ECLI:NL:RBGEL:2017:6958

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
5220534 en 5547812 tussenvonnis 28-06-2017
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake arbeidszaak met betrekking tot uitzendovereenkomst en werkgeversgezag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een arbeidszaak waarin de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) als eiser optreedt tegen meerdere gedaagden, waaronder Rikla Industriële Diensten B.V., Recticel B.V. en Sprintwerkt B.V. De zaak draait om de vraag of er sprake is van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW en of er werkgeversgezag van Recticel over de werknemers van Rikla is geweest. De werknemers, die voorheen in dienst waren bij Rikla, stellen dat zij ten onrechte niet conform de cao zijn verloond en dat hun rechten zijn overgegaan naar Sprintwerkt na een overgang van onderneming. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 28 juni 2017 geoordeeld dat de werknemers en FNV de gelegenheid krijgen om bewijs te leveren van het werkgeversgezag van Recticel. De procedure is complex en omvat verschillende partijen en juridische aspecten, waaronder de beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de rol van uitzendbureaus. De kantonrechter heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5220534 \ CV EXPL 16-10608 \ 512 \ 576
5547812 \ CV EXPL 16-18739 \ 512 \ 576
uitspraak van
vonnis
in de hoofdzaak van

1.[naam/namen eiser(s)]

13. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)
statutair gezeteld en gevestigd te Amsterdam
eisende partijen in de hoofdzaak
gemachtigde mr. M.H.D. Vergouwen
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Rikla Industriële Diensten B.V.
statutair gevestigd te Kesteren
gemachtigde mr. J.S. Wurfbain
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Recticel B.V.
statutair gevestigd te Kesteren
gemachtigde mr. R. Olde
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sprintwerkt B.V.
statutair gevestigd te Opheusden
gemachtigde mr. R. van Viersen
gedaagde partijen in de hoofdzaak
en in de vrijwaringszaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Recticel B.V.
statutair gevestigd te Kesteren
eisende partij in de vrijwaringszaak
gemachtigde mr. R. Olde
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Rikla Industriële Diensten B.V.
statutair gevestigd te Kesteren
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rikla B.V.
statutair gevestigd te Kesteren
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Buts Beheer Rhenen B.V.
statutair gevestigd te Rhenen
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Buts Beheer Bennekom B.V.
statutair gevestigd te Bennekom
5.
[naam gedaagde in vrijwaring 5]
wonende te Rhenen
6.
[naam gedaagde in vrijwaring 6]
wonende te Bennekom
gedaagde partijen in de vrijwaringszaak
gemachtigde mr. S.J. Wurfbain
Eisende partijen in de hoofdzaak sub 1 tot en met 12 worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de werknemers’, dan wel ieder afzonderlijk bij naam. Eisende partij in de hoofdzaak sub 13 wordt hierna aangeduid als FNV. Gedaagde partijen in de hoofdzaak zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk Rikla, Recticel (ook in de vrijwaringszaak) en Sprintwerkt. Gedaagde partijen in de vrijwaringszaak zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk Rikla, Rikla Holding, BBR, BBB, [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] terwijl ze gezamenlijk Rikla c.s. worden genoemd.

1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 juni 2016 met producties
- de conclusie van antwoord aan de kant van Rikla met producties
- de conclusie van antwoord aan de kant van Sprintwerkt met producties
- de akte vermindering eis aan de kant van de werknemers en FNV met producties
- de conclusie van antwoord aan de kant van Recticel met producties
- het tussenvonnis van 25 januari 2017
- de brief van 27 maart 2017 aan de kant van Sprintwerkt met producties
- de comparitie van partijen, alsmede de aantekeningen aan de kant van de werknemers en FNV, Sprintwerkt, Recticel en Rikla.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 november 2016 met producties
- de conclusie van antwoord aan de kant van Rikla c.s. met producties
- het tussenvonnis van 25 januari 2017
- de comparitie van partijen, alsmede de aantekeningen aan de kant van Rikla c.s.

