ECLI:NL:RBGEL:2018:1477

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
C/05/323053 / HA ZA 17-353 / 167 / 876
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan doorhaling hypothecaire zekerheid met dwangsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [Eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [gedaagde] tegen [Eiser] om deze te veroordelen zich binnen 24 uur bij de notaris te vervoegen voor medewerking aan de doorhaling van een hypothecaire zekerheid, op straffe van een dwangsom. De achtergrond van de zaak ligt in een eerdere echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap, waarbij [gedaagde] een geldlening aan [ex-echtgenote] moest aflossen, waarvoor hypothecaire zekerheid was gesteld op een woning. [Eiser] had zich op 26 juli 2013 bij de notaris gemeld, maar er ontstond onduidelijkheid over de ondertekening van de benodigde volmacht. [Eiser] stelde dat hij tijdig had voldaan aan de veroordeling uit het kort geding, terwijl [gedaagde] betoogde dat [Eiser] niet tijdig had meegewerkt. De rechtbank oordeelde dat [Eiser] zich tijdig had vervoegd en dat hij had voldaan aan de veroordeling, waardoor er geen dwangsommen waren verbeurd. De rechtbank verklaarde voor recht dat [Eiser] geen dwangsom verschuldigd was aan [gedaagde] en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/323053 / HA ZA 17-353 / 167 / 876
Vonnis van 7 maart 2018
in de zaak van
[Eiser],
[woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J. Engels te Vroomshoop, gemeente Twenterand,
toevoegingsnummer 2FJ0966
tegen
[gedaagde],
[woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.F. Vonk te Ede.
Partijen zullen hierna [Eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 11 januari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is gehuwd geweest met [ex-echtgenote]. Van dit huwelijk is de echtscheiding uitgesproken op 7 februari 2008, welke echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 12 maart 2008.
2.2.
In het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap is op
28 oktober 2010 een notariële akte van verdeling en levering gepasseerd tussen [gedaagde] en [ex-echtgenote]. Onder de registergoederen bevond zich onder meer een woonhuis aan de [straatnaam A] 14 te [plaats]. In de akte is aan [ex-echtgenote] wegens onderbedeling ter zake van de verdeling en levering van de registergoederen en de aandelen toebedeeld een bedrag van € 600.000,00. Ter voldoening van dit bedrag heeft [gedaagde] een bedrag van € 300.000,00 gestort op een rekening van de notaris. Voor de overige € 300.000,00 is bij dezelfde akte een geldlening overeengekomen op grond waarvan [gedaagde] dit bedrag aan [ex-echtgenote] moet aflossen in maandelijkse termijnen van € 2.500,00 over een periode van 10 jaar, ingaande op 1 december 2010.
2.3.
[Eiser] is op 31 augustus 2009 gehuwd met [ex-echtgenote]. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort de onder 2.2 vermelde vordering van [ex-echtgenote] op [gedaagde] bestaande uit de overeenkomst van geldlening alsmede de daartoe afgegeven hypothecaire zekerheid op onder meer het woonhuis aan de [straatnaam A] 14 te [plaats]. Van dit huwelijk is de echtscheiding op 18 december 2013 uitgesproken, welke echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente] op 10 januari 2014. De vordering op [gedaagde] is bij tussenbeschikking van 21 december 2015 (en nadien bevestigd bij eindbeschikking van 30 maart 2017) van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, vastgesteld op € 225.000,00 op peildatum 16 mei 2013 en toebedeeld aan [ex-echtgenote]. Wegens overbedeling moet [ex-echtgenote] hiervoor een bedrag van € 112.500,00 aan [Eiser] voldoen.
2.4.
