Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
of tante(hof: [appellante] )
was ingelicht over het testament van erflater en de daaruit voortvloeiende vorderingsrechten op de nalatenschap van erflaatster, hij in de administratie van zijn grootmoeder geen gegevens met betrekking tot de vorderingsrechten van haar kinderen(hof: [appellante] en [belanghebbende] )
heeft aangetroffen en hij zich heeft laten bijstaan door de accountant van de erflaatster die van dergelijke vorderingsrechten ook niet op de hoogte was, staat in voldoende mate vast dat [verweerder] de (toen nog niet opeisbare) vorderingsrechten van zijn vader en tante niet kende of behoorde te kennen toen hij op 25 augustus 2021 de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaardde. De vorderingen van zijn vader en tante kunnen dan ook worden aangemerkt als onverwachte schulden. Nu de nalatenschap nog niet is vereffend en verdeeld, doet zich een situatie voor als bedoeld in art. 4:194a lid 1 BW. Aan het bepaalde in voormeld artikel is voldaan en het verzoek kan worden ingewilligd.”
vrijwel nooitsprake zal kunnen zijn van een onverwachte schuld en dat bij schulden als gevolg van het overlijden van een eerdere partner
veelal geensprake zal zijn van een onverwachte schuld. De minister merkt hierbij op dat de situatie zich kan voordoen dat de erfgenaam hiervan geen weet heeft (bv. bij eventuele vorderingen van stiefkinderen). (Nota naar aanleiding van het verslag, TK 2015-2016, 34 224, nr. 5, bladzijden 10 en 11).
ouder(vader) waarvan één van de kinderen al vóór het overlijden van de langstlevende (moeder) de overige kinderen per brief had laten weten dat zij pas na het overlijden van moeder het erfdeel konden opeisen waarop zij door het overlijden van hun vader aanspraak kunnen maken. In de onderhavige zaak gaat het om een schuld van een vooroverleden
grootouderen was sprake van andere omstandigheden: de erfgenamen van erflater ( [appellante] en [belanghebbende] ) en de erfgenaam van de langstlevende (t.w. [verweerder] ) waren voor het overlijden van de langstlevende niet op de hoogte van het bestaan van een vordering van [appellante] (en ook [belanghebbende] ) op de langstlevende.