2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

2.1.
Recticel is een bedrijf, gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en verkopen van matrassen, duurzame isolatieproducten en soepel schuim. In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft schoonmaakbedrijf Rikla Service B.V. van Recticel opdracht gekregen om de kantoren en de algemene ruimten van de fabriek van Recticel in schoonmaakonderhoud te nemen. In de loop van de jaren zijn deze werkzaamheden uitgebreid. In 1985 kreeg Rikla Service B.V. opdracht van Recticel oude voorraad matrassen te ontdoen van veren. Een jaar later zijn de werkzaamheden van Rikla Service B.V. voor Recticel uitgebreid met het zogenaamde ‘vlokkendraaien’.
2.2.
In de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw ontvingen de directeuren van Rikla Service B.V., [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] , het verzoek de werkzaamheden voor Recticel verder uit te breiden en zich ook bezig te gaan houden met het produceren van matrassen. Dit verzoek heeft de heren [naam gedaagden in vrijwaring 5 en 6] ertoe bewogen om in 1998 Rikla op te richten. Het bij dagvaarding overgelegde uittreksel uit de Kamer van Koophandel van Rikla vermeldt als activiteiten van Rikla: “
SBI-code: 2229 - Vervaardiging van overige producten van kunststof
Het uitvoeren van diensten voor de industrie en handelsbedrijven voornamelijk het verwerken van trimfoam tot vlokken en het verpersen van balen en het verwerken en inpakken van matrassen”.
Rikla Holding is (enig) aandeelhouder en bestuurder van Rikla.
2.3.
Voor het produceren van de matrassen heeft Rikla vooral Poolse werknemers in dienst genomen. De werkzaamheden werden aanvankelijk verricht in een afgeschermd gedeelte van een loods op het terrein van Recticel onder regie en verantwoordelijkheid van [naam gedaagde in vrijwaring 6] , die fungeerde als meewerkend voorman van Rikla en die aan de medewerkers van Rikla de werkinstructies gaf. Recticel betaalde voor de matrassen nadat deze door Rikla waren geproduceerd.
2.4.
Om aan de groeiende vraag naar matrassen te voldoen, heeft Rikla steeds meer medewerkers in dienst genomen en heeft zij via uitzendbureaus ook uitzendkrachten ingeschakeld.
2.5.
Recticel heeft de vakbonden, waaronder CNV en FNV, door jaarlijks terugkerende overleggen op de hoogte gehouden over haar bedrijfsvoering en de basis waarop de werknemers van Rikla bij Recticel werden ingezet.
2.6.
Bij brief van 29 mei 2015 aan Recticel heeft Rikla de overeenkomst met Recticel opgezegd tegen 1 december 2015. Vervolgens zijn Rikla en Recticel de beëindiging van de overeenkomst per 1 juli 2015 overeengekomen.
2.7.
Op 18 juni 2015 heeft Rikla voor 12 werknemers (eisers in deze procedure) een
ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. In de aanvraag staat onder meer het volgende:

(…)Rikla Industriële Diensten B.V. (hierna: Rikla) biedt aan productiebedrijven diverse diensten die haar medewerkers uitvoeren. Sinds een aantal jaren is Recticel Nederland B.V. te Kesteren (hierna: Recticel) Rikla’s enige opdrachtgever.
Het merendeel van Rikla‘s medewerkers (39) werkt bij Recticel in de productie. Met betrekking tot deze werkzaamheden is een overeenkomst van opdracht gesloten. Een ander deel van de medewerkers (7) is werkzaam in de Trimfoam verwerking, eveneens bij Recticel, waarover tussen partijen separaat een overeenkomst is gesloten.
In het afgelopen jaar is gebleken dat de overeenkomst met betrekking tot de productiemedewerkers zowel qua rechtsverhouding als voor wat betreft de uitvoering van de werkzaamheden elementen van inlening bevat. Sinds juni 2014 heeft Recticel met medeweten van Rikla gezocht naar een contractsvorm voor de Rikla medewerkers die meer aansluit bij de feitelijke situatie.
(…)
Op 1 juli 2015 treedt de wet Aanpak Schijnconstructies in werking. Op grond van de bepalingen in die wet en andere signalen die Recticel en Rikla hebben bereikt is de tussen Recticel en Rikla overeengekomen werkwijze in terbeschikkingstelling van werknemers vanaf 1 juli 2015 niet meer toegestaan. Om die redenen hebben Rikla en Recticel de overeenkomst met betrekking tot de productiewerkers moeten beëindigen.
(…)
Rikla heeft in de productie bij Recticel 39 medewerkers ondergebracht. Parallel aan de onderhandelingen die Recticel heeft gevoerd met Tempo Team Outsourcing hebben Rikla en Recticel overleg gepleegd met uitzendbureau SprintWerkt (...).
Uiteindelijk heeft het overleg geleid tot een voorstel van Rikla en Recticel aan de 39 medewerkers gebaseerd op twee pijlers: werkbehoud en vergoeding op basis van de transitievergoeding zoals die na 1 juli 2015 geldt.
Alle medewerkers die daarvoor opteerden kunnen na 1 juli via Uitzendbureau SprintWerkt tewerk worden gesteld bij Recticel. SprintWerkt heeft de medewerkers die met de beëindigingsregeÏing instemmen een arbeidsovereenkomst aangeboden met een werkgarantie voor de duur van ten minste 12 maanden. Rikla B.V. heeft de medewerkers een ontslagvergoeding aangeboden die op individuele basis is berekend, gebaseerd op de transitievergoeding. De afspraken zijn vastgelegd in een individuele vaststellingsovereenkomst waarin is bepaald dat de arbeidsovereenkomstformeel wordt ontbonden door de bevoegde kantonrechter.
(…)
Van de 39 werknemers hebben 26 medewerkers gekozen voor de door Rikla en Recticel geboden oplossing, middels het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst en het aanvaarden van een nieuwe arbeidsovereenkomst door SprintWerkt.
(…)
2.8.
In de bij de aanvraag gevoegde werkomschrijvingen staat telkens:

