Op 12 april 2016 heeft verweerder het parkeerbesluit genomen. In dat besluit is verweerder van het bestemmingsplan afgeweken. Omdat dit besluit een wijziging is van het bestreden besluit I is het beroep van eisers, voor zover ontvankelijk, op de voet van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege ook tegen dit parkeerbesluit gericht.
Eisers hebben betoogd dat zij ook met dit parkeerbesluit niet kunnen instemmen, omdat de wettelijke grondslag van dit besluit niet duidelijk is.
De rechtbank volgt dit betoog. In het parkeerbesluit wordt naar artikel 28.2.3 van het bestemmingsplan gewezen als wettelijke basis, maar dat artikel geeft enkel de mogelijkheid om af te wijken van de in het bestemmingsplan opgenomen parkeernormen en aldus geen basis om van de bestemming af te wijken, zoals verweerder heeft beoogd. Voorts wordt in het parkeerbesluit verwezen naar artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten tweede, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), maar wordt niet nader toegelicht welke bepalingen van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) van toepassing zijn. Ook desgevraagd kon verweerder deze bepaling niet noemen. Kortom, de rechtbank is van oordeel dat niet duidelijk is op welke wettelijke grondslag het parkeerbesluit is gebaseerd. De beroepen van eisers tegen het parkeerbesluit zijn daarom gegrond en dit besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat het parkeerbesluit is gebaseerd op de artikelen 5.4.1 en 5.4.2 van de planvoorschriften. Deze in rechtsoverweging 2.4 geciteerde voorschriften maken het mogelijk dat verweerder kan afwijken van de bestemmingsomschrijving van artikel 5.1, om, zakelijk gesteld, bedrijven aangemerkt als categorie 1 en 2 bedrijven dan wel bedrijven met een vergelijkbare ruimtelijke uitstraling, mogelijk te maken.
De rechtbank is van oordeel dat de artikelen 5.4.1 en 5.4.2 van de planregels geen grond bieden om in afwijking van artikel 5.1 van de planregels een parkeerterrein mogelijk te maken voor een supermarkt. Deze artikelen maken het namelijk alleen mogelijk om van de bestemming af te wijken voor de vestiging van een bedrijf. En een supermarkt is echter geen bedrijf in de zin van het bestemmingsplan. In de definitiebepaling van artikel 1 van de planregels is immers bepaald dat een bedrijf een onderneming is waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen. Een supermarkt is dat niet. Artikel 5.1 geeft dan ook geen grondslag om af te wijken van het bestemmingplan voor (een parkeerterrein bij) een supermarkt. Daarbij komt voorts nog dat verweerder niet van het bestemmingsplan afwijkt om de vestiging van een supermarkt mogelijk te maken, maar om een parkeerterrein bij een supermarkt mogelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn artikel 5.4.1 en 5.4.2 van de planregels niet bedoeld om bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken. Daarom bieden deze artikelen geen wettelijke basis voor het parkeerbesluit.
Kortom, verweerder heeft ook ter zitting geen deugdelijke grondslag kunnen geven voor het parkeerbesluit, zodat geen aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand te laten.