In deze zaak hebben de erfgenamen van een overleden moeder verzocht om machtiging van de kantonrechter om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 4:194a van het Burgerlijk Wetboek, omdat de erfgenamen stelden niet op de hoogte te zijn van schulden in de nalatenschap. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de erfgenamen bekend hadden moeten zijn met hun schulden, aangezien zij uit hoofde van hun erfdeel in de nalatenschap van hun vader schuldeisers zijn in de nalatenschap van hun moeder. Het beroep op redelijkheid en billijkheid werd eveneens afgewezen, omdat een ongelijke verdeling van de nalatenschap niet onaanvaardbaar is. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen en het zelfstandige verzoek van de verweerder doorverwezen naar de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen. De beslissing is op 28 juni 2018 openbaar uitgesproken door kantonrechter mr. O. Nijhuis.