(...)
Allen de kosten van de arbeid zijn voor rekening van Rikla. De kosten van het machinepark,
huisvesting, pompwagens, energie etc. zijn voor rekening van Recticel.
(...)”.
2.9.
Naar aanleiding van bij brief van 21 juli 2015 (niet overgelegd) door het UWV
gestelde vragen heeft Rikla het UWV bij brief van 27 juli 2015 (in productie 10 bij conclusie van antwoord van Sprintwerkt kennelijk abusievelijk gedateerd op 21 augustus 2015) als volgt bericht:

(…)
De heer [naam/namen] van het CNV heeft SprintWerkt bereid gevonden om Rikla werknemers, die vanaf 1 juli jl. zonder werk zouden komen te zitten, in dienst te nemen in Fase B van het Fasensysteem van artikel 17 van de cao voor uitzendkrachten.
Omdat het merendeel van de medewerkers bij Rikla een vast dienstverband had, bedong SprintWerkt dat de arbeidsovereenkomst tussen Rikla en haar medewerkers voordien rechtsgeldig zou eindigen, dat wil zeggen middels ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.
(…)
Naar het oordeel van Rikla is er geen sprake van overgang onderneming. De onderneming van Rikla heeft haar activiteiten per 31 juni 2015 beëindigd. De arbeidsovereenkomsten met 26 medewerkers zijn in onderling overleg vóór 1 juli 2015 geëindigd. Daarmee is feitelijk een einde gekomen aan de arbeidsovereenkomsten. De arbeidsovereenkomsten van de twaalf resterende medewerkers moeten nog worden opgezegd, nu deze medewerkers de vaststellingsovereenkomst niet hebben willen ondertekenen. (...)
Een onderneming die haar activiteiten heeft beëindigd, kan niet overgedragen worden. Daarbij komt dat noch Rikla, noch SprintWerkt een overgang van onderneming hebben beoogd. SprintWerkt heeft geen 26 medewerkers overgenomen, maar heeft de medewerkers van wie de arbeidsovereenkomst met Rikla op rechtsgeldige wijze was beëindigd, een nieuwe overeenkomst aangeboden.
(…).”
2.10.
Het UWV heeft de gevraagde toestemming verleend bij beslissing van 14 augustus
2015. Rikla heeft de arbeidsovereenkomsten met de werknemers vervolgens opgezegd tegen 1 oktober 2015.
2.11.
Bij dagvaarding in kort geding van 19 oktober 2015 hebben de werknemers de veroordeling van Sprintwerkt gevorderd om hen, kort gezegd, in staat te stellen hun werkzaamheden bij Recticel te hervatten, met veroordeling van Sprintwerkt tot betaling van loon vanaf 1 juli 2015 met de maximale wettelijke verhoging daarover en tot verstrekking van salarisspecificaties vanaf juli 2015, te vermeerderen met rente en kosten. De werknemers hebben aan deze vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van een overgang van onderneming van Rikla naar Sprintwerkt als bedoeld in de artikelen 7:662 e.v. BW, zodat de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de overgang van Rikla voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomsten tussen Rikla en haar werknemers van rechtswege op Sprintwerkt zijn overgegaan.
2.12.
In het vonnis in kort geding van 10 november 2015 heeft de kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter, geoordeeld dat sprake is van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW en is de vordering van de werknemers toegewezen in die zin dat Sprintwerkt is veroordeeld om, samengevat, aan ieder van de werknemers loon te betalen vanaf 1 oktober 2015, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging (met een maximum van 20%) over het over oktober 2015 gevorderde salaris. Voorts heeft de kantonrechter Sprintwerkt in voormeld vonnis veroordeeld om aan ieder van de werknemers te betalen een bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en is Sprintwerkt veroordeeld in de proceskosten. Bij arrest in kort geding van 22 maart 2016 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis in kort geding van 10 november 2015 in het principaal hoger beroep bekrachtigd en heeft het hof het incidenteel hoger beroep verworpen.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak

