sub 2] zou hebben betaald. Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de Gemeenten hun stellingen in dat verband onvoldoende hebben gemotiveerd. Daaruit vloeit voort dat de Gemeenten eveneens onvoldoende hebben gesteld dat de conclusie is gerechtvaardigd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
Conclusie en proceskosten
4.19.
De Gemeenten zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 1.545,00;
- salaris advocaat € 7.712,00 (2,0 punten × tarief € 3.856,00).
Totaal € 9.257,00.
De tegenvordering van [Gedaagde sub 2]
4.20.
vordert vergoeding van schade die volgens hem is ontstaan doordat de Gemeenten zich onrechtmatig publiekelijk negatief over hem hebben uitgelaten en doordat zij onrechtmatig beslag hebben laten leggen.
Reputatieschade
4.21.
Ter onderbouwing van de stelling dat de Gemeenten zijn eer en goede naam hebben aangetast, wijst [Gedaagde sub 2] op uitlatingen van wethouder Driessen van Gemeente Tiel, op een door [Gedaagde sub 2] overgelegd verslag van een gemeenteraadsvergadering van Gemeente Tiel en op het feit dat hij in deze procedure door de Gemeenten is gedagvaard. Volgens [Gedaagde sub 2] zou wethouder Driessen Job Lanceer in op internet te raadplegen media-uitingen een frauduleuze organisatie hebben genoemd en hebben gesteld dat cliënten bij Job Lanceer niet de zorg kregen die zij nodig hebben. Blijkens het overgelegde verslag heeft wethouder Driessen tijdens de desbetreffende vergadering opgemerkt: “Als de zorg voor cliënten in het geding is, moet je ingrijpen en dat is bij Job Lanceer ook gebeurd”. Volgens de Gemeenten heeft [Gedaagde sub 2] voor zover hij zijn vordering heeft onderbouwd door het verwijzen naar op internet te raadplegen documenten zijn vordering onvoldoende onderbouwd. De Gemeenten stellen zich daarnaast bij wijze van verweer op het standpunt dat de door [Gedaagde sub 2] bedoelde uitlatingen vallen onder het recht van vrije meningsuiting. Tot slot betwisten zij dat [Gedaagde sub 2] schade heeft geleden.
4.22.
[Gedaagde sub 2] heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat de Gemeenten door de uitingen van wethouder Driessen van Gemeente Tiel en door hem in deze procedure te betrekken onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld. Het enkele feit dat [Gedaagde sub 2] bestuurder was van Job Lanceer maakt niet dat de bedoelde uitingen – ook als zou moeten worden aangenomen dat deze uitingen onrechtmatig jegens Job Lanceer zijn en uitingen van een wethouder van Gemeente Tiel aan Gemeente Tiel alsook aan Gemeente Buren en Gemeente Neder-Betuwe toegerekend moeten worden – zonder meer ook onrechtmatig jegens [Gedaagde sub 2] persoonlijk zijn. [Gedaagde sub 2] heeft dat echter niet nader onderbouwd. Evenmin heeft hij onderbouwd waarom het enkele feit dat hij door de Gemeenten in deze procedure is betrokken zijn eer en goede naam heeft geschaad. De vordering van [Gedaagde sub 2] moet in zoverre dan ook worden afgewezen.
Beslaglegging
4.23.
[Gedaagde sub 2] stelt zich op het standpunt dat als de vordering van de Gemeenten wordt afgewezen, daarmee komt vast te staan dat de onder hem gelegde beslagen onrechtmatig zijn gelegd en de Gemeente daarom gehouden zijn de daardoor geleden schade te vergoeden. Ter zitting heeft [Gedaagde sub 2] aangevoerd dat hij geheel geen toegang meer heeft tot zijn geld en motoren omdat op alles beslag ligt.
4.24.
Anders dan [Gedaagde sub 2] meent, betekent afwijzing van de vordering van de Gemeenten nog niet dat daarmee ook vaststaat dat de beslagen onrechtmatig zijn gelegd. De strenge jurisprudentie over de gevolgen van een onterechte beslaglegging (HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2841, NJ 2003/440) geldt slechts voor het geval rechtens onherroepelijk vast staat dat de Gemeenten geen claim op hem hebben. Dat is nu nog niet aan de orde. Dat laat onverlet dat wel al opheffing van het beslag had kunnen worden gevorderd, maar dat heeft [Gedaagde sub 2] in deze procedure niet gedaan. Ook kan door de beslaglegging als zodanig misbruik van recht worden gemaakt en daarmee onrechtmatig worden gehandeld, maar daar zal dan wel het nodige voor moeten worden aangevoerd. De stelling dat op de bankrekening en op motoren beslag is gelegd en dit kennelijk grote gevolgen heeft voor [Gedaagde sub 2] , is daartoe – zeker gelet op de hoogte van de door de Gemeente ingestelde vordering – onvoldoende. Ook dit deel van de vordering van [Gedaagde sub 2] moet daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.25.
[Gedaagde sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeenten worden begroot op:
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00).
Totaal € 904,00.

5.De beslissing

De rechtbank, recht doende
op de vordering
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de Gemeenten in de proceskosten, aan de zijde van [Gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 9.257,00;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
op de tegenvordering
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt [Gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeenten tot op heden begroot op € 904,00;
5.6.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D.M.I. de Waele, M.A.M. Vaessen en T. Bertens in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2018.