In 2013 heeft [gedaagde] de woning aan de [straatnaam A] 14 te [plaats] verkocht. Voor de doorhaling van de op de woning rustende hypothecaire zekerheid had [gedaagde] zowel de toestemming van [ex-echtgenote] als van [Eiser] nodig. Het transport van de woning stond gepland op 29 juli 2013. Vanwege het uitblijven van de medewerking van [Eiser] aan voormelde doorhaling heeft [gedaagde] [Eiser] in kort geding gedagvaard. In het vonnis in kort geding van 12 juli 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft de voorzieningenrechter op de daartoe ingestelde vordering van [gedaagde] beslist dat van [Eiser] kon worden verlangd dat hij medewerking verleent aan de doorhaling van de hypothecaire inschrijving op de registergoederen aan de [straatnaam A] 14 te [plaats]. De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis bepaald dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [Eiser] voor elke rechtshandeling die nodig is tot doorhaling van de hypothecaire zekerheid voortvloeiende uit de akte van verdeling en levering d.d. 28 oktober 2010 op de woning aan de [straatnaam A] 14 te [plaats].
2.5.
De door [gedaagde] ingeschakelde notaris heeft de hypothecaire zekerheid niet willen doorhalen op basis van het kort gedingvonnis van 12 juli 2013. [gedaagde] heeft daarop [Eiser] opnieuw in kort geding gedagvaard. In de op 19 juli 2013 betekende dagvaarding heeft [gedaagde] gevorderd om te bepalen dat [Eiser] zich binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis vervoegd bij het notariskantoor en aldaar een onherroepelijke volmacht of akte ondertekent, inhoudende (een onherroepelijke volmacht tot) doorhaling van de hypothecaire zekerheid op de woning aan de [straatnaam A] 14 te [plaats] onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per dag.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van 25 juli 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, gewezen tussen [gedaagde] als eisende partij en [Eiser] als gedaagde partij (zaaknummer C/08/141609 / KG ZA 13-265), heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het volgende beslist:
“I. Veroordeelt [Eiser] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis zich te vervoegen bij [naam notariskantoor], gevestigd te Ede op het adres [straatnaam B] 36 bij [naam notaris], althans een kantoorgenoot van de heer [naam notaris], voor zijn medewerking tot doorhaling van de hypothecaire zekerheid op de woning aan de [straatnaam A] 14 te [plaats].
II. Bepaalt dat [Eiser] voor iedere dag dat hij geen gevolg geeft aan het onder I. bepaalde aan eisers een direct opeisbare dwangsom verbeurt van EUR 50.000,-, tot een maximum van EUR 200.000,-.
III. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding (…)
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde. ”
2.7.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 25 juli 2013 de grosse van het hiervoor bedoelde kort gedingvonnis aan [Eiser] betekend door achterlating van een gesloten envelop op het adres van [Eiser].
2.8.
Op vrijdag 26 juli 2013 is [Eiser] om 17.00 uur verschenen op het kantoor van [naam notaris].
2.9.
[naam notaris] heeft op vrijdag 26 juli 2013 om 18.55 uur een e-mailbericht gestuurd naar [gedaagde] en zijn advocaat, waarin hij hen heeft meegedeeld dat [Eiser] op die dag om 17.00 uur op zijn kantoor is verschenen en om circa 18.40 uur een onherroepelijke volmacht tot opzegging heeft getekend.
2.10.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 3 november 2016 aan [Eiser] een exploot betekend met daarin de grosse van het onder 2.6. opgenomen vonnis in kort geding gewezen door de voorzieningenrechter bij de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 25 juli 2013m met bevel om aan de inhoud van dit vonnis te voldoen alsmede tot betaling van verbeurde dwangsommen van in totaal € 200.000,00.

3.Het geschil

3.1.
[Eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat [gedaagde] met betrekking tot het tussen partijen gewezen vonnis van 25 juli 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, team kanton en handelsrecht, onder zaaknummer C/08/141609 / KG ZA 13-265, niets van [Eiser] heeft te vorderen, althans voor recht verklaart dat [Eiser] met betrekking tot voormeld vonnis aan [gedaagde] geen dwangsom(men) is verbeurd, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [Eiser], kort samengevat, het volgende ten grondslag. Hij heeft zich op 26 juli 2013 tijdig gemeld bij het notariskantoor teneinde zijn medewerking te verlenen aan de doorhaling van de hypothecaire zekerheid op de woning aan de [straatnaam A] 14 te [plaats]. De notaris had echter de juiste stukken nog niet gereed en heeft getracht om [Eiser] een algemene volmacht te laten tekenen. Deze was te ruim opgesteld, zodat [Eiser] daar bezwaar tegen heeft gemaakt. De notaris heeft vervolgens een aantal aanpassingen aangebracht, waarna [Eiser] dezelfde avond tot ondertekening van de volmacht kon overgaan. Hij heeft voldaan aan het kort gedingvonnis door zich binnen 24 uur bij de notaris te vervoegen om zijn medewerking te verlenen, zodat er geen dwangsommen zijn verbeurd. In het vonnis is immers niet bepaald dat [Eiser] binnen 24 uur de akte of een volmacht moest hebben ondertekend, aldus [Eiser].
3.3.
[gedaagde] voert, kort samengevat, aan dat [Eiser] zich weliswaar tijdig bij het notariskantoor heeft gemeld, dat wil zeggen op 26 juli 2013 voor 17.27 uur, maar dat [Eiser] op dat moment zijn medewerking niet wenste te verlenen. [Eiser] maakte ten onrechte bezwaar tegen de opgestelde volmacht, terwijl dit een gebruikelijke werkwijze betreft. Dat de bezwaren van [Eiser] ongegrond waren, blijkt ook uit het feit dat [Eiser] na uitvoerige discussie akkoord is gegaan met diezelfde volmacht voorzien van een marginale aanvulling. Het is dan ook volledig aan [Eiser] te wijten dat de volmacht niet tijdig, dat wil zeggen vóór 17.27 uur, is getekend. [Eiser] heeft aldus niet voldaan aan de hem bij kort gedingvonnis opgelegde verplichting, zodat [gedaagde] aanspraak maakt op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00, aldus [gedaagde].

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [Eiser] zich op vrijdag 26 juli 2013 om 17.00 uur heeft gemeld bij het in het kort gedingvonnis opgenomen notariskantoor en dat [Eiser] daar om 18.40 uur een onherroepelijke ‘volmacht tot opzegging’ heeft getekend.
4.2.
Verder is van belang dat het kort gedingvonnis van 25 juli 2013 een termijn behelst, namelijk binnen 24 uur na betekening van het vonnis. Hoewel [Eiser] ter zitting stelt dat het vonnis niet in persoon aan hem is betekend en dat hij er pas de dag erna (op vrijdag 26 juli 2013) kennis van heeft genomen, is tussen partijen niet in geschil dat de in het kort gedingvonnis gegeven termijn van 24 uur eindigde op 26 juli 2013 om 17.27 uur.
4.3.
Om te komen tot een beantwoording van de vraag of [Eiser] heeft voldaan aan de veroordeling in het kort gedingvonnis van 25 juli 2013 en zo niet, of er dan dwangsommen zijn verbeurd, moet eerst vastgesteld worden waaruit de veroordeling precies bestond.
4.4.
[Eiser] stelt dat de veroordeling inhield dat hij zich binnen de gegeven termijn bij de notaris moest vervoegen om zijn medewerking te verlenen. Dat heeft hij gedaan. Dat hij op dat moment nog vragen had voor de notaris en niet zomaar zonder uitleg tot ondertekening van de volmacht wilde overgaan, doet daar volgens hem niet aan af.
4.5.
[gedaagde] stelt dat de veroordeling zo moet worden uitgelegd dat het mede omvat het daadwerkelijk ondertekenen van een volmacht binnen die termijn, dit gelet op de spoedeisendheid van de zaak - het transport van de woning stond de maandag na dat weekend gepland - en de aan de veroordeling gekoppelde dwangsom.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Het dictum van een uitspraak moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot de beslissing hebben geleid (vgl. HR 21 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2553, NJ 2000/544, en HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1532). Hieruit volgt dat indien het dictum een afwijzing van het “meer of anders” gevorderde of verzochte bevat, in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot de beslissing hebben geleid, moet worden bepaald of die afwijzing betrekking heeft op een (bepaald deel van de) vordering of een (bepaald deel van het) verzoek, dan wel of de rechter die vordering of dat verzoek over het hoofd heeft gezien en de afwijzing daarop dan ook geen betrekking heeft (vgl. HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2465, NJ 2009/183).