3.1.
De werknemers en FNV vorderen – samengevat – Rikla, Recticel en Sprintwerkt te veroordelen tot het maken van loonberekeningen, betaling van te weinig betaald salaris en het voldoen van een bedrag van € 100.000,00 ten titel van schadevergoeding aan FNV, met hoofdelijke veroordeling van Rikla, Recticel en Sprintwerkt in de proceskosten.
3.2.
De werknemers en FNV hebben, kort gezegd, het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. De werknemers waren voorheen in dienst bij Rikla en thans, wegens een overgang van onderneming, bij Sprintwerkt. Er is sprake (geweest) van onderbetaling in salaris, omdat de werknemers ten onrechte nimmer conform de van toepassing zijnde cao(‘s) door Rikla en Recticel zijn verloond. Ten onrechte is geen rekening gehouden met het arbeidsverleden dat relevant is voor de bepaling van de hoogte van het loon. FNV sluit, teneinde de belangen van de aangesloten werknemers te behartigen, cao’s af met werkgeversverenigingen en ziet toe op de naleving daarvan. Zij kan, op grond van de artikelen 15, 16 en 17 Wet CAO respectievelijk artikel 3 Wet AVV de schade, voortvloeiend uit (een) overtreding(en) van een door haar afgesloten cao, geleden door werknemers, alsmede schade geleden door zichzelf, vorderen.
3.3.
Bij akte hebben de werknemers en FNV de eis verminderd. Tussen [naam/namen] enerzijds en Sprintwerkt anderzijds is een (niet overgelegde) schikking getroffen, waardoor namens de hiervoor genoemde werknemers een eiswijziging wordt gedaan met dien verstande dat zij geen loonaanspraak meer hebben jegens Sprintwerkt. De loonvorderingen van deze werknemers jegens Rikla en Recticel worden gehandhaafd. De overige werknemers en FNV handhaven hun (loon)vordering jegens alle gedaagden, aldus de werknemers en FNV.
3.4.
Rikla, Recticel en Sprintwerkt voeren verweer waarop hierna, waar nodig, wordt ingegaan.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Gelet op de woonplaats van [naam/namen] en [naam/namen] heeft de zaak een internationaal karakter. Tussen partijen is terecht niet in geschil dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Evenmin staat ter discussie dat Nederlands recht moet worden toegepast.
4.2.
Tussen partijen is niet in debat dat Rikla met ingang van 1 juli 2015 haar bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt en dat de werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van Rikla zijn geweest. Het geschil tussen partijen spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of Rikla met Recticel een uitzendovereenkomst heeft gesloten voor de door de werknemers ten behoeve van Recticel uitgevoerde werkzaamheden.
4.3.
In artikel 7:690 BW is de uitzendovereenkomst gedefinieerd als de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde.
4.4.
De werknemers en FNV stellen dat in het geval van Rikla aan de wettelijke definitie van de uitzendovereenkomst is voldaan. Rikla, Recticel en Sprintwerkt betwisten dat daaraan is voldaan, in het bijzonder ook met betrekking tot het element in de definitie dat de arbeid is verricht onder toezicht en leiding van de derde (de opdrachtgever, in casu Recticel).
4.5.
Bij de totstandkoming van artikel 7:690 BW is in de parlementaire stukken niet toegelicht wat moet worden verstaan onder het begrip ‘toezicht en leiding van de derde’. De kantonrechter zal daarvoor aansluiting zoeken bij het gezagsvereiste als bedoeld in artikel 7:610 BW (HR 4 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2356 en HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2757). Beantwoord dient derhalve te worden de vraag of sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel (als opdrachtgeefster van Rikla) over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van deze opdrachtgeefster in de zin van artikel 7:690 BW. Of kan worden gesproken van dergelijk werkgeversgezag is voorts een feitelijke vraag, in die zin dat het gaat om feitelijk werkgeversgezag. Aan de hand van feiten en omstandigheden moet worden vastgesteld bij wie toezicht en leiding lagen.
4.6.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de stelplicht en de bewijslast van de voor de beslissing van deze zaak relevante feiten en omstandigheden op de werknemers en FNV als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan, te weten dat Rikla onder de werkingssfeer valt van de cao’s, hetgeen een voorwaarde is voor de toewijsbaarheid van de vorderingen van de werknemers en FNV.
4.7.
