In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Centra voor Integrale Revalidatie en Arbeidactivering Nederland (Ciran) en de coöperatie VGZ U.A. (VGZ). Ciran vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat VGZ op haar vorderingen had gelegd. VGZ had dit beslag gelegd ter zekerheid van een vordering van € 22.960.098,00, die voortkwam uit vermeende onverschuldigde betalingen aan Ciran. Ciran, een zorginstelling die medisch specialistische revalidatiezorg verleent, stelde dat VGZ misbruik maakte van haar bevoegdheid om beslag te leggen, en dat het beslag haar onevenredig schaadde.
De rechtbank oordeelde dat VGZ niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van haar vordering had blijk gegeven, en dat het eigenbeslag gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter overwoog dat VGZ, gezien de omstandigheden, het recht had om beslag te leggen om haar vordering veilig te stellen. De rechtbank weegt daarbij de belangen van beide partijen, waarbij het risico van insolventie van Ciran een belangrijke rol speelde. De vorderingen van Ciran werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie vorderde VGZ toestemming om de openstaande declaraties van Ciran te beoordelen en zo nodig niet te betalen. De rechtbank oordeelde dat VGZ geen belang had bij deze vordering, omdat het beslag niet werd opgeheven. Ook deze vordering werd afgewezen, en VGZ werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Ciran.