In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2017 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor ontslag onder toekenning van een stimuleringspremie (variant A) door de Staatssecretaris van Financiën. Eiser, die sinds 1972 werkzaam was bij de Belastingdienst, had op 10 maart 2016 een aanvraag ingediend voor ontslag met ingang van 29 september 2016, maar deze werd afgewezen. De verweerder stelde dat eiser al in 2015 had besloten de Belastingdienst te verlaten en dat er geen noodzaak was voor een stimuleringspremie. Eiser voerde aan dat verweerder geen beleidsvrijheid had om zijn aanvraag af te wijzen en dat hij geen ontslagverzoek had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing onterecht was, omdat de Regeling Belastingdienst dwingend voorschrijft dat een stimuleringspremie moet worden toegekend indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.