ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ0690

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
359545 \ EZ 12-83
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om beneficiaire aanvaarding van nalatenschap afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Roermond op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 23 november 2012 was ingediend door mevrouw mr. J.P.M.L. Martens-Posthumus, notaris bij Van Lier Posthumus Notarissen, namens de erven van de overleden erflaatster. De erven, aangeduid als [X], vroegen de kantonrechter om hen de mogelijkheid te bieden de nalatenschap van hun moeder beneficiair te aanvaarden, omdat zij zich niet bewust waren van de financiële situatie van de nalatenschap en vreesden dat zij met hun eigen vermogen het erfdeel van de andere erfgenamen, aangeduid als [Y], zouden moeten aanvullen. De kantonrechter overwoog dat de erven [X] op de hoogte waren van de uiterste wil van de overleden echtgenoot van de erflaatster, maar dat zij geen rekening hadden gehouden met de gevolgen van hun zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek op basis van artikel 4:194 BW moest worden afgewezen, omdat er geen sprake was van een onbekende uiterste wil en de erven [X] reeds op de hoogte waren van de relevante informatie. De kantonrechter benadrukte dat door het overlijden van de erflaatster en haar echtgenoot een onverdeelde gemeenschap was ontstaan, waarop de artikelen 3:166 en 6:2 BW van toepassing zijn. Uiteindelijk verleende de kantonrechter de erven [X] de gevraagde machtiging om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden, met als doel een gelijke verdeling van de nalatenschap tussen de erven [X] en [Y], hetgeen in lijn was met de laatste wil van de overleden echtgenoten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 359545 \ EZ VERZ 12-83
Beschikking erfrecht van de kantonrechter te Roermond d.d. 1 februari 2013.
Op 23 november 2012 is ter griffie van de rechtbank Limburg, burgerlijk recht / kanton, locatie Roermond ingekomen een verzoekschrift met bijlagen, ingediend door mevrouw mr. J.P.M.L. Martens-Posthumus (notaris bij Van Lier Posthumus Notarissen), gevestigd te Swalmen, (postbus 9044, 6070 AA Swalmen), namens de erven van mw. [erflaatster]. Ter zitting van 8 januari 2013 is de kantonrechter gebleken dat hiermee enkel bedoeld worden de volgende erfgenamen:
- [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945
- [B], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948
- [C], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950
- [D], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951
- [E], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.
Deze erfgenamen zullen hierna worden aangeduid als de erven [X].
De moeder van deze erfgenamen was [erflaatster] (hierna te noemen erflaatster), geboren te [geboorteplaats] op [geboort[geboortedatum] 1925 en overleden op [datum overlijden]. Zij was gehuwd met [overleden echtgenoot erflaatster] (hierna te noemen [overleden echtgenoot erflaatster]), die overleden is op [datum van overlijden] 2004.
De heer [overleden echtgenoot erflaatster] had drie kinderen uit een eerder huwelijk, te weten:
- [F], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955
- [G], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956
- [H], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.
Deze erfgenamen zullen hierna worden aangeduid als de erven [Y].
[overleden echtgenoot erflaatster] heeft in zijn testament bepaald dat zowel de vijf kinderen van erflaatster als zijn drie eigen kinderen na zijn overlijden een vordering op erflaatster verkregen ter grootte van 1/9 deel van zijn nalatenschap.
Na het overlijden van erflaatster hebben de erven [X] de nalatenschap zuiver aanvaard. De erven [Y] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
Verzoeksters vragen de kantonrechter om hun ingevolge artikel 4:194 BW machtiging te verlenen om de nalatenschap van erflaatster alsnog beneficiair te kunnen aanvaarden.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Ter mondelinge behandeling hebben de erven [X] aangegeven dat zij weliswaar op de hoogte waren van de uiterste wil van [overleden echtgenoot erflaatster], maar niet hadden voorzien dat de nalatenschap van moeder zo gering was waardoor zij met hun eigen vermogen het erfdeel van de erven [Y] zouden moeten aanvullen.
De eerste volzin van lid 1 van artikel 4:194 BW luidt als volgt:
“Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een uiterste wil, volgens welke de legaten en lasten die hij moet voldoen, tot een geringer bedrag uit zijn erfdeel kunnen worden bestreden dan zonder die uiterste wil het geval zou zijn geweest, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.”
Naar het oordeel van de kantonrechter dient deze zin zo gelezen te worden dat met het begrip ‘uiterste wil’ bedoeld wordt de uiterste wil van erflater. In het onderhavige geval is echter geen sprake van een onbekende uiterste wil van erflater. Immers, de erven [X] waren op de hoogte van de uiterste wil van erflater. Echter, zij hebben geen rekening meer gehouden met de uiterste wil van [overleden echtgenoot erflaatster], waardoor er meer schulden uit de nalatenschap van erflaatster voldaan dienen te worden.
Het ingediende verzoek op basis van artikel 4:194 BW zal dan ook worden afgewezen.
Ter zitting hebben de erven [X] herhaald dat het de uitdrukkelijke wens van [overleden echtgenoot erflaatster] en erflaatster was dat alle kinderen gelijk bedeeld zouden worden. De verdeling zoals die er nu uit ziet als gevolg van de zuivere aanvaarding door de erven [X] en de beneficiaire aanvaarding door de erven [Y], zou niet overeenstemmen met de laatste wil van [overleden echtgenoot erflaatster] en erflaatster en zou bovendien onredelijk zijn, aldus de erven [X].
Deze stellingen zijn door de erven [Y] niet met zoveel woorden weersproken.
De kantonrechter is van oordeel dat door het overlijden van [overleden echtgenoot erflaatster] en erflaatster een onverdeelde gemeenschap is ontstaan zoals bedoeld in artikel 3:166 lid 1 BW. Uit lid 3 van ditzelfde artikel vloeit voort dat op de rechtsbetrekking tussen de deelgenoten (in dit geval de erven) artikel 6:2 BW van toepassing is. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de redelijkheid en billijkheid ook inbreuk kunnen maken op hetgeen uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit. Hoewel met toepassing van het voorgaande de nodige terughoudendheid moet worden betracht, is de kantonrechter toch van oordeel dat het in het onderhavige geval redelijk en billijk is om aan de erven [X] machtiging te verlenen om de nalatenschap van erflaatster alsnog beneficiair te aanvaarden.
Dit heeft immers tot gevolg dat de erven [X] en erven [Y] gelijkelijk worden bedeeld, hetgeen ook de nadrukkelijke wens was van [overleden echtgenoot erflaatster] en erflaatster.
De kantonrechter wijst erop dat met het verlenen van de gevraagde machtiging de nalatenschap nog niet beneficiair is aanvaard. Daartoe dient een verklaring te worden afgelegd ter griffie van de rechtbank van de laatste woonplaats van erflaatster.
Beschikkende
Verleent de erven [X] de verzochte machtiging om de nalatenschap van [erflaatster] alsnog beneficiair te aanvaarden.
Wijst - voor zoveel nodig - het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting van 1 februari 2013 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.