De werknemers en FNV beroepen zich betreffende de vraag naar het werkgeversgezag voor de feitelijke gang van zaken op de als productie 14 bij dagvaarding overgelegde aan FNV afgelegde verklaringen van [naam/namen] , alsmede op de door Rikla in het ontslagtraject bij het UWV overgelegde werkomschrijvingen (bijlage 5 van productie 10 bij dagvaarding). Uit de in het geding gebrachte verklaringen blijkt volgens de werknemers en FNV dat Recticel steeds heeft bepaald hoeveel werknemers zij nodig had, dat Recticel de werkzaamheden heeft aangestuurd en heeft gefungeerd als aanspreekpunt ten aanzien van vakantie en verlof. Bovendien, zo stellen de werknemers en FNV, volgt uit de verklaringen dat slechts incidenteel een leidinggevende of coördinator van Rikla op de werkvloer aanwezig was en dat, indien aanwezig, de desbetreffende leidinggevende of coördinator uiteindelijk weer werd aangestuurd door Recticel en dat Recticel de inhoud en wijze van uitvoering van het werk bepaalde van de werknemers van Rikla. Daarbij komt dat de werknemers van Rikla exact dezelfde werkzaamheden hebben uitgevoerd als het personeel van Recticel. Voormelde werkomschrijvingen tonen volgens de werknemers en FNV aan dat de werknemers van Rikla zeer eenvoudig werk hebben verricht, dat alleen de kosten voor arbeid voor rekening van Rikla waren en dat is gewerkt op uur/factuurbasis.
4.8.
Volgens Rikla, Recticel en Sprintwerkt is vanaf 2010 tot op zekere hoogte weliswaar een vergroeiing ontstaan van de productie van Rikla met de productie van Recticel, maar was de feitelijke gang van zaken – mede in het licht van hetgeen hiervoor onder 2.1 tot en met 2.5 is weergegeven – niet zodanig dat kan worden geconcludeerd dat de werknemers van Rikla de arbeid hebben verricht onder toezicht en leiding van Recticel als bedoeld in artikel 7:690 BW. Rikla, Recticel en Sprintwerkt voeren aan dat de werknemers van Rikla werden ingezet in de productie en de schoonmaak op de snijafdeling, de assemblageafdeling en de expeditieafdeling van Recticel. De meeste werkzaamheden die werknemers van Rikla uitvoerden, werden niet tevens verricht door werknemers van Recticel. Het betrof de werkzaamheden inzake trimfoam, vlokkendraaien, mobius, inpakken van matrassen, uitpakkers, sorteren van pallets, lijmwals hotmelt, lijmwas saba en lijmwals boor/freeslijn en de boorfreeslijn op de onderverdieping. Volgens Rikla en Recticel heeft alleen Rikla ter zake van voormelde werkzaamheden gezorgd voor de planning en aansturing van de werknemers van Rikla en was een leidinggevende dan wel een voorman/-vrouw van Rikla tijdens de uit te voeren werkzaamheden steeds aanwezig op de werkvloer van Recticel.
4.9.
Volgens Rikla werden slechts de werkzaamheden ter zake van contouren en afhalers/korters uitgevoerd door werknemers van zowel Rikla als Recticel. De werknemers van Rikla voerden deze werkzaamheden in de regel zelfstandig uit. De werknemers van Rikla en die van Recticel werkten naast elkaar, maar niet met elkaar. Voor contouren werd de planning door Rikla aangeleverd, terwijl Rikla en Recticel gezamenlijk de planning voor afhaler/korters verzorgden. Ook ter zake van de werkvoorbereiding werden zowel medewerkers van Rikla als medewerkers van Recticel ingezet. Bij de werkvoorbereiding werd zonder direct leidinggevende gewerkt, aldus telkens Rikla. De leidinggevenden en voormannen/-vrouwen van Rikla betrokken bij werkzaamheden van Rikla die niet plaatsvonden op een afgeschermd gedeelte van het terrein Recticel waren volgens Rikla, Recticel en Sprintwerkt sinds 2012/2013 herkenbaar aan een groen hesje. Rikla voert verder aan dat slechts tussen 10% en 20% van het totale werk werd afgerekend op uurbasis. Dit gold voor Mobius, pallets sorteren, de boorfreeslijn en de werkvoorbereiding. Voor de overige werkzaamheden stelt Rikla per kilo of per stuk te zijn betaald. De administratie op basis waarvan aan Recticel werd gefactureerd is, zo voert Rikla aan, grotendeels bijgehouden door Rikla, maar in sommige gevallen is uitgegaan van de gegevens van Recticel. De werknemers van Rikla moesten de opname van vakantiedagen en verlof regelen met Rikla en Rikla bepaalde het werktempo van haar werknemers, aldus Rikla.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigen de thans vaststaande feiten – mede gezien de ter comparitie door [naam gedaagde in vrijwaring 6] afgelegde verklaring – niet de conclusie dat sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel als opdrachtgeefster van Rikla over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van deze opdrachtgeefster in de zin van artikel 7:690 BW en dat Rikla dus valt onder de werkingssfeer van de cao’s. De overige door de werknemers en FNV gestelde feiten en omstandigheden acht de kantonrechter, indien bewezen, echter voldoende om hierover in deze zaak anders te kunnen oordelen. Daarom is het aan de werknemers en FNV, als de partijen op wie in dit verband de bewijslast rust, om hun stelling te bewijzen dat sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van Recticel in de zin van artikel 7:690 BW. De kantonrechter zal hen, overeenkomstig hun bewijsaanbod, toelaten tot het leveren van dat bewijs.
4.11.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De vordering en het verweer in de vrijwaringszaak