4.7.
In de inleidende kort gedingdagvaarding van 19 juli 2013 heeft [gedaagde] in het petitum verzocht om te bepalen dat [Eiser] zich binnen 24 uur vervoegd bij het notariskantoor “en aldaar een onherroepelijke volmacht of akte ondertekent”. In het dictum van het kort gedingvonnis van 25 juli 2013 is dit laatste, te weten het ondertekenen van een onherroepelijke volmacht of akte, niet opgenomen, maar is [Eiser] veroordeeld om zich te vervoegen bij het notariskantoor “voor zijn medewerking tot doorhaling van de hypothecaire zekerheid op de woning aan de [straatnaam A] 14 te [plaats]” (rov. 2.6.). Onder punt V. van het dictum is het meer of anders gevorderde afgewezen.
4.8.
Het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 25 juli 2013 is een vervolg op een eerder tussen partijen gevoerd kort geding, dat heeft geleid tot het kort gedingvonnis van 12 juli 2013 (rov. 2.4.). In het kort gedingvonnis van 25 juli 2013 wordt ook ingegaan op dat eerdere kort gedingvonnis, dat berustte op artikel 3:300 BW (reële executie tot het verrichten van een rechtshandeling). [gedaagde] stelde dat de notaris van mening was dat hij met gebruikmaking van het vonnis van 12 juli 2013 de hypotheek niet kon doorhalen, omdat geen 100% garantie kon worden gegeven dat de te leveren woning vrij van hypotheek was in verband met de mogelijkheid van hoger beroep van dat vonnis. De inzet van het tweede kort geding was dan ook dat de in het kort gedingvonnis van 12 juli 2013 gegeven vervangende toestemming niet afdoende was en dat [Eiser] alsnog zou worden veroordeeld om persoonlijk bij de notaris mee te werken aan de doorhaling van de hypotheek. De rechtbank is van oordeel dat tegen die achtergrond bezien de in het dictum van het kort gedingvonnis van 25 juli 2013 onder I. bepaalde termijn van 24 uur ziet op het zich vervoegen bij de notaris door [Eiser] om daar zijn medewerking te verlenen aan de doorhaling van de hypotheek en niet (ook) dat binnen die termijn de volmacht diende te zijn ondertekend. Het daartoe specifiek verzochte is niet opgenomen in de veroordeling en valt onder het meer of anders gevorderde, dat is afgewezen. Vast staat dat [Eiser] zich op vrijdag 26 juli 2013 om 17.00 uur bij de notaris heeft gevoegd en daar vervolgens zijn medewerking heeft verleend aan doorhaling van de hypotheek. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de onder I. van het kort gedingvonnis van 25 juli 2014 uitgesproken veroordeling. Dat de benodigde volmacht op verzoek van [Eiser] in verband met een of meer door hem voorgestelde wijzigingen uiteindelijk om 18.40 uur door [Eiser] is ondertekend, maakt het voorgaande niet anders. De slotsom is dat [Eiser] heeft voldaan aan de veroordeling, zodat er geen dwangsom aan [gedaagde] is verbeurd. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum te vermelden.
4.9.
Het voorgaande brengt mee dat hetgeen is aangevoerd met betrekking tot het al dan niet voldoen van het betekeningsexploot aan de wettelijke vereisten onbesproken kan blijven.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Eiser] worden begroot op:
- betaald griffierecht € 78,00
- salaris advocaat
904,00(2 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 982,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [Eiser] met betrekking tot het tussen [gedaagde] als eisende partij en [Eiser] als gedaagde partij gewezen vonnis van 25 juli 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, team kanton en handelsrecht, onder zaaknummer C/08/141609 / KG ZA 13-265, aan [gedaagde] geen dwangsom(men) is verbeurd,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [Eiser] tot op heden begroot op € 982,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2018.