ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ0690
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om beneficiaire aanvaarding van nalatenschap afgewezen
In deze zaak heeft de kantonrechter te Roermond op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 23 november 2012 was ingediend door mevrouw mr. J.P.M.L. Martens-Posthumus, notaris bij Van Lier Posthumus Notarissen, namens de erven van de overleden erflaatster. De erven, aangeduid als [X], vroegen de kantonrechter om hen de mogelijkheid te bieden de nalatenschap van hun moeder beneficiair te aanvaarden, omdat zij zich niet bewust waren van de financiële situatie van de nalatenschap en vreesden dat zij met hun eigen vermogen het erfdeel van de andere erfgenamen, aangeduid als [Y], zouden moeten aanvullen. De kantonrechter overwoog dat de erven [X] op de hoogte waren van de uiterste wil van de overleden echtgenoot van de erflaatster, maar dat zij geen rekening hadden gehouden met de gevolgen van hun zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek op basis van artikel 4:194 BW moest worden afgewezen, omdat er geen sprake was van een onbekende uiterste wil en de erven [X] reeds op de hoogte waren van de relevante informatie. De kantonrechter benadrukte dat door het overlijden van de erflaatster en haar echtgenoot een onverdeelde gemeenschap was ontstaan, waarop de artikelen 3:166 en 6:2 BW van toepassing zijn. Uiteindelijk verleende de kantonrechter de erven [X] de gevraagde machtiging om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden, met als doel een gelijke verdeling van de nalatenschap tussen de erven [X] en [Y], hetgeen in lijn was met de laatste wil van de overleden echtgenoten.