In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaar van een onroerende zaak die als café wordt geëxploiteerd, en de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en de aanslagen onroerendezaakbelasting (ozb) en rioolheffing, die zijn vastgesteld op respectievelijk € 320.000, € 1.903,04 en € 265,60. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tarieven van gemeentelijke heffingen voor eigenaren in de afgelopen jaren sterk zijn gestegen, terwijl huurders zijn ontzien. Eiseres stelt dat deze belastingstijging onevenredig is en dat de gemeente inkomenspolitiek voert door eigenaren zwaarder te belasten.
De rechtbank heeft overwogen dat de verordeningen niet in strijd zijn met de wet, ondanks de hoge stijging van de tarieven. De rechtbank oordeelt dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om tarieven vast te stellen en dat de heffingen niet willekeurig of onredelijk zijn. De rechtbank wijst erop dat de WOZ-waarde niet in geschil is en dat de gemeenteraad niet met elke individuele omstandigheid rekening hoeft te houden. Eiseres heeft geen grond voor haar verzoek om nadeelscompensatie kunnen aanvoeren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om nadeelscompensatie af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.