ECLI:NL:CRVB:2017:1836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een stimuleringspremie in het kader van vrijwillig ontslag bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die sinds 1 december 1973 werkzaam was bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, had verzocht om ontslag per 1 augustus 2014 in het kader van de Regeling flexibel pensioen en uittreden (Regeling FPU). Na zijn ontslagverzoek had hij een aanvraag ingediend voor een stimuleringspremie, bedoeld om medewerkers te prikkelen om vrijwillig ontslag te nemen. De minister heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat de appellant al ontslag had genomen voordat de vrijwillige fase van het Van Werk Naar Werk (VWNW) beleid was afgekondigd. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelde dat de minister de aanvraag om de stimuleringspremie terecht had afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de criteria voor de premie. De Raad benadrukte dat de stimuleringspremie bedoeld is om medewerkers te motiveren om vrijwillig ontslag te nemen, en dat de aanvraag van de appellant niet in overeenstemming was met deze doelstelling. De Raad verwierp ook het beroep van de appellant op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen duidelijke toezegging was gedaan door de minister of zijn leidinggevende over de toekenning van de premie. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt duidelijkheid over de toepassing van de regelgeving omtrent stimuleringspremies in het kader van vrijwillig ontslag.