5.1.
Recticel vordert – samengevat – de veroordeling van Rikla c.s. tot al hetgeen waartoe Recticel in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Rikla c.s. in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak. Voorts vordert Recticel een verklaring voor recht dat Rikla Holding, BBR, BBB, [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor de vordering van Recticel op Rikla, voor zover deze niet door Rikla wordt voldaan, alsmede de hoofdelijke veroordeling van Rikla Holding, BBR, BBB, [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] tot al hetgeen waartoe Recticel in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Rikla Holding, BBR, BBB, [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak.
5.2.
Recticel heeft, kort weergegeven, aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat, mocht de vorderingen van de werknemers en FNV tegenover haar geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, Rikla op grond van de dienstverleningsovereenkomst tussen Rikla en Recticel van 10 januari 2014 gehouden is Recticel te vrijwaren voor de aanspraken van de werknemers en FNV. Voor zover blijkt dat Rikla geen verhaal biedt, zijn Rikla Holding, BBR, BBB, [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] als onmiddellijk dan wel middellijk bestuurder van Rikla ex artikel 6:162 BW en artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk jegens Recticel. Subsidiair zijn [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] op grond van artikel 6:162 BW hoofdelijk aansprakelijk tegenover Recticel, omdat zij in strijd hebben gehandeld met een op hen persoonlijk rustende zorgvuldigheidsverplichting.
5.3.
Rikla, Rikla Holding, BBR, BBB, [naam gedaagde in vrijwaring 5] en [naam gedaagde in vrijwaring 6] voeren verweer waarop hierna, waar nodig, wordt ingegaan.

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak

In afwachting van de bewijslevering in de hoofdzaak zal iedere verdere beslissing in de vrijwaringszaak worden aangehouden.

7.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
7.1.
stelt de werknemers en FNV in de gelegenheid feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel als opdrachtgeefster van Rikla over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van deze opdrachtgeefster in de zin van artikel 7:690 BW;
7.2.
bepaalt dat de werknemers en FNV zich op de rolzitting van
12 juli 2017schriftelijk kunnen uitlaten over de vraag hoe zij het bewijs willen leveren;
7.3.
bepaalt dat, als de werknemers en FNV bewijs willen leveren door middel van schriftelijke stukken, zij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting over moeten leggen;
7.4.
bepaalt dat de werknemers en FNV, als zij bewijs door getuigen willen leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moeten opgeven met de verhinderdata van henzelf, hun gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
7.5.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
7.6.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de vrijwaringszaak
7.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op