ECLI:NL:RBGEL:2018:1747

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4086
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van huishoudelijke hulp en de vereisten voor maatwerkvoorzieningen onder de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een oudere vrouw met diverse gezondheidsproblemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. Eiseres had een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp aangevraagd, maar het college had haar slechts 5 uur per week toegekend, wat eiseres onvoldoende vond gezien haar situatie en de zorgbehoefte van haar echtgenoot, die lijdt aan COPD en andere aandoeningen. Eiseres stelde dat de toekenning niet was gebaseerd op een objectief normenkader en dat er geen duidelijke maatstaf was voor de indicatie van de benodigde uren hulp.

De rechtbank oordeelde dat het college niet had voldaan aan de verplichtingen van de Wmo 2015, omdat er geen kenbaar beleid was vastgesteld en er geen objectieve maatstaf was voor de indicatie. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde vast dat eiseres recht had op 7 uur huishoudelijke hulp per week, inclusief wasverzorging, tegen een uurtarief van € 17,93. De rechtbank oordeelde dat de eerdere indicatie van 5 uur per week niet voldeed aan de vereisten voor maatwerk en dat de zorgbehoefte van eiseres en haar echtgenoot niet adequaat was meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/4086

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: H. van Lochem),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchemte Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden (‘Ondersteuning thuis – Schoon huis’) voor 6 uur per week over de periode van 1 december 2016 tot en met 28 februari 2017 en voor 4½ uur per week over de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 november 2021 in de vorm van een persoonsgebonden budget (tegen het tarief Sociaal netwerk, € 17,93 per uur) toegekend.
Bij besluit van 18 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden T.I. Gerritsen en H. Kuçukbal.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
Eiseres, geboren op [datum] 1932, is bekend met aandoeningen aan het botspierstelsel en het bindweefsel, jicht in voeten en knieën, fibromyalgie, slijtage in heupen, schouder en rug.
Eiseres is aangewezen op het gebruik van een trippelstoel, een rollator, zo nodig een rolstoel en een scootmobiel. Verder is er een traplift in huis.
De echtgenoot is bekend met COPD, diabetes, Parkinson, een slechtwerkende nier, een vergrote aorta, een nekhernia, darmproblemen, incontinentie en een hersenbloeding (halfzijdige verlamming).
1.2.
Eiseres en haar echtgenoot wonen in een eengezinswoning. In de woning worden in ieder geval één slaapkamer, twee toiletten, de badkamer, de woonkamer en de keuken gebruikt.
1.3.
De dochter van eiseres en haar echtgenoot verricht de huishoudelijke taken, waaronder de wasverzorging en het doen van de boodschappen, en verzorgt de begeleiding.
1.4.
Op 3 november 2016 heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat gesprek is de maatwerkvoorziening als neergelegd in het primaire besluit toegekend.
2. Verweerder heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat met de indicatie ‘Ondersteuning thuis – Schoon huis’ voor 5 uur per week (vanaf 1 maart 2017) eiseres voldoende wordt gecompenseerd voor wat betreft de noodzakelijke ondersteuning in de huishoudelijke taken, dat de andere taken die door de dochter worden vervuld niet vallen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en dat, omdat de dochter de huishoudelijke taken verricht, het sociaal tarief zal worden toegekend.
3. Eiseres voert aan dat de maatwerkvoorziening, die aan haar is toegekend, niet rust op een objectief normenkader, dat op zijn beurt berust op een objectief en onafhankelijk onderzoek. Het is voor eiseres dan ook niet duidelijk waarop verweerder het aantal toegekende uren (5) heeft gebaseerd. Het beleid van verweerder is, aldus eiseres, in strijd met de geldende rechtspraak, in het bijzonder de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 januari 2016. [1]
Bovendien is het aantal toegekende uren te weinig, mede gelet op de COPD van de echtgenoot van eiser. Vanwege de COPD is het noodzakelijk om de woning extra schoon te maken. Eiseres wordt hierdoor niet (voldoende) gecompenseerd in haar zelfredzaamheid en/of participatie.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in (bijlage 1 bij) de beleidsregels het te behalen resultaat (‘Ondersteuning thuis – Schoon huis’) duidelijk is omschreven en dat het aan de consulent is om namens het college te beoordelen welke ondersteuning noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen dit resultaat te behalen. [2] Verweerder gaat daarbij uit van de professie van de consulent. De consulent moet bij de afweging een aantal factoren betrekken, waaronder factoren die van invloed zijn op de vervuilingsgraad van het huis en die buiten de directe invloedssfeer van de cliënt liggen, factoren die van invloed zijn op de hygiënebehoefte van de cliënt, de grootte van het huis, het aantal ruimten dat noodzakelijkerwijs moet worden gereinigd en de mate waarin de cliënt kan bijdragen aan de reinigbaarheid van zijn huis.
Verweerder heeft er voor gekozen om geen normenkader te hanteren, omdat dit niet passend is bij het bieden van ‘maatwerk’. Er zijn geen (medische) stukken overgelegd waaruit de noodzaak voortvloeit om extra schoon te maken vanwege de COPD.
De toegekende indicatie van 5 uren per week is de meest passende en adequate voorziening.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Verweerder heeft aan eiseres een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp voor 5 uren per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (sociaal tarief) toegekend. Voor de bepaling van het aantal heeft verweerder zich gebaseerd op een in zijn Beleidsregels bepaald resultaat (‘schoon en leefbaar huis’). In geschil is of deze maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert om de beperkingen in de zelfredzaamheid van eiseres in het doen van het huishouden te compenseren.
5.2.
Artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
De gemeenteraad van Doetinchem heeft ter uitvoering hiervan de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2017 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Verweerder heeft vervolgens de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017 vastgesteld.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
In artikel 7, tweede lid, van de Verordening is opgenomen dat de maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt voldoende en op aanvaardbare wijze in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid (of participatie) en zo lang mogelijk op verantwoorde wijze in de eigen leefomgeving kan blijven.
In de artikelen 5 e.v. van de Beleidsregels zijn de criteria voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening nader uitgewerkt.
5.3.
Uit de rechtspraak van de CRvB [3] volgt niet dat resultaatgericht indiceren nimmer mogelijk is. Wel is daarbij als vereiste gesteld dat in de besluitvorming of de beleidsregels van het college inzicht wordt gegeven op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van het resultaat (‘schoon en leefbaar huis’) en hoe daarmee een als compensatie te kwalificeren resultaat bij de uitvoering van de huishoudelijke hulp kan worden verkregen. Anders gezegd, het college moet zowel ten aanzien van het te behalen resultaat als ten aanzien van de wijze waarop het resultaat moet worden bereikt een duidelijke en objectief verifieerbare maatstaf hanteren op basis waarvan getoetst kan worden of de cliënt voldoende wordt gecompenseerd in zijn beperkingen ten aanzien van het doen van het huishouden. Dit is door de CRvB later nog eens herhaald. [4]
5.4.
Het standpunt van verweerder dat, onder verwijzing naar artikel 8 van de Beleidsregels, in het bestreden besluit voldoende duidelijk is omschreven dat de maatwerkvoorziening die aan eiseres is verstrekt een passende bijdrage levert aan haar zelfredzaamheid kan de rechtbank niet volgen. Een objectieve maatstaf zoals hierboven is bedoeld, ontbreekt. Verweerder heeft geen kenbaar beleid vastgesteld en evenmin is sprake van een vaste gedragslijn aan de hand waarvan de omvang van de huishoudelijke ondersteuning wordt bepaald. Dit is door verweerder ook met zoveel woorden ter zitting erkend.
Daar komt bij dat, voor zover een consulent al over voldoende kennis en kunde zou beschikken om, zonder daaraan ten grondslag liggend normenkader, de omvang van de indicatie te bepalen, het in het onderhavige geval de rechtbank niet duidelijk is óf, en zo ja welke, factoren (als bedoeld in artikel 8 van de Beleidsregels) door de consulent zijn betrokken bij de besluitvorming, hoe deze zijn gewogen door de consulent en hoe de uitkomst van de weging heeft geleid tot de bepaling van het aantal toegekende uren.
Zo ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval een zorgvuldige afweging van het feit dat de echtgenoot van eiseres lijdt aan COPD, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat in dat geval, zoals ook door eiseres is gesteld, er sprake is van een noodzaak tot het stofvrij houden van de woning. Te meer nu verweerder niet heeft bestreden dat de echtgenoot van eiseres aan COPD lijdt, had het gezien het bepaalde in artikel 2.3.2 vierde lid van de Wmo 2015 op de weg van verweerder gelegen nader onderzoek te doen welke invloed dit had op de ondersteuningsbehoefte.
5.5.
Voorts ontbreekt een afdoende concrete definitie van het te verwachten resultaat. Niet duidelijk is wat wordt bedoeld met een ‘schoon en leefbaar huis’. Dat verweerder daaronder kennelijk verstaat dat ‘de woning niet vervuilt en periodiek schoon moet worden gemaakt om zo een gemiddeld aanvaard basisniveau van schoon te realiseren’, is naar het oordeel van de rechtbank geen voldoende concrete en objectieve invulling van het te verwachten resultaat.
5.6.
Het voorgaande brengt mee dat niet kan worden getoetst of de maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan het opheffen van de beperkingen in de zelfredzaamheid van eiseres. Verweerder voldoet daarmee niet aan de verplichting als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Dat brengt met zich dat de beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
6. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en overweegt daartoe het volgende.
Als onweersproken staat vast dat de beperkingen van eiseres en haar echtgenoot ten opzichte van de eerder aan haar verstrekte indicatie(s) niet zijn afgenomen.
De bezwarencommissie heeft op goede gronden aansluiting gezocht bij het rapport van de MO-zaak en is, met inachtneming van de COPD en de incontinentie waardoor er een noodzaak bestaat tot extra bewassing, tot het oordeel gekomen dat aan eiseres 7 uur per week aan huishoudelijke ondersteuning (waarbij de wasverzorging is inbegrepen) zou moeten worden toegekend. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken en maakt het tot het hare.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank aan eiseres een indicatie toekennen van 7 uur per week voor huishoudelijke hulp (waaronder begrepen de wasverzorging) tegen een uurtarief van € 17,93.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 30 november 2016;
- bepaalt dat aan eiseres een indicatie voor huishoudelijke hulp (waaronder begrepen de wasverzorging) voor 7 uur per week tegen een uurtarief van € 17,93 over de periode van 1 december 2016 tot en met 30 november 2021 zal worden toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht vergoedt ten bedrage van € 46,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres de proceskosten vergoedt ten bedrage van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB, 27 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:430.
2.Artikel 8 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017.
3.CRvB, 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1491.
4.CRvB, 18